1 / 78

1. Inleiding

Bevraging GAP Gezinsleer : aanvaarding en positionering Faculteit Theologie en Religiewetenschappen Prof. Annemie Dillen & Prof. Thomas Knieps. 1. Inleiding. Presentatie van een deel van de resultaten en conclusies: geen details van analyses (zie latere publicaties), wel algemene resultaten.

nhu
Download Presentation

1. Inleiding

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Bevraging GAP Gezinsleer: aanvaarding en positioneringFaculteit Theologie en ReligiewetenschappenProf. Annemie Dillen & Prof. Thomas Knieps

  2. 1. Inleiding

  3. Presentatie van een deel van de resultaten en conclusies: geen details van analyses (zie latere publicaties), wel algemene resultaten. • Verdere analyses kunnen op termijn ook nog uitgevoerd worden. Hier geven we een selectie weer van wat tot nu toe bekend/geanalyseerd is.

  4. Algemene thematiek • De perceptie van elementen van de kerkelijke leer omtrent huwelijk, gezin en seksualiteit door kerkbetrokkenen, geëngageerd binnen het Vlaamse pastorale veld/godsdienstonderwijs • Vanuit de ervaring: er is een spanning tussen opvattingen/praktijken en de kerkelijke leer (of minstens: de perceptie van de kernlijnen van de leer)

  5. Waarom onderzoek? • Aanleiding: synode 2014 en voorbereiding geïnitieerd vanuit Rome • Vragenlijst vanuit Rome: moeilijk, tendentieus, lang en zeer moeilijk te verwerken/interpreteren • De kans geven aan Vlaamse kerkelijk geëngageerde mensen om hun visie omtrent deze thematiek op een iets minder inspannende manier te kennen te geven (nadeel: gesloten vragen, bepaald kader) • Weinig betrouwbare data in Vlaanderen over visies i.v.m. gezin en houding t.a.v. kerkelijk leer bij groep kerkbetrokken mensen • Wetenschappelijk verantwoorde gegevens verzamelen die toelaten om spontaan aanvoelen van velen verder te kaderen, nuanceren, onderbouwen – bij een specifieke doelgroep: mensen die in de Vlaamse katholieke kerk een functie (als vrijwilliger of professional) opnemen • Empirisch onderzoek gericht op het ondersteunen of verwerpen van ‘theorie’ - ook ‘explorerend’ • Gesprek en theologische reflectie stimuleren

  6. Enkele reacties van respondenten • Vragen van ‘bovenaf’, maar feitelijke beleving en ervaring wordt zo niet gehoord of nog: de vragen handelen over wat zou moeten, over de leer • Kerkelijke leer kan en moet/mag toch niet veranderen • Bevraging en resultaten zaaien verdeeldheid, we moeten ons verenigen en focussen op de kern • Werkelijkheid is genuanceerder – veel hangt af van de situatie – het is niet zo zwart-wit • Dankbaar voor de mogelijkheid om mee te doen • Hoop op concrete actie naar aanleiding van de bevraging • Er ontbreekt nog heel wat in verband met deze thematiek • Weinig aandacht voor ‘liefde’, ‘relatie’, ‘dagelijks leven’ – vooral theoretische visies

  7. 2. Kader: Thematiek en hoofdvragen

  8. Waarover gaat het onderzoek? • Kennis van de kerkelijke leer over gezinsthema’s (specifieke thema’s voornamelijk ingegeven door de vragenlijst vanuit Rome: echtscheiding/hertrouw, ongehuwd samenwonen, anticonceptie, homoseksuele relaties, …) • Acceptatie van de kerkelijke leer over deze thema’s • Pastorale houding/praxis t.a.v. deze onderwerpen • Beleving van geloof in gezinscontext • Telkens: eigen perceptie van deze zaken (geen observatie)

  9. Algemene onderzoeksvragen • In welke mate stemmen kerkelijk geëngageerden in Vlaanderen in met de kerkelijke leer over gezin? (zijn er onderlinge verschillen/samenhangen per deelthema?) • In welke mate vinden kerkelijk geëngageerden dat ze kennis hebben van de kerkelijke gezinsleer (en samenhang met andere gegevens) en hoe evalueren ze de (veronderstelde) kennis van anderen in hun (pastorale) omgeving? • Welke pastorale houdingen denken de bevraagden dat ze aannemen ten aanzien van bijzondere groepen (bv. mensen levend in homoseksuele relaties, ongehuwd samenwonenden, …), en onderlinge samenhang met andere gegevens. • Is er een verband tussen geloofshouding en visies omtrent gezin? • Is er een verband tussen visies omtrent gezin en de leeftijd/ geslacht/opleiding/burgerlijke stand…?

