1 / 19

Didactische structuren

Maarten Cuijpers. Didactische structuren. Mix en ruil Mix en koppel Laat zien Schud en pak. Binnen/buitenkring Tafelrondje per tweetal Tweegesprek op tijd Tweetal coach Tweepraat Tweevergelijk Zoek de valse Zoek iemand die Genummerde koppen bij elkaar In de rij Beroemdheid

keely
Download Presentation

Didactische structuren

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Maarten Cuijpers Didactische structuren • Mix en ruil • Mix en koppel • Laat zien • Schud en pak Binnen/buitenkring Tafelrondje per tweetal Tweegesprek op tijd Tweetal coach Tweepraat Tweevergelijk Zoek de valse Zoek iemand die Genummerde koppen bij elkaar In de rij Beroemdheid Mix tweetal gesprek Beurtgooi

  2. Binnen/buitenkring • De leerlingen maken twee kringen, met de gezichten naar elkaar. • In elk tweetal praat één leerling. • Er wordt gewisseld (op teken). • Er wordt doorgedraaid op teken van de leerkracht. • Opnieuw stap 3-4-5.

  3. Tafelrondje per tweetal • Ieder tweetal heeft een papier en pen. • De leerkracht geeft een opdracht waarop meerdere antwoorden mogelijk zijn. • De eerste leerling schrijft één van zijn antwoorden op. • Daarna schrijft de andere leerling. • Opnieuw stap 3-4.

  4. Tweegesprek op tijd • De leerkracht geeft een opdracht. • Denktijd. • A vertelt, B luistert. • B vat samen of geeft positieve reactie. • B vertelt, A luistert. • A vat samen of geeft positieve reactie.

  5. Tweetal coach • De leerlingen werken in tweetallen. • A maakt opdr.1, B kijkt mee en coacht. • B maakt opdr.1, A kijkt mee en coacht. • Telkens opnieuw stap 2-3.

  6. Tweepraat • De leerlingen werken in tweetallen. • De leerkracht geeft een opdracht waarop meerdere korte antwoorden mogelijk zijn. • Denktijd. • De leerlingen geven om de beurt een antwoord (mondeling).

  7. Tweevergelijk • Er wordt gewerkt in tweetallen. • De leerkracht geeft een opdracht. • Schoudermaatjes noemen om de beurt een antwoord en noteren het allebei op het werkblad. • Twee tweetallen vergelijken hun antwoorden en noemen om de beurt een antwoord. • De nieuwe antwoorden worden opgeschreven. klik hier voor het werkblad

  8. terug naar de uitleg

  9. Zoek de valse • De leerkracht laat de leerlingen over een onderwerp drie beweringen opschrijven.(twee waarheden en één valse) • De eerste leerling leest zijn beweringen voor. • De andere leerlingen noteren de valse. • De groep bespreekt de antwoorden en de kinderen moeten het eens worden. • De groep raadt en viert. • Stap 2-3-4 totdat iedereen is geweest.

  10. Zoek iemand die • Iedereen loopt met het werkblad door de klas en zoekt een andere leerling. • De ene leerling stelt een vraag van het werkblad, de andere probeert antwoord te geven. Lukt dit, dan schrijft de leerling het antwoord op. • De andere leerling checkt het antwoord en schrijft zijn eigen naam erbij. • Vervolgens wisselen de rollen. • Klaar: Zoek iemand anders die…(stap 2-3-4)

  11. Genummerde koppen bij elkaar • De leerlingen tellen af (of zijn genummerd). • De leerkracht stelt een vraag en geeft bedenktijd. • De leerlingen schrijven elk het antwoord op. • De leerlingen staan op en steken de koppen bij elkaar. • De leerlingen gaan zitten wanneer iedereen het antwoord weet. • De leerkracht noemt een nummer. • De leerlingen met dat nummer geven elk het antwoord dat ze hebben opgeschreven. • Herhalen stap 2 t/m 7.

  12. In de rij • De leerkracht geeft een opdracht waarmee een rij gevormd kan worden (eventueel met kaartjes). • De kinderen vormen een rij. • De leerkracht controleert of de rij goed gevormd is.

  13. Beroemdheid • De leerlingen schrijven elk op een los blaadje drie vragen (Wat wil je weten?). • De leerlingen tellen af (of zijn genummerd). • De leerkracht kiest welk nummer begint. • De gekozen beroemdheid gaat staan en geeft in één minuut antwoord op één of meer vragen. • Na één minuut bedanken de teamleden de beroemdheid met een groot applaus. • Herhalen van stap 3-4-5, totdat alle leerlingen een beroemdheid zijn geweest.

  14. Mix tweetal gesprek • De leerlingen lopen rond op muziek. • Wanneer de muziek stopt worden tweetallen gevormd. • De leerkracht geeft een opdracht. • Denktijd. • Leerling A vertelt en B vat samen. • Leerling B vertelt en A vat samen. • Herhalen stap 1 t/m 6.

  15. Beurtgooi • De leerlingen maken één of meerdere kringen. • De leerkracht geeft een opdracht waarop meerdere korte antwoorden mogelijk zijn. • De leerling met het pittenzakje geeft het eerste antwoord en gooit het pittenzakje naar een andere leerling. • Deze leerling geeft een antwoord en gooit het pittenzakje weer naar een andere leerling. • Herhalen van gooien en antwoorden.

  16. Mix en ruil • Alle leerlingen krijgen een kaartje. • Iedere leerling zoekt een partner. • A stelt de vraag, B antwoordt. • A coacht of prijst. • B stelt de vraag, A antwoordt. • B coacht of prijst. • Ruil de kaartjes. • Maak een ander koppel en herhaal stap 1 t/m 8.

  17. Mix en koppel • Alle leerlingen krijgen een kaart. • Iedere leerling zoekt een partner. • A stelt een vraag die past bij de kaart, B antwoordt. • A coacht of prijst. • B stelt een vraag die past bij de kaart, A antwoordt. • B coacht of prijst. • Ruil de kaartjes. • Maak een ander koppel en herhaal stap 1 t/m 8. • De leerkracht geeft een stopteken. • De leerlingen zoeken snel de partner met de passende kaart.

  18. Laat zien • De groepsleider pakt het bovenste kaartje van de stapel en leest de opdracht voor. • Iedereen schrijft het antwoord op. • Geef aan wanneer je klaar bent (pen neerleggen). • De groepsleider zegt: “Laat zien”. • De groepsleider controleert, coacht en viert met het team. • De volgende speler is nu groepsleider. • Herhaal stap 1 t/m 6.

  19. Schud en pak • Elk team heeft een set met vragenkaarten. • Leerling 1 schudt de kaarten. • Leerling 2 trekt een kaart en leest voor. • Leerling 3 geeft antwoord. • Leerling 4 vat samen. • Nu krijgt leerling 2 de kaarten, leerling 3 trekt een kaart, enz.

More Related