1 / 109

Technologisch-ideologisch evolutionisme V

Technologisch-ideologisch evolutionisme V. Technologisch-ideologisch evolutionisme V: De ideologiehypothese getoetst. Technologisch-ideologisch evolutionisme V: De ideologiehypothese getoetst met gegevens over ongelijkheden tussen mannen en vrouwen in industrielanden.

astra
Download Presentation

Technologisch-ideologisch evolutionisme V

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Technologisch-ideologisch evolutionisme V

  2. Technologisch-ideologisch evolutionisme V: De ideologiehypothese getoetst

  3. Technologisch-ideologisch evolutionisme V: De ideologiehypothese getoetst met gegevens over ongelijkheden tussen mannen en vrouwen in industrielanden

  4. Technologisch-ideologisch evolutionisme V: De ideologiehypothese getoetst met gegevens over ongelijkheden tussen mannen en vrouwen in industrielanden en met gegevens over beroepsmobiliteit in industrielanden

  5. In een eerder college zijn correlaties uitgerekend tussen het aantal jaren democratie en het aantal jaren sociaal-democratie in een industrieland enerzijds en het inkomensaandeel van van de rijkste 20% en de armste 20% anderzijds.

  6. In een eerder college zijn correlaties uitgerekend tussen het aantal jaren democratie en het aantal jaren sociaal-democratie in een industrieland enerzijds en het inkomensaandeel van van de rijkste 20% en de armste 20% anderzijds. Democratie en sociaal-democratie bleken het inkomensaandeel van de rijkste 20% te verkleinen, maar het inkomensaandeel van de armste 20% niet zo sterk te vergroten.

  7. In een eerder college zijn correlaties uitgerekend tussen het aantal jaren democratie en het aantal jaren sociaal-democratie in een industrieland enerzijds en het inkomensaandeel van van de rijkste 20% en de armste 20% anderzijds. Democratie en sociaal-democratie bleken het inkomensaandeel van de rijkste 20% te verkleinen, maar het inkomensaandeel van de armste 20% niet zo sterk te vergroten. De bevinding over de armste 20% werd verklaard met Tullocks hypothese dat in een democratie, vergeleken met censuskiesrecht, de rijkste 20% wel minder politieke macht krijgt, maar de armste 20% niet evenveel meer en de middengroepen strategisch opereren.

  8. In een eerder college zijn correlaties uitgerekend tussen het aantal jaren democratie en het aantal jaren sociaal-democratie in een industrieland enerzijds en het inkomensaandeel van van de rijkste 20% en de armste 20% anderzijds. Democratie en sociaal-democratie bleken het inkomensaandeel van de rijkste 20% te verkleinen, maar het inkomensaandeel van de armste 20% niet zo sterk te vergroten. De bevinding over de armste 20% werd verklaard met Tullocks hypothese dat in een democratie, vergeleken met censuskiesrecht, de rijkste 20% wel minder politieke macht krijgt, maar de armste 20% niet evenveel meer en de middengroepen strategisch opereren. Daarmee wordt een nutstheoretisch geamendeerd technologisch-ideologisch evolutionisme bevestigd.

  9. Ongelijkheden in een industrieland blijken niet alleen uit verschillen in huishoudinkomen

  10. Ongelijkheden in een industrieland blijken niet alleen uit verschillen in inkomen tussen huishoudens Maar ook uit verschillen tussen mannen en vrouwen

  11. Ongelijkheden in een industrieland blijken niet alleen uit verschillen in inkomen tussen huishoudens Maar ook uit verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft gevolgd onderwijs

  12. Ongelijkheden in een industrieland blijken niet alleen uit verschillen in inkomen tussen huishoudens Maar ook uit verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft gevolgd onderwijs, arbeidsmarktdeelname

  13. Ongelijkheden in een industrieland blijken niet alleen uit verschillen in inkomen tussen huishoudens Maar ook uit verschillen tussen mannen en vrouwen wat betreft gevolgd onderwijs, arbeidsmarktdeelname en verdiend loon bij gelijke beroepen.