  10. Reeds bestaand onderzoek • Buitenlands onderzoek over visies van katholieken over huwelijk en gezinsonderwerpen (vb. Zulehner, 2010, 2014; Woodhead, 2013; Kühn, 2013) • EVS – Europees waardenonderzoek (1981, 1990, 1999, 2008), met luik voor België/Vlaanderen • Sociologisch onderzoek over gezinsthema’s waarbij algemene verbanden met geloofsbeleving onderzocht zijn (vb. LAGO, 2009ff.; Scheiding in Vlaanderen, 2011) • Onderzoek over beleving van geloof in gezinnen en samenhang met geloofsbeleving algemeen (Pollefeyt et al., 2004; Dillen & Pollefeyt, 2005) • Kwalitatief onderzoek rond geloofsbeleving in gezinnen

  11. 3. Methode van onderzoek

  12. Belangrijkste hypothesen (op basis van ervaring en ander onderzoek) • Een groot deel van de Vlaamse kerkelijk betrokkenen stemt (vermoedelijk) niet of niet volledig in met de kerkelijke gezinsleer in theorie en in pastorale praktijk. • Een visie waarbij geloofselementen eerder strikt aanvaard worden, hangt (vermoedelijk) samen met een grotere aanvaarding van de kerkelijke gezinsleer (in theorie en in pastorale praxis). • Hoe meer men zelf de kerkelijke gezinsleer aanvaardt, hoe meer men vermoedt dat anderen (die de leer in grote mate verwerpen) de leer niet echt goed kennen.

  13. Onderzoekspopulatie - steekproef • Onderzoekspopulatie: mensen actief in pastoraat en geloofscommunicatie (priesters, parochie-assistenten, vrijwilligers in catechese, huwelijksvoorbereiding, professionele pastors in zorgpastoraat, pastorale vrijwilligers in voorzieningen, vormingsmedewerkers, leden van christelijke sociale bewegingen of gezinsbewegingen, godsdienstleerkrachten, docenten…). Dit is niet de ‘doorsnee katholiek’! • Steekproef: geadresseerden van nieuwsbrieven (gezinspastoraal, Elisabeth-pastorale zorg), adressenbestand FTRW KU Leuven, IPB-leden(explicietaangeschreven) en geïnteresseerden die via internet, sociale media de link naar de online enquêtevinden en zichzelf tot doelgroeprekenen (accidentiëlesteekproef). • 1853 respondenten

  14. Dataverzameling en instrument • Online-enquête met voornamelijk gesloten vragen (likert-schaal met scores meestal van 1-5 of meerkeuzevragen; enkele open vragen). • 52 vragen • Invultijd: 20 à 30 minuten • Bestaande schaal (postkritische geloofsschaal) en enkele items overgenomen uit het onderzoek ‘Scheiden in Vlaanderen’, die vergelijking mogelijk maken. Ook enkele algemene vragen zijn overgenomen uit ander onderzoek (o.a. ‘Godsdienstonderwijs uitgedaagd’, …) • Zelf geformuleerde items en explorerende factoranalyse om tot schalen te komen: theologisch ‘interpreteer-werk’ vanuit de Vaticaanse vragenlijst en vanuit algemene achtergrond in gezins- en huwelijksethiek/pastoraal

