1 / 8

6.2 Oefeningen optatief (2)

6.2 Oefeningen optatief (2). 6.2 a 1. lu-o-i-mi lu-o-i-men poie-o-ih-n poie-o-i-men tima-o-ih-n tima-o-i-men. dido-ih-n dido-i-men e-ijh-n e-ij-men 2. contracte + athematische: - ih- in het enk. 6.2 b 1. opt. aor. hij zou verbergen 2. opt. pres. ze zouden aanwezig zijn

elani
Download Presentation

6.2 Oefeningen optatief (2)

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript

  1. 6.2 Oefeningen optatief (2)

  2. 6.2 a 1. lu-o-i-mi lu-o-i-men poie-o-ih-n poie-o-i-men tima-o-ih-n tima-o-i-men

  3. dido-ih-n dido-i-men e-ijh-n e-ij-men 2. contracte + athematische: -ih- in het enk.

  4. 6.2 b 1. opt. aor. hij zou verbergen 2. opt. pres. ze zouden aanwezig zijn 3. opt. pres. ze zouden maken 4. opt . pres. ik zou plaatsen 5. opt. pres. hij zou afwezig zijn 6. opt. pres. ze zouden durven

  5. 7. opt. aor. hij zou doen, handelen 8. opt. fut. ze zouden wonen 9. opt. aor. ze zouden redden 10. opt. pres. ze zouden waard achten 11. opt. aor. ze zouden wegnemen 12. opt. aor. ze zouden plaatsen

  6. 6.2 g reserve 1. opt. aor. ze zouden zenden 2. opt. pres. ze zouden nemen 3. opt. aor. hij zou ordenen 4. opt. fut. ze zouden geven 5. opt. pres. we zouden afwezig zijn 6. opt. pres. ze zouden weggaan

  7. 6.2 d 1. ind. fut. we zullen losmaken 2. opt. fut. we zouden losmaken 3. conj. aor. we maken los 4. ind. aor. we hebben losgemaakt 5. conj. pres. hij kan 6. opt. pres. hij zou kunnen

  8. 7. ind. pres. ze kunnen 8. conj. pres. ze kunnen 9. ind. fut. hij zal helpen 10. inf. aor. helpen/geholpen worden 11. opt. aor. hij zou helpen 12. opt. pres. ze zouden helpen

More Related