1 / 43

Ontvanger prikkel = receptor

Ontvanger prikkel = receptor. Zenuwstelsel = conductor = geleider. Effector. - Geeft informatie in lichaam door - Coördinerende functie. Indeling op basis van:. Bouw en ligging organen : Centraal zenuwstelsel : hersenen + ruggenmerg Perifeer zenuwstelsel : Hersenzenuwen

cricket
Download Presentation

Ontvanger prikkel = receptor

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Ontvanger prikkel = receptor Zenuwstelsel = conductor = geleider Effector - Geeft informatie in lichaam door - Coördinerende functie

  2. Indeling op basis van: • Bouw en ligging organen: • Centraal zenuwstelsel: • hersenen + ruggenmerg • Perifeer zenuwstelsel: • Hersenzenuwen • Ruggenmergzenuwen • grensstrengen • Functie: • Animaal zenuwstelsel: • Regelt interactie tussen individu en omgeving • Autonoom zenuwstelsel: • Controleert onbewuste levensprocessen

  3. Functie: zenuwimpulsen opvangen en geleiden • Bouw: • Cellichaam celkern + cytoplasma • Uitlopers  cytoplasma • Dendrieten = korte vertakte uitlopers • Transport zenuwimpulsen naar cellichaam • Axon = 1 lange uitloper • Transport weg van cellichaam Impulsgeleiding =éénrichtingsverkeer

  4. Myelineschede: - Vetachtig laagje rond axonen - Vorming door cellen van Schwann - Knopen van Ranvier

  5. Soorten neuronen volgens de richting van impuls: - Afferente (aanvoerende) = sensorische neuronen - Efferente (afvoerende) = motorische neuronen - Schakelneuronen geleiden zenuwimpulsen binnen het CZS

  6. Verband tussen neuron en zenuw: Zenuwvezels (lange uitlopers van neuronen) Zenuwbundel bindweefselschede Zenuw bindweefselmantel Soorten zenuwen: - Sensorische: zenuwvezels van afferente neuronen - Motorische: zenuwvezels van efferente neuronen - Gemengde: zenuwvezels van afferente en efferente

  7. Verband tussen neuron en witte/grijze stof Witte stof  gemyeliniseerd Grijze stof  niet gemyeliniseerd (cellichamen/dendrieten)

  8. Rol in werking + instandhouding neuronen = steuncellen in het perifeer zenuwstelsel Functie: vorming myelineschede rond axonen van perifere zenuwen - Impulsgeleiding verbeteren - Zenuwvezels isoleren Normale myelineschede Beschadigde myelineschede

  9. Neuronen samen + op hun plaats houden • Neuronen beschermen en isoleren • Beschadigde/dode neuronen opruimen • Neuronen voorzien van voedinsstoffen en zuurstofgas en afvalstoffen verwijderen

  10. Rustpotentiaal

  11. Depolarisatie • Drempelwaarde • Zenuwimpuls • Actiepotentiaal • Impulsgeleiding

  12. Afhankelijk van: • Dikte axon • Dikte myelineschede • Sprongsgewijze impulsgeleiding !

  13. Neuro-transmissie 1 richting!

  14. Stimulerende drugs: • Amfetamines • Stimulatie neurotransmitter afgave • Stimulatie impulsoverdracht • Hallucinogene drugs: • Verstoring zenuwstelsel • Hallucinaties Neveneffecten: Angst, paniek, depressie, lichamelijke schade, sociale gevolgen, …

  15. Hersenen + ruggenmerg Grote hersenen Hersenbalk Tussenhersenen Hersenstam Kleine hersenen Hersenvliezen Hersenholten (ventrikels)

  16. Bouw van ruggenmerg

  17. - met ruggenmergvocht

  18. bescherming van ruggenmerg • → schokken dempen • → voeding en zuurstof

  19. 5.2 Bouw van het perifeer zenuwstelsel 5.2.1 hersenzenuwen • verbonden met zintuigen • en spieren van hoofd • - zwervende zenuw

  20. 5.2.2 Ruggenmergzenuwen • zenuwen vertakken • - ganglion

  21. 5.2.2 Grensstrengen • inwendige organen • zijkant wervelkolom

  22. 6. Informatieverwerking in de hersenen 6.1 Hersencentra • bepaald hersenschorsgebied bestaande uit groep • cellichamen van neuronen

  23. 6.2 Centra in de grote hersenen • verhoudingen afhankelijk van • nauwkeurigheid waarmee spieren • kunnen bewegen 6.2.1 Motorische centra - primair motorische centra: beweging of motoriek

  24. 6.2 Centra in de grote hersenen 6.2.1 Motorische centra • secundair motorische centra: geheugen van motorische • vaardigheden

  25. 6.2 Centra in de grote hersenen • verhoudingen afhankelijk van • gevoeligheid van lichaamsdelen 6.2.2 Sensorische centra • primaire sensorische centra: zintuiglijke waarnemingen

  26. 6.2 Centra in de grote hersenen 6.2.2 Sensorische centra • secundaire sensorische centra: ervaring, • herinneringsgebieden

  27. 6.2.3 Overeenkomsten en verschillen tussen 2 hemisferen • overeenkomstige zones en functies • verschillen in functies • verbinding via hersenbalk 6.2.4 Limbisch systeem • geheel van hersengebieden in • centrum van hersenen • verwerking emotie, motivatie, • genot en emotioneel geheugen

  28. 6.3 Centra in andere hersendelen 6.3.1 Centra in kleine hersenen • evenwichtscentrum • bewegingen bijsturen 6.3.2 Centra in tussencentra • thalamus: schakelstation tussen sensorische neuronen en grote hersenen (concentratie) • hypothalamus: invloed op hypofyse – andere centra (dorst, honger, temperatuur) 6.3.3 Centra in hersenstam - automatische lichaamsfunctie: reflex

  29. 7. Zenuwbanen • traject afgelegd door een zenuwimpuls 7.1 Reflexboog • snelle, ongewilde reactie • traject afgelegd door impuls bij een reflex van prikkel tot • reactie = reflexboog

  30. dezelfde kant lichaam • niet kruisen van CZ

  31. dezelfde kant lichaam • niet kruisen van CZ

  32. 7. Zenuwbanen • niet dezelfde kant lichaam • kruisen van CZ 7.2 Gewilde bewegingen • uit het motorisch centrum

  33. 8. Animaal en autonoom zenuwstelsel • indeling op basis van functies 8.1 Animaal zenuwstelsel • onder invloed van wil • interactie van individu met omgeving • grote en kleine hersenen, ruggenmerg, sensorische en • motorische zenuwen + skeletspieren

  34. 8.2 Autonoom zenuwstelsel • niet onder invloed van wil • onafhankelijk van • grote hersenen… • werking hart, bloedvaten… • zenuwen van hersenstam • en ruggenmerg • gladde spieren, hartspier • en klieren • verdere indeling: • parasympathisch en sympathisch

  35. 8.2 Autonoom zenuwstelsel 8.2.1 Sympathisch zenuwstelsel • actief zijn • stimuleren van lichaamsactiviteiten • ruggenmerg en grensstrengen

  36. 8.2 Autonoom zenuwstelsel 8.2.2 Parasympathisch zenuwstelsel • terug in rusttoestand • stimuleren ↔ remmen • zwervende zenuw & bekkenzenuw 8.2.3 Antagonistische werking van beide stelsel • nauwkeurig op • elkaar afgesteld • stimuleren ↔ remmen

More Related