  15. Onderzoeksprocedure • Mogelijkheid om de vragenlijst in te vullen tussen 15 december 2013 en 8 januari 2014 (periode kerstvakantie – noodzakelijk korte periode in functie van rapportering naar bisschoppenconferentie en naar Rome) • Steekproef aangeschreven via e-mail (met code, zodat duidelijk wordt wie via deze weg de enquête wel/niet ingevuld heeft en we zicht krijgen op de mate van representativiteit) (! Antwoorden wel volledig anoniem – niet te achterhalen wie wat invulde). Tegelijk ook: open toegang via links op internet, sociale media, … • Daarna statistische analyses met behulp van SPSS-software (uitgevoerd door dr. Karolina Krysinska, psychologe, in dialoog met experten methodologie)

  16. Analysedesign • Analyses van scores op individuele vragen/items (verdeling, gemiddeldes, standaarddeviatie, …) • Factoranalyse om te komen tot betrouwbare schalen • Analyses van gemiddelde scores op schalen • Correlaties tussen verschillende schalen en associaties tussen schaalscores en achtergrondvariabelen • Contingentietabellen (die wijzen op samenhang) • Geen oorzakelijke verbanden, enkel mogelijke samenhang, geen regressie-analyse • Kwalitatieve data-analyse bij antwoorden op open vragen (later stadium)

  17. 4. Resultaten

  18. 3362 respondenten in totaal • 1853 respondentenvullenvragenlijstvolledig in (927 via e-mail, gecodeerdevragenlijst; 961 via rechtstreekse online link) • 1509 respondenten met onvolledig ingevulde vragenlijst (614 + 895); mogelijke redenen: niet tot doelgroep behoren, tijdsgebrek, moeite met bepaalde vragen, … • Gemiddeldeleeftijdgelijk, verderkleineverschillen in de samenstelling van de twee groepen

  19. Persoonlijk profiel Hoe oud bent u? N = 1852 … - 45 = 459 (24.8 %) 46 - 55 = 449 (24.2%) 56 - 65 = 461 (24.9 %) 66 - … = 483 (26.1 % ) x= 54,95 SD = 14,553 Min. = 14 Max. = 92 Achtergrondvariabelen – beschrijving steekproef Gemiddelde leeftijd: 55 Meeste deelnemers tussen 40 en 70 Gemiddelde – standaardafwijking (= spreiding t.a.v. gemiddelde)

  20. Geslacht Bent u man of vrouw? Grotere groep mannen: cf. relatief groot aantal priesters die de vragenlijst invulden

  21. Bisdom In welk bisdom bent u (hoofdzakelijk) actief? Verspreiding komt overeen met grootte van de Vlaamse bisdommen

  22. Functie Welke functie hebt u binnen de kerk? (Meerdere antwoorden mogelijk) N = 1853 1: Priester = 176 (9,5%) 2: Religieus = 106 (5,7%) 3: Pastoor/deken = 64 (3,5%) 4: Pastor of pastoraal animator in de zorgsector = 141 (7,6%) 5: Parochie assistent(e) = 55 (3,0%) 6: Aalmoezenier in gevangenis of leger = 6 (0,3%) 7: Diaken = 77 (4,2%) 8: (Diocesaan) vormingsmedewerk(st)er of jeugdwerk(st)er = 52 (2,8%) 9: Medewerk(st)er in huwelijks /gezinspastoraat = 50 (2,7%) 10: Godsdienstleerkracht = 305 (16,5%) 11: Docent(e) theologie of religie, zingeving levensbeschouwing (hogeschool of universiteit) = 88 (4,7%) 12: Vrijgestelde of vrijwillige(st)er in het christelijk middenveld of in een katholieke vereniging = 211 (11,4%) 13: Pastoraal vrijwillig(st)er ter ondersteuning van pastoraat in de zorgsector = 60 (3,2%) 14: Vrijwillig(st)er ter ondersteuning van gevangenispastoraat/pastoraat in het leger = 11 (0,6%) 15: vrijwillig(st)er in de huwelijksvoorbereiding = 66 (3,6%) 16: Catechist(e) = 232 (12,5%) 17: Niet van toepassing = 336 (18,1%) 18: Andere functie = 479 (25,8%)

  23. Theologische opleiding Grootste groep (64 %) zegt op een of andere manier een theologische opleiding gehad te hebben Heeft u een theologische opleiding genoten?