  14. UAF tabel 23.5, blz. 505, correlaties

  15. UAF tabel 23.5, blz. 505, correlaties Verschillen tussen industrielanden in de opleidingsachterstand van vrouwen op mannen, worden vooral verklaard door het aantal jaren dat er in een land algemeen vrouwenkiesrecht is

  16. UAF tabel 23.5, blz. 505, correlaties Verschillen tussen industrielanden in de opleidingsachterstand van vrouwen op mannen, worden vooral verklaard door het aantal jaren dat er in een land algemeen vrouwenkiesrecht is Het aantal jaren sociaal-democratie in een land vergrootte in de jaren zeventig en tachtig van de 20e eeuw de arbeidsmarktdeelname van vrouwen, maar later niet meer

  17. UAF tabel 23.5, blz. 505, correlaties Verschillen tussen industrielanden in de opleidingsachterstand van vrouwen op mannen, worden vooral verklaard door het aantal jaren dat er in een land algemeen vrouwenkiesrecht is Het aantal jaren sociaal-democratie in een land vergrootte in de jaren zeventig en tachtig van de 20e eeuw de arbeidsmarktdeelname van vrouwen, maar later niet meer En hoe langer een land sociaal-democratisch is geregeerd, des te kleiner zijn de loonverschillen tussen mannen en vrouwen in een gelijk beroep

  18. UAF tabel 23.5, blz. 505, correlaties Verschillen tussen industrielanden in de opleidingsachterstand van vrouwen op mannen, worden vooral verklaard door het aantal jaren dat er in een land algemeen vrouwenkiesrecht is Het aantal jaren sociaal-democratie in een land vergrootte in de jaren zeventig en tachtig van de 20e eeuw de arbeidsmarktdeelname van vrouwen, maar later niet meer En hoe langer een land sociaal-democratisch is geregeerd, des te kleiner zijn de loonverschillen tussen mannen en vrouwen in een gelijk beroep Met deze bevindingen wordt de ideologiehypothese van het technologisch-ideologisch evolutionisme bevestigd

  19. Voor vervolgonderzoek is het gewenst behalve vragen over de verhoudingen tussen mannen in het algemeen in een land en vrouwen in het algemeen in dit land

  20. Voor vervolgonderzoek is het gewenst behalve vragen over de verhoudingen tussen mannen in het algemeen in een land en vrouwen in het algemeen in dit land te vervolledigen met vragen landen over de verhoudingen tussen partners binnen een samenwoonverband.

  21. Voor vervolgonderzoek is het gewenst behalve vragen over de verhoudingen tussen mannen in het algemeen in een land en vrouwen in het algemeen in dit land te vervolledigen met vragen landen over de verhoudingen tussen partners binnen een samenwoonverband. Hoeveel vrouwen hebben een hogere opleiding dan hun man?

  22. Voor vervolgonderzoek is het gewenst behalve vragen over de verhoudingen tussen mannen in het algemeen in een land en vrouwen in het algemeen in dit land te vervolledigen met vragen landen over de verhoudingen tussen partners binnen een samenwoonverband. Hoeveel vrouwen hebben een hogere opleiding dan hun man? Hoeveel vrouwen verdienen meer dan hun man?

  23. Voor vervolgonderzoek is het gewenst behalve vragen over de verhoudingen tussen mannen in het algemeen in een land en vrouwen in het algemeen in dit land te vervolledigen met vragen landen over de verhoudingen tussen partners binnen een samenwoonverband. Hoeveel vrouwen hebben een hogere opleiding dan hun man? Hoeveel vrouwen verdienen meer dan hun man? Hoeveel mannen werken minder dagen in de week dan hun vrouw?

  24. Voor vervolgonderzoek is het gewenst behalve vragen over de verhoudingen tussen mannen in het algemeen in een land en vrouwen in het algemeen in dit land te vervolledigen met vragen landen over de verhoudingen tussen partners binnen een samenwoonverband. Hoeveel vrouwen hebben een hogere opleiding dan hun man? Hoeveel vrouwen verdienen meer dan hun man? Hoeveel mannen werken minder dagen in de week dan hun vrouw? Hoeveel vrouwen beheren de afstandbediening van de televisie?

  25. Voor vervolgonderzoek is het gewenst behalve vragen over de verhoudingen tussen mannen in het algemeen in een land en vrouwen in het algemeen in dit land te vervolledigen met vragen landen over de verhoudingen tussen partners binnen een samenwoonverband. Hoeveel vrouwen hebben een hogere opleiding dan hun man? Hoeveel vrouwen verdienen meer dan hun man? Hoeveel mannen werken minder dagen in de week dan hun vrouw? Hoeveel vrouwen beheren de afstandbediening van de televisie? Hoeveel mannen wassen het vuile ondergoed van het huishouden?

