1 / 23

Consensus statement van de ADA en EASD

Behandeling van hyperglycemie bij diabetes mellitus type 2. Consensus statement van de ADA en EASD. Spieropbouw Eiwitafbraak. Lipogenese Lipolyse. insuline. glycogenese glycogenolyse gluconeogenese. bloedglucose. Glucose homeostase. glucose-opname.

mali
Download Presentation

Consensus statement van de ADA en EASD

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Behandeling van hyperglycemie bij diabetes mellitus type 2 Consensus statement van de ADA en EASD

  2. Spieropbouw Eiwitafbraak Lipogenese Lipolyse insuline glycogenese glycogenolyse gluconeogenese bloedglucose Glucose homeostase glucose-opname

  3. Verstoorde glucose homeostase:diabetes mellitus type 2 DIAGNOSE 350 300 250 200 150 100 50 Post-prandiale glycemie Genetisch:1,2 Insulinedeficiëntie ↓ beta-cel functie → ↓ insulinesecretie Glucose (mmol/ltr Nuchtere glycemie 250 200 150 100 50 0 Insulineresistentie Verkregen:1,2 Insulineresistentie ↑ hepatische glucose productie ↓ glucose opname perifere weefsels Relatieve beta-cel functie (%) Insuline level Afname beta-cel functie Obesitas IGT Diabetes Ongecontroleerde hyperglycemie MACRO ↑ Klinische complicaties MICRO ↑ -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 Jaar 1. Gerich J. Mayo Clin Proc 2003;78:447–56; 2. Weyer C, et al. J Clin Invest 1999;104:787–94 Aangepast naar: Type 2 Diabetes BASICS. Minneapolis, Minn: International DiabetesCenter, 2000

  4. Africa Eastern Mediterranean and Middle East Europe North America South and Central America South-East Asia Western Pacific Diabetes mellitus wereldwijde epidemie Global projections for the number of people with diabetes (20-79 age group), 2007-2025 (millions) 53.2 64.1 +21% 28.3 40.5 +43% 67.0 99.4 +48% 46.5 80.3 +73% 24.5 44.5 +81% 10.4 18.7 +80% 16.2 32.7 +102% Worldwide: 246 million people in 2007 380 million projected for 2025 55% increase Bron: Diabetes Atlas 3rd Edition. www.eatlas.idf.org.

  5. Abdominale obesitas verhoogt risico op diabetes mellitus type 2 24 20 16 Relatieve risico op ontwikkelen type 2 diabetes 12 8 4 0 < 71 71–75.9 76–81 81.1–86 86.1–91 91.1–96.3 > 96.3 Middelomtrek (cm) Bewerkt naar Carey VJ, et al. Am J Epidemiol 1997;145:614–9

  6. Abdominale obesitas verhoogt risico op diabetes mellitus type 2 Genetische component Atherogene dyslipidemie Insuline resistentie DM2 Thrombotische status Westerse leefstijl Inflammatoire status Bewerkt naar: Despres JP et al. BMJ. 2001 Mar 24;322(7288):716-20.

  7. Visceraal vet en cardiometabole effecten Hypertensie  Lipoproteïne lipase  IL-6  Angiotensinogeen Inflammatie Atherogenedyslipidemie Adiposetissue  TNFα  Insuline  FFA Diabetes mellitus type 2  Adiponectine  PAI-1 Atherosclerose Trombose Lyon 2003; Trayhurn et al 2004; Eckel et al 2005

  8. Ongecontroleerde hyperglycemie versus andere cardiovasculaire risicofactoren Type 2 diabetes Hyperlipidemie Hypertensie Gecontroleerd Gecontroleerd Gecontroleerd Ongecontroleerd Ongecontroleerd Ongecontroleerd Bron: NHANES IIIhttp://www.cdc.gov/nchs/about/major/nhanes/nh3data.htm.