  24. Vrijwilliger, priester, of (leken)pastor/godsdienstleerkracht Bijna de helft: actief als vrijwilliger Vanuit welk kader neemt u het grootste deel van uw kerkelijke/religieuze taken op?

  25. Hoe gelovig vindt u zichzelf? N = 1853 1 (Weinig gelovig) = 18 (1,0%) 2 = 22 (1,2%) 3 = 22 (1,2%) 4 = 19 (1,0%) 5 = 64 (3,5%) 6 = 118 (6,4%) 7 = 384 (20,7%) 8 = 648 (35,0%) 9 = 341 (18,4%) 10 (Zeer gelovig) = 217 (11,7%) x = 7,74 SD = 1,650 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Geloofsprofiel respondenten Als antwoord op de vraag ‘hoe gelovig vindt u zichzelf?’ scoort 92,2% op een schaal van 1 tot 10 een score van 6 of meer.

  26. Bent u gelovig opgevoed? N = 1853 Helemaal niet = 12 (0,6%) Eerder niet = 46 (2,5%) Neutraal = 63 (3,4%) Eerder wel = 794 (42,8%) Zeer sterk = 938 (50,6%) x = 4,40 SD = 0,732 Eigen gelovige opvoeding 93,6 % zegt van zichzelf dat ze sterk tot zeer sterk religieus werden opgevoed

  27. In welke mate zijn geloof en levensbeschouwing belangrijk voor u? N = 1853 Helemaal niet bela ngrijk = 9 (0,5%) Eerder niet belangrijk = 15 (0,8%) Neutraal = 57 (3,1%) Eerder wel belangrijk = 606 (32,7%) Heel belangrijk = 1166 (62,9%) x = 4,57 SD= 0,643 Belang geloof Voor ongeveer 96% is geloof (eerder wel) belangrijk tot heel belangrijk in het leven

  28. Hoe omschrijft u zichzelf op religieus vlak? N = 1853 Katholiek = 1296 ( 69,9%) Christen, maar niet katholiek = 358 (19,3%) Spiritueel = 83 (4,5%) Niet religieus = 20 (1,1%) Andere = 96 (5,2%) x = 1,52 SD = 1,013 Katholieke (?) zelfomschrijving Op de vraag hoe men zichzelf op religieus vlak omschrijft, zegt meer dan driekwart van de respondenten dat ze zich als ‘katholiek’ beschouwen.

  29. Bidt u wel eens? N = 1853 Nooit = 51 (2,8%) Zelden = 98 (5,3%) Soms = 308 (16,6%) Regelmatig = 650 (35,1%) Dagelijks = 746 (40,3% ) x = 4,05 SD = 1,013 Bidden 75,4 % bidt regelmatig of zelfs dagelijks

  30. Hoe vaak woont u religieuze diensten bij? (doopplechtigheden, huwelijken, communies, en begrafenissen worden hier niet meegerekend) N = 1853 1: Nooit = 26 (1,4%) 2: Zelden = 121 (6,5%) 3: Enkel op speciale feestdage n = 144 (7,8%) 4: Minstens een keer per maand = 361 (19,5%) 5: Eén maal per week = 772 (41,7%) 6: Enkele keren per week = 273 (14,7%) 7: Dagelijks = 156 (8,4%) 1 2 3 4 5 6 7 Religieuze vieringen bijwonen

  31. Cognitieve geloofsschaal (hoe denken mensen over geloofsitems) (basis: ‘postkritische geloofsschaal’) Schaal van 1 tot 7 Duidelijke, gemiddelde voorkeur voor symbolisch denken

  32. Uitleg schaal • Letterlijk ongeloof: Dit zijn stellingen zoals ‘Het geloof is uiteindelijk niet meer dan een vangnet voor onze menselijke angsten’ of ‘de wetenschappelijke verklaringen van mens en wereld hebben de religieuze verklaringen overbodig gemaakt’. • Letterlijk geloof: Dit zijn items zoals ‘Uiteindelijk bestaat er op elke religieuze vraag maar één juist antwoord’ en ‘God is eens en voor altijd bepaald en is dus onveranderlijk’. • Een hoge score op symbolisch denken en een lage score op letterlijk geloofsdenken wil zeggen dat de respondenten over het algemeen aangeven dat Bijbelse verhalen in hun context moeten geïnterpreteerd worden, dat ze beseffen dat er niet slechts één waarheid is, dat hun eigen geloofsvisie één visie is te midden van andere visies. De schaal rond symbolisch denken bevat ook items zoals ‘Ondanks het feit dat de bijbel in een geheel andere historische context werd geschreven, bevat hij toch een belangrijke boodschap’

