1 / 25

Materialen en moleculen

Materialen en moleculen. Moleculen. Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen Moleculen bewegen Er zit ruimte tussen moleculen In vaste stoffen bewegen moleculen rondom een vaste plaats Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller moleculen bewegen Moleculen trekken elkaar aan.

hawa
Download Presentation

Materialen en moleculen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Materialen en moleculen

  2. Moleculen Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen Moleculen bewegen Er zit ruimte tussen moleculen In vaste stoffen bewegen moleculen rondom een vaste plaats Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller moleculen bewegen Moleculen trekken elkaar aan

  3. Cohesie en adhesie (1) Cohesie: de kracht tussen moleculen van dezelfde soort Adhesie: de kracht tussen moleculen van verschillende soorten

  4. Cohesie en adhesie (2) • Meniscus • Bol: cohesie is groter dan adhesie Moleculen zitten liever tegen elkaar aan dan tegen het glas • Hol: adhesie is groter dan cohesie Moleculen zitten liever het glas dan tegen elkaar • Capillaire werking • Capillair is een heel dun buisje • Adhesie tegen de zwaartekracht in!

  5. Begrippen • Zuivere stof: één soort moleculen • Mengsel: meerdere soorten moleculen • Homogeen mengsel: “netjes verdeeld” (zout in water opgelost) • Heterogeen mengsel: “klontjes bij elkaar” (fruitsap) • Oplossing: homogeen mengsel • Diffusie: mengen zonder invloed van buitenaf

  6. Aggregatietoestanden (1) • Aggregatietoestand is fase • De meeste stoffen komen voor in 3 fasen • Gas • Vloeistof • Vast

  7. Aggregatietoestanden (2) De overgangen tussen aggregatietoestanden heten ook wel faseovergangen

  8. Aggregatietoestanden (3) Als de temperatuur van de stof lager is dan het smeltpunt, is het een vaste stof Als de temperatuur van de stof tussen het smeltpunt en het kookpunt in zit, is het een vloeistof Als de temperatuur van de stof groter is dan het kookpunt, is het een gas

  9. Smelten en koken (1) Het smeltpunt is de temperatuur waarbij een stof smelt of stolt Het kookpunt is de temperatuur waarbij een stof kookt

  10. Smelten en koken (2) Bij een mengsel is er een traject waarbij het mengsel smelt (het smelttraject of het stoltraject) Bij een mengsel is er een traject waarbij het mengsel kookt (het kooktraject)

  11. Smelten en koken (3) Het begin van het smelttraject is smeltpunt van de stof die als eerste smelt Het einde van het smelttraject is het smeltpunt van de stof die als laatste smelt

  12. Smelten en koken (4) Het begin van het kooktraject is kookpunt van de stof die als eerste kookt Het einde van het kooktraject is het kookpunt van de stof die als laatste kookt

  13. Smelten en koken (5)

  14. Smelten en koken (6) Op de vorige sheet was links een smeltpunt te zien, rechts een traject Het smeltpunt zit bij 71oC Het traject begint bij 125oC en eindigt bij 134oC

  15. Stofeigenschappen Kleur, geur, smaak zijn voor iedere stof anders Smelt- en kookpunt zijn voor elke stof anders Dichtheid is voor elke stof anders

  16. Eenheid: kg/m3 Symbool: ρ Dichtheid De massa per kubieke meter 1.000 kg/m3 = 1.000.000 g/m3 = 1.000 g/dm3 = 1 g/cm3 = 1.000 g/L = 1 kg/L

  17. Dichtheid Massa en volume zijn rechtevenredig Als je een 2x zo zwaar stuk van hetzelfde materiaal pakt, is het 2x zo groot Als je een voorwerp 2x zo groot maakt, is het 2x zo zwaar

  18. Aggregatietoestanden (4)

  19. Onderdompelmethode (1) Als je een voorwerp in het water gooit, duwt dat het water weg. Het duwt precies evenveel water weg hoe groot het voorwerp is Het verschil in volume is dus dankzij het voorwerp, dat is dus het volume van het voorwerp

  20. Onderdompelmethode (2) Door het voorwerp te wegen, weet je de massa van het voorwerp De dichtheid is dan te berekenen

  21. Dichtheid van een vloeistof (1) De massa van een vloeistof is te bepalen door een lege maatcilinder te wegen, Als je daarna een maatcilinder met vloeistof weegt, weet je dat het verschil komt door de vloeistof

  22. Dichtheid van een vloeistof (2) Door de vloeistof in een maatcilinder te schenken, kun je het volume aflezen De dichtheid is dan te berekenen

  23. Dichtheid bepalen

  24. Zinken of drijven? Is de dichtheid van het voorwerp kleiner dan de vloeistof, dan drijft het Is de dichtheid van het voorwerp groter dan de vloeistof, dan zinkt het Zijn de dichtheden gelijk, dan zweeft het voorwerp

  25. Grootheden en SI-eenheden

More Related