  9. Ongecontroleerde hyperglycemie • Complicaties: • Neuropathie: amputatie jaarlijks 0,6% • Neuropathie: zenuwafwijkingen (gevoel, incontinentie) • Retinopathie: slechtziendheid/blindheid • Nefropathie: nierfalen, kans op dialyse • Cardiovasculaire sterfte (mannen 2x hogere mortaliteit, vrouwen 3x hogere mortaliteit)

  10. Intensieve behandeling: UKPDS Intensieve therapie geeft significante reductie HbA1c (p<0,0001) 8,7% 9 Conventioneel Intensief 8,5% 8,1% 8 7,5% 7,4% Mediane HbA1c (%) 7 Target volgens de NHG / ADA 6,6% 6 0 0 3 6 9 12 18 Jaren na start UK Prospective Diabetes Study (UKPDS) Group. Lancet. 1998;352:837-853.

  11. Intensieve behandeling: UKPDS Risicoreductie diabetes gerelateerde complicaties p=0,0099 25% Microvasculair Retinopathie 21% p=0,015 Albuminurie 33% p=0,000054 Myocard- infarct 16% p=0,052 Diabetes gerelateerde eindpunten 12% p=0,029 0 5 10 15 20 25 30 35 Risicoreductie (%) UK Prospective Diabetes Study (UKPDS) Group. Lancet. 1998;352:837-853.

  12. Onvoldoende tijdige therapeutische intensivering 100 Leefstijl 1 OAD 2 OAD Insuline + OAD 9 ß-cel functie (%) 8 HbA1c (%) 7 6 5 0 Tijd (jaren) diagnose ß celfunctie HbA1c Bewerkt naar: Heine et al. BMJ 2006; 333:1200-1204

  13. Management of hyperglycemia in type 2 diabetes: a consensus algorithm for the initiation and adjustment of therapy A consensus statement from the American Diabetes Association and European Association for the Study of Diabetes

  14. Streef naar tijdige therapeutische intensivering Normoglycemisch Gecontroleerd Ongecontroleerd HbA1c < 6% 6.1–7.0% > 7% • Start of intensiveer behandeling wanneer HbA1c ≥ 7% Diabetes Type 2 is een progressief verslechterende aandoening Voor het behalen van behandeldoelen is intensivering van de behandeling de regel, niet de uitzondering! Nathan DM, et al. Diabetologia 2006;49:1711–21

  15. Behandeling volgens ADA en EASD DIAGNOSE DM type 2 Metformine + bewegen & dieet STAP 1 HbA1c 7% NEE JA • STAP 1: • Leefstijl interventie plus metformine zijn de eerste stap in de behandeling van patienten met diabetes mellitus type 2 • Als na 2–3 maanden HbA1c≥ 7%, vervolg naar STAP 2 Bewerkt naar Nathan DM, et al. Diabetologia 2006;49:1711–21

  16. Behandeling volgens ADA en EASD Metformine + bewegen & dieet STAP 1 HbA1c 7% NEE JA STAP 2 Toevoegen SU derivaat − goedkoop Toevoegen TZD − geen hypoglycemie Toevoegen basale insuline− meest effectief OF OF HbA1c 7% HbA1c 7% HbA1c 7% JA NEE NEE JA NEE JA • STAP 2: • Geen sterke consensus over de keuze van de tweede stap na metformine; • basale insuline is de meest effectieve behandeling na metformine • Keuze wordt mede bepaald door HbA1c waarde • Als na 2–3 maanden HbA1c≥ 7%, vervolg naar STAP 3 Bewerkt naar Nathan DM, et al. Diabetologia 2006;49:1711–21