  33. Hoe vaak praat u met uw partner over geloofsthema’s? N = 1 248 1: Nooit = 19 (1,5%) 2: Zelden = 106 (8,5%) 3: Soms = 387 (31,0%) 4: Regelmatig = 624 (50,0%) 5: Dagelijks = 106 (8,5%) 6: Niet van toepassing = 6 (0,5%) 1 2 3 4 5 6 Geloofscommunicatie met partner 59 % zegt ‘regelmatig’ of ‘dagelijks’ met de partner over geloof te praten, Dat is duidelijk meer dan een groep (N=83) Vlaamse godsdienstleerkrachten die in 2002 dezelfde vraag kregen (43 %).

  34. Hoe vaak praat u met uw kind(eren) over geloof? (enkel indien u een of meerdere kinderen hebt jonger dan 18 jaar) N = 1 289 1: Nooit = 16 (1,2%) 2: Zelden = 138 (10,7%) 3: Soms = 374 (29,0%) 4: Regelmatig = 315 (24,4%) 5: Dagelijks = 36 (2,8%) 6: Niet van toepassing = 410 (31,8%) 1 2 3 4 5 6 Geloofscommunicatie met kinderen

  35. Andere religieuze praktijken • We hebben geen vragen gesteld over minder traditionele religieuze praktijken, zoals vormen van meditatie, new age-gerichte spiritualiteit of over elementen van volksvroomheid, zoals bedevaarten, kaarsjes branden enz. We vermoeden op basis van ander onderzoek dat deze elementen mogelijk bij een groep van de deelnemers ook voorkomen in combinatie met de klassieke katholieke beleving (kerkpraktijk, bidden, …).

  36. Kennis van de kerkelijke leer 1: Ik ben er helemaal niet van op de hoogte 2: Ik heb een vaag vermoeden 3: Ik weet er een beetje van af 4: Ik kan de grote lijnen schetsen 5: Ik heb er een grondige kennis van

  37. Kennis van de kerkelijke leer • Opmerkelijk is dat de respondenten de kennis van de kerkelijke leer bij zichzelf vrij hoog inschatten. Tussen de 60 en 75% zegt de grote lijnen van de leer rond huwelijk en gezin te kunnen schetsen of zelfs een grondige kennis daarvan te hebben. • Dit kan mede verklaarbaar zijn door het vergelijkbare percentage dat een theologische opleiding genoten heeft, waarbinnen deze thematiek mogelijk aan bod gekomen is, en door het percentage dat zegt via literatuur en studie geïnteresseerd te zijn in het onderwerp.

  38. 1: Ze zijn er helemaal niet van op de hoogte 2: Ze hebben een vaag vermoeden 3: Ze weten er een beetje van af 4: Ze kunnen de grote lijnen schetsen 5: Ze hebben er een grondige kennis van

  39. Mate waarin kerkelijke leer bij anderen gekend is (veronderstelde kennis) • De antwoorden hier zijn uiteenlopend. Deze vraag werd ook als zeer moeilijk beschouwd. • Het aantal van diegenen die ervan uit gaan dat mensen die ze in kerkelijke contexten ontmoeten helemaal geen of enkel een zeer vage kennis van de kerkelijke positie hebben, schommelt naargelang de specifieke onderwerpen tussen 22 en 33%. Telkens een derde vermoedt echter dat deze mensen ‘een beetje afweten’ van de kerkelijke leer. Ook mensen die het niet goed weten wat anderen denken hebben mogelijk deze middelste categorie aangekruist. Doorgaans meer dan een derde veronderstelt een goede tot zelfs grondige kennis.

