1 / 16

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling. Volg de weg!. Is het werkwoord een persoonsvorm?. Ja Neen. Doe dan het volgende. Schrijf het werkwoord zoals je andere woorden zou schrijven. Hoor je op het einde van het woord een ‘t’-klank, dan verleng je het woord. Zo hoor je of je een ‘t’ of een ‘d’ moet schrijven.

elroy
Download Presentation

Werkwoordspelling

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Werkwoordspelling Volg de weg!

  2. Is het werkwoord een persoonsvorm? • Ja • Neen

  3. Doe dan het volgende • Schrijf het werkwoord zoals je andere woorden zou schrijven. • Hoor je op het einde van het woord een ‘t’-klank, dan verleng je het woord. • Zo hoor je of je een ‘t’ of een ‘d’ moet schrijven. • Voorbeeld: • Ik heb vandaag gevoetbal_. • Gevoetbald is een werkwoordsvorm. • Gevoetbald is geen persoonsvorm. • Ik maak het woord langer: gevoetbalde • Ik hoor een ‘d’ en schrijf ze dan ook. • Ik heb vandaag gevoetbald. Terug naar de startpagina

  4. Staat de persoonsvorm in de tegenwoordige of in de verleden tijd. • Tegenwoordige tijd • Verleden tijd

  5. Staat het onderwerp in het enkelvoud of in het meervoud? • Enkelvoud • Meervoud

  6. Is het onderwerp ‘ik’? • Ja • Neen

  7. Is het onderwerp ‘jij’ of ‘je’ en staat het achter de persoonsvorm? • Ja • Neen

  8. Doe het dan zo: • Zoek de stam van het werkwoord. • Schrijf er een ‘t’ achter. • Voorbeeld: • Jij wor__ vandaag 15 jaar. • Stam van het werkwoord is word. • Stam + t = wordt • Jij wordt vandaag 15 jaar. Terug naar de startpagina

  9. Doe het dan zo: • Schrijf de stam van het werkwoord • Voorbeeld: • Ik wor__ vandaag 15 jaar. • Stam van het werkwoord is word. • Ik word vandaag 15 jaar. • Of • Wor__ jij vandaag 15 jaar? • Stam van het werkwoord is word. • Word jij vandaag 15 jaar ? • Opgelet! • Wordt je broer vandaag 15 jaar. Terug naar de startpagina

  10. Doe het dan zo: • Schrijf de infinitief van het werkwoord. • Voorbeeld: • Wij wor__ vandaag 15 jaar. • Infinitief van het werkwoord is worden. • Wij worden vandaag 15 jaar. Terug naar de startpagina

  11. Doe het dan zo: • Schrijf wat je hoort of wat je weet. • Voorbeeld: • Jij _____ gisteren 15 jaar. • In de verleden tijd verandert het werkwoord van klank. • Jij werd vandaag 15 jaar. Terug naar de startpagina

  12. Doe het dan zo: • Schrijf wat je hoort of wat je weet. • Voorbeeld: • Jij _____ gisteren 15 jaar. • In de verleden tijd verandert het werkwoord van klank. • Jij werd vandaag 15 jaar. • Wij _____ gisteren 15 jaar. • In de verleden tijd verandert het werkwoord van klank. • Wij werden vandaag 15 jaar. Terug naar de startpagina

  13. Staat het onderwerp in het enkelvoud of in het meervoud? • Enkelvoud • Meervoud

  14. Doe het dan zo: • Neem de stam van het werkwoord • Voeg ‘te’ of ‘de’ eraan toe, naargelang van wat goed klinkt. Tip: Als je twijfelt tussen ‘te’ en ‘de’, volg dan deze regel. Als de stam eindigt op een medeklinker die voorkomt in ‘t fokschaap of ‘t kofschip dan gebruik je ‘te’. In het andere geval gebruik je ‘de’. • Voorbeeld: • Jij wacht__ gisteren op de bus. • Stam + te = wacht + te • Jij wachtte gisteren op de bus. • Jij raad___ gisteren de lottogetallen. • Stam + de = raad + de • Jij raadde gisteren de lottogetallen. Terug naar de startpagina

  15. Doe het dan zo: • Neem de stam van het werkwoord • Voeg ‘ten’ of ‘den’ eraan toe, naargelang van wat goed klinkt. Tip: Als je twijfelt tussen ‘ten’ en ‘den’, volg dan deze regel. Als de stam eindigt op een medeklinker die voorkomt in ‘t fokschaap of ‘t kofschip dan gebruik je ‘ten’. In het andere geval gebruik je ‘den’. • Voorbeeld: • Wij wacht__ gisteren op de bus. • Stam + te = wacht + te • Jij wachtten gisteren op de bus. • Wij raad___ gisteren de lottogetallen. • Stam + de = raad + de • Wij raadden gisteren de lottogetallen. Terug naar de startpagina

  16. Verandert (in de verleden tijd) het werkwoord van klank? • Ja • Neen

More Related