  26. Sociaal-democratische partijen zijn bijna altijd partijen die de toegang tot het middelbaar en hoger onderwijs voor kinderen uit lagere milieus willen vergroten. Meer onderwijs leidt ook tot een betere baan. Kan worden aangetoond dat in landen die lang sociaal-democratisch zijn geregeerd de sociale mobiliteit groter is?

  27. Sociaal-democratische partijen zijn bijna altijd partijen die de toegang tot het middelbaar en hoger onderwijs voor kinderen uit lagere milieus willen vergroten. Meer onderwijs leidt ook tot een betere baan. Kan worden aangetoond dat in landen die lang sociaal-democratisch zijn geregeerd de sociale mobiliteit groter is? Het antwoord op drie vraag is JA, maar de gegevens die dat aantonen vereisen een lange uitleg.

  28. Sociaal-democratische partijen zijn bijna altijd partijen die de toegang tot het middelbaar en hoger onderwijs voor kinderen uit lagere milieus willen vergroten. Meer onderwijs leidt ook tot een betere baan. Kan worden aangetoond dat in landen die lang sociaal-democratisch zijn geregeerd de sociale mobiliteit groter is? Het antwoord op drie vraag is JA, maar de gegevens die dat aantonen vereisen een lange uitleg. Daarmee staan de nieuwe afleidingen uit de ideologiehypothese van het technologisch-ideologisch evolutionisme bepaald sterk.

  29. Laten we niet meteen deze verklaringsvraag over de gevolgen van ideologieën beantwoorden, maar eerst een beschrijvingsvraag en een trendvraag stellen.

  30. Laten we niet meteen deze verklaringsvraag over de gevolgen van ideologieën beantwoorden, maar eerst een beschrijvingsvraag en een trendvraag stellen. Hoe ontwikkelde de beroepsmobiliteit zich in Nederland, afgemeten aan de beroepsklasse van een zoon en de beroepsklasse van diens vader?

  31. Laten we niet meteen deze verklaringsvraag over de gevolgen van ideologieën beantwoorden, maar eerst een beschrijvingsvraag en een trendvraag stellen. Hoe ontwikkelde de beroepsmobiliteit zich in Nederland, afgemeten aan de beroepsklasse van een zoon en de beroepsklasse van diens vader? Aan de twee tabellen voor Nederland in 1970-1974 en in 1990-1993 in UAF , tabel 24.10, blz. 538, voegen we een derde tabel toe voor Nederland in 2000-2003.

  32. De gegevens stammen uit meerdere enquêtes onder aselecte steekproeven uit de Nederlandse bevolking die in de desbetreffende jaren zijn gehouden.

  33. De gegevens stammen uit meerdere enquêtes onder aselecte steekproeven uit de Nederlandse bevolking die in de desbetreffende jaren zijn gehouden. In de enquêtes wordt met standaardvragen aan mannen naar hun huidige beroep gevraagd en naar dat van hun vader.

  34. De gegevens stammen uit meerdere enquêtes onder aselecte steekproeven uit de Nederlandse bevolking die in de desbetreffende jaren zijn gehouden. In de enquêtes wordt met standaardvragen aan mannen naar hun huidige beroep gevraagd en naar dat van hun vader. De titels worden met een standaardclassificatie van de International Labor Organization ingedeeld.

  35. De gegevens stammen uit meerdere enquêtes onder aselecte steekproeven uit de Nederlandse bevolking die in de desbetreffende jaren zijn gehouden. In de enquêtes wordt met standaardvragen aan mannen naar hun huidige beroep gevraagd en naar dat van hun vader. De titels worden met een standaardclassificatie van de International Labor Organization ingedeeld. Voor de volgende cijfers zijn die met het zogeheten klassenschema van Erikson, Goldthorpe en Portocarero tot drie klassen teruggebracht.