  40. Dit is in grotere mate het geval bij de kerkelijke leer over contraceptie, echtscheiding en homoseksualiteit dan bijvoorbeeld bij de kerkelijke verdediging van het huwelijk als basis voor seksualiteitsbeleving en gezinsopbouw. Dit heeft allicht te maken met het gegeven dat deze thema’s meer controversieel zijn en meer media-aandacht krijgen en dat daarom verondersteld wordt dat mensen hiervan goed op de hoogte zijn.

  41. Instemming met de kerkelijke leer • Deze scores laten zien dat er over de verschillende thema’s uiteenlopende meningen bestaan, met andere woorden dat de respondenten over het algemeen niet over elk thema hetzelfde denken.

  42. Is er een verband tussen de gepercipieerde kennis van de kerkelijke leer (bij zichzelf of bij anderen) en de visie over de kerkelijke gezinsleer? • Er zijn heel kleine significante correlaties. Deze correlaties zijn echter veel kleiner dan andere correlaties/samenhangen (bijvoorbeeld denken over geloof algemeen) • Hoe meer men verandering wenst, hoe meer men vermoedt dat de andere enige kennis heeft van de kerkelijke leer, of omgekeerd: hoe minder verandering men wenst, hoe meer men denkt dat anderen niet op de hoogte zijn.

  43. Visie op kerkelijke leer in relatie tot andere elementen • Relatie pkg schaal • Relatie leeftijd • Relatie met theologische opleiding • Relatie vrijwilliger/professional/priester of religieus • Ervaring eigen gezinssituatie

  44. Is er een verband tussen geloofshouding en visies omtrent gezin? • Ja – het gaat hier zelfs om vrij hoge correlaties. • Richting: hoe meer men ‘letterlijk gelovig’ denkt, hoe meer men de kerkelijke gezinsleer aanvaardt.

  45. Samenhang ‘Traditionele familie- en gezinsattitudeschaal’ en subschalen met Post-kritische geloofsschaal en subschalen

  46. Verband tussen religieuze diensten bijwonen en gezins- en geloofsdenken • Hoe meer men religieuze diensten bijwoont, hoe minder men (gemiddeld gezien) verandering op het vlak van de kerkelijke gezinsleer wenst; hoe hoger men gemiddeld scoort op de schaal rond ‘traditionele familie en gezinsattitude’. • Gemiddelde op letterlijk geloof ligt hoger naarmate men meer naar de kerk gaat. Geen opvallende en significante samenhangen tussen symbolisch denken en kerkpraktijk. Met andere woorden: als iemand symbolisch denkt, kan niet voorspeld worden of die veel of weinig naar de kerk zou gaan.

  47. Speelt de leeftijd een rol bij de visie op de kerkelijke gezinsleer? • Ja – er zijn significante verbanden (maar de invloed is niet zo groot) • Algemene richting van verband: hoe ouder, hoe traditioneler

  48. Speelt geslacht een rol in de visie op de kerkelijke leer? • Ja, op sommige vlakken. • Mannelijke respondenten scoren gemiddeld hoger qua ‘eigen kennis’ dan vrouwelijke respondenten, en staan gemiddeld minder afwijzend tegenover de kerkelijke leer over huwelijk en gezin (subschalen van ‘Traditionele Familie- en Gezinsattitude’).

  49. Speelt de theologische opleiding een rol in de visie op de kerkelijke leer? • Er is een zekere samenhang tussen sommige schalen en het al dan niet genoten hebben van een theologische opleiding. Algemeen: mensen met een theologische opleiding scoren gemiddeld hoger i.v.m. eigen kennis van de kerkelijke gezinsleer, symbolische attitude, letterlijk ongeloof en veranderingswens (maar opgelet: beperkte verschillen). • Mensen met een theologische opleiding scoren gemiddeld lager wat betreft instemming met kerkelijke gezinsleer, letterlijk geloof, de perceptie van de kennis die anderen hebben over de kerkelijke leer, het vermoeden van de mate dat anderen instemmen met de kerkelijke gezinsleer. • De subschalen omtrent specifieke thema’s rond huwelijk en gezin vertonen geen significante verbanden met de theologische opleiding.

More Related