  17. Behandeling volgens ADA en EASD Metformine + bewegen & dieet STAP 1 Toevoegenbasale insuline/ SU / TZD STAP 2 STAP 3 HbA1c 7% HbA1c 7% HbA1c 7% NEE JA JA NEE JA NEE Intensiveren insuline + TZD1 Toevoegen basale insuline + SUD1 HbA1c 7% HbA1c 7% NEE JA NEE JA Toevoegen basale insuline of intensiveren insuline Intensieve insuline + metformine ± TZD 1) Hoewel 3 orale bloedglucoseverlagende middelen gebruikt zouden kunnen worden, verdient de start en instensivering van insulinetherapie de voorkeur gebaseerd op effectiviteit en kosten Bewerkt naar Nathan DM, et al. Diabetologia 2006;49:1711–21

  18. Insuline is de meest effectieve bloedglucose verlagende therapie GI, gastrointestinaal; TID, driemaal daags Bewerkt naar Nathan DM, et al. Diabetologia 2006;49:1711–21

  19. Ongecontroleerde hyperglycemie HbA1c 8% Controle basale hyperglycemie HbA1c 6,5% Basale hyperglycemie: ± 2% HbA1c Postprandiale hyperglycemie: ± 1% HbA1c 15 15 10 10 Bloedglucose (mmol/L) Bloedglucose (mmol/L) 5 5 Normaal HbA1c 5% Normaal HbA1c 5% 06:00 12:00 18:00 24:00 06:00 12:00 18:00 24:00 06:00 Tijd van de dag (uur) Tijd van de dag (uur) Start met controle van basale hyperglycemie Bewerkt naar: Riddle M. Endocr Pract. 2006; 12:71-79

  20. Afname nuchter bloedglucose versus toename insulinedosering Effect van toevoegen en ophogen basale insuline op hyperglycemie : AT.LANTUS 170 50 Insulinedosering (IE) 45 150 40 FBG (mg/dL) 130 35 Weken sinds randomisatie 30 110 25 *p<0,003 90 20 10 12 14 16 18 20 22 24 0 2 4 8 6 Davies et al. Diabetes Care 2005; 28:1282-1288

  21. Toevoegen 10 E middellangwerkend basale insuline ´s avonds of 10 E langwerkend basale insuline ´s ochtends of ´s avonds Toevoegen TZD Toevoegen SU Controleer (dagelijks) nuchter glucose en verhoog de dosering met 2 E per 3 dagen tot titratiedoel van 3,9-7,2 mmol/L Indien hypo´s dan dosering verlagen HbA1c < 7% na 2-3 maanden? Continueer insulinebehandeling. Controleer HbA1c elke 3 maanden JA NEE Als de nuchtere bg binnen het titratiedoel ligt, controleer bg voor lunch, diner en slapen gaan. Bg voor lunch te hoog:+ snelwerkend insuline bij ontbijt (start ± 4E en + 2E /3d) Bg voor diner te hoog:+ snelwerkend insuline bij lunch (start ± 4E en + 2E / 3d) Bg voor slapen te hoog:+ snelwerkend insuline bij diner (start ± 4E en + 2E / 3d) HbA1c < 7% na 3 maanden? JA NEE Voeg 2e en 3e injectie snelwerkend insuline toe op basis preprandiale bg Als HbA1c blijvend > 7% is, controleer bg 2 uur na maaltijd en pas de dosering snelwerkend insuline aan Consensus ADA en EASD Metformine + bewegen / dieet HbA1c  7% Bewerkt naar: Nathan et al. Diabetes Care 2006; 29:1963-1972 Bg = bloedglucose

  22. Effect op glycemische controle met injecties maaltijdinsuline Glargine ± OAD + 1x maaltijdinsuline Glargine ± OAD + 2x maaltijdinsuline Glargine ± OAD + 3x maaltijdinsuline Glargine ± OAD 0 -0,2 -0,4 -0,6 -0,74% HbA1c (%) -0,8 * -1 -1,21% -1,2 -1,35% * -1,39% -1,4 * * -1,6 * p<0,001 t.o.v. baseline Davies et al. Diabetes 2006; 55:455-P (ADA 2006)

  23. NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2

More Related