1 / 23

INHALATIE TECHNIEK & THERAPIETROUW

INHALATIE TECHNIEK & THERAPIETROUW. Barend van Duin Huisarts/CAHAG, 2009. VOORDEEL INHALATIE THERAPIE. Lage dosis (10% oraal) onafhankelijk van resorptie snel effect bronchodilatatie flexibel te doseren relatief weinig bijwerkingen grote therapeutische breedte. SOORT INHALATIE APPARAAT.

danil
Download Presentation

INHALATIE TECHNIEK & THERAPIETROUW

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. INHALATIE TECHNIEK & THERAPIETROUW Barend van Duin Huisarts/CAHAG, 2009

  2. VOORDEEL INHALATIE THERAPIE • Lage dosis (10% oraal) • onafhankelijk van resorptie • snel effect bronchodilatatie • flexibel te doseren • relatief weinig bijwerkingen • grote therapeutische breedte

  3. SOORT INHALATIE APPARAAT • dosis-aërosol (evt. ‘breath actuated’) • dosis-aërosol met kleine of grote voorzetkamer • poederinhalator single dose v.s. multi dose • Respimat • (vernevelaar)

  4. VOORZETKAMERS • inhoud groot 750 ml klein 180-350 ml • electrostatische lading metaal/plastic • masker of mondstuk

  5. HOEVEEL IN LONGEN KOMT IS AFHANKELIJK VAN: • kracht bij inademen • grootte deeltjes • interne weerstand apparaat • onderweg neerslaan • toestand luchtwegen (mate van obstructie)

  6. DEELTJESGROOTTE relatie deeltjes-grootte en longdepositie: • > 10 mu voornamelijk in de oropharynx • > 8 mu niet direct therapeutisch effect • 2-5 mu inde kleinere luchtwegen • < 1,2 mu deels weer uitgeademd

  7. DEELTJESGROOTTE EN FLOW • Terbutaline DPI 30 l/min MMAD 7,8 mu 60 l/min MMAD 3,8 mu (Ross et al, J.Aer.Med, vol. 9, nr. 2, 1996) En bij lage flow ook veel grotere spreiding in deeltjesgrootte Conclusie: de op te brengen flow speelt een belangrijke rol in de effectiviteit !! (krachtig inademen dus)

  8. NEERSLAAN ‘HOGEROP’ NEEMT TOE DOOR • slechte coordinatie (dosisaerosol) • te geringe inspiratoire flow (poederinhalator)

  9. DOSIS AEROSOL SEC IS GEEN GOEDE KEUZE! • hand/mond/inhalatie coördinatie moeilijk • ‘breath actuated’ inhalator evt. • langzaam inademen • maar hoe dan ook neerslaan in mond 70-95% van de dosis • hoge uitstroomsnelheid, veel ‘vliegt uit de bocht’

  10. DOSIS-AEROSOL MET INHALATIEKAMER • rustig en langzaam in en uitademen • binnen 20 sec inhaleren • één puf per keer • klein kind (< 4 jaar): 10x • groter kind/volwassene (> 4 jaar): 5x

  11. POEDERINHALATOR (1) • geschikt vanaf 6 jaar • voorkeur voor nauw inhalatiekanaal • krachtig inhaleren, minimale flow van 60 l/min nodig • daarom dan ook minder geschikt bij ernstige benauwdheid!!!

  12. TYPEN POEDERINHALATOREN • Veel gebruikt: 1) single dose Handihaler inh.Ingelheim cyclohaler 2) multi dose (diskhaler) diskus turbuhaler

  13. 0-4 JAAR • dosis-aerosol met kleine voorzetkamer en masker

  14. 4-6 JAAR Dosis-aerosol met voorzetkamer: • bij voorkeur een grote • bij voorkeur een mondstuk

  15. OUDER DAN 6 JAAR 1) poederinhalator: • kleine uitstroomopening • bij voorkeur multidose 2) dosis-aerosol met voorzetkamer: • bij voorkeur een grote • bij voorkeur een mondstuk

  16. Therapietrouw & inhalatietechniek • “Blauw” i.p.v. “rood of paars” • 50 % therapie-ontrouw t.a.v. Inhalatiesteroiden

  17. Fouten bij inhalatietechniek

  18. Fouten inhalatietechniek • dosisaerosolen meer fouten dan poederinhalatoren (Buckley, 1989) Mogelijkheden • checklist en instructiekoffer Astma Fonds • tijd: 2 minuten beoordelen en 3 min. instructie, controle beoordeling 2 minuten • afspraken met apotheek • eigen medicatie mee laten nemen

  19. BEVORDEREN THERAPIETROUW • 1. Het leggen en onderhouden van een (werk)relatie met de patient • 2. Het expliciet vragen naar het feitelijk gebruik van medicatie • 3. Oog hebben voor weerstanden en bedenkingen en deze bespreken • 4. Concrete afspraken maken

  20. 1. Een werkrelatie leggen en onderhouden • Contact leggen in begin consult ( aankijken, hand geven, open houding) • In gesprek ruimte bieden voor verbale en non verbale signalen van patiënt • Empathische basishouding • Ook bij geven advies/uitleg/info in contact blijven met patient! ( niet alleen ‘zenden’)

  21. 2. Expliciet vragen naar feitelijk gebruik medicatie • In huisartsconsulten slechts in 8% van de consulten vraag hiernaar! ( meer bij POH?) • Vriendelijk vragen naar feitelijk gebruik (niet confronterend of moraliserend!) • Doorvragen tot helder is hoe de patiënt het doet en wanneer en waarom de medicatie (niet) gebruikt wordt

  22. 3. Weerstanden en bedenkingen bespreken • Wat in de weg zit om therapietrouw te zijn: • Emoties • Gedachten (cognities, (voor)oordelen) • Praktische problemen • Wat ermee doen: Ruimte voor emoties bieden, onjuiste denkbeelden bespreken en juiste info hier tegenover stellen; meedenken over oplossingen voor praktische problemen

  23. 4. Concrete afspraken maken • Tast af/bespreek waartoe de patient bereid is (onderhandel zo nodig!) • Doe een voorstel ( evt. een compromis!) en laat de patiënt hier expliciet zijn/haar fiat aan geven • Herhaal zo concreet mogelijk de afspraak: voor de komende ….(aantal dagen/weken) gaat u dus.. Accoord? • Maak een controleafspraak en bespreek daarin hoe dit gegaan is!

More Related