  36. De gegevens stammen uit meerdere enquêtes onder aselecte steekproeven uit de Nederlandse bevolking die in de desbetreffende jaren zijn gehouden. In de enquêtes wordt met standaardvragen aan mannen naar hun huidige beroep gevraagd en naar dat van hun vader. De titels worden met een standaardclassificatie van de International Labor Organization ingedeeld. Voor de volgende cijfers zijn die met het zogeheten klassenschema van Erikson, Goldthorpe en Portocarero tot drie klassen teruggebracht. Meer klassen zijn mogelijk. Men kan ook werken met prestigeschalen.

  37. De drie klassen zijn, van hoog naar laag: • * Grote zelfstandigen, managers, professies • * Kleine zelfstandigen, eenvoudige hoofdarbeid, geschoolde handarbeid • * Ongeschoolde en geoefende handarbeid • In de volgende vierkante tabellen wordt de hoogste klassen soms afgekort tot h, • De middelste tot mid of m, • De laagste tot l

  38. Een vierkante tabel neemt niet een persoon als eenheid waarover gegevens worden gepresenteerd, maar een relatie tussen twee personen.

  39. Een vierkante tabel neemt niet een persoon als eenheid waarover gegevens worden gepresenteerd, maar een relatie tussen twee personen. De personen worden met behulp van dezelfde variabelen gekarakteriseerd.

  40. Een vierkante tabel neemt niet een persoon als eenheid waarover gegevens worden gepresenteerd, maar een relatie tussen twee personen. De personen worden met behulp van dezelfde variabelen gekarakteriseerd. Voorbeelden van relaties tussen twee personen:

  41. Een vierkante tabel neemt niet een persoon als eenheid waarover gegevens worden gepresenteerd, maar een relatie tussen twee personen. De personen worden met behulp van dezelfde variabelen gekarakteriseerd. Voorbeelden van relaties tussen twee personen: * Vader en zoon; beroep van beiden

  42. Een vierkante tabel neemt niet een persoon als eenheid waarover gegevens worden gepresenteerd, maar een relatie tussen twee personen. De personen worden met behulp van dezelfde variabelen gekarakteriseerd. Voorbeelden van relaties tussen twee personen: * Vader en zoon; beroep van beiden * Moeder en dochter; opleiding van beiden

  43. Een vierkante tabel neemt niet een persoon als eenheid waarover gegevens worden gepresenteerd, maar een relatie tussen twee personen. De personen worden met behulp van dezelfde variabelen gekarakteriseerd. Voorbeelden van relaties tussen twee personen: * Vader en zoon; beroep van beiden * Moeder en dochter; opleiding van beiden * (Echt)genoot en (echt)genote; wel/niet werken voor beiden

  44. Een vierkante tabel neemt niet een persoon als eenheid waarover gegevens worden gepresenteerd, maar een relatie tussen twee personen. De personen worden met behulp van dezelfde variabelen gekarakteriseerd. Voorbeelden van relaties tussen twee personen: * Vader en zoon; beroep van beiden * Moeder en dochter; opleiding van beiden * (Echt)genoot en (echt)genote; wel/niet werken voor beiden * Persoon en beste vriend(in); godsdienst van beiden

  45. Tabel voor beroepsmobiliteit Tabel voor onderwijsmobiliteit Tabel voor connubium Tabel voor convivium

  46. Tabel voor beroepsmobiliteit Tabel voor onderwijsmobiliteit Tabel voor connubium Tabel voor convivium Weber: de openheid van het stratificatiestelsel van een samenleving blijkt uit mobiliteit, connubium en convivium

  47. Vader-zoon beroepsmobiliteit Nederland 1970-1974; absolute aantallen omgerekend tot promilles zoon hoog mid laag totaal hoog 115 44 34 193 Vader midden 113 187 120 420 laag 67 80 240 387 totaal 295 311 394 1000

  48. We brengen geen gegevens voor dochters en moeders en beroepsmobiliteit tabellen daarover. In de onderzochte periode nam het percentage werkende vrouwen toe, wat de ontwikkeling in vader-dochter mobiliteit tot een apart verhaal maakt. Verder hebben nog altijd te weinig moeders een beroep om tot bruikbare uitspraken over moeder-kind beroepsmobiliteit te komen. Er is wel veel onderzoek gedaan naar onderwijsmobiliteit, dat zowel over zonen en dochters als vaders en moeders handelt.

  49. Nederland 1990-1993; absolute aantallen omgerekend tot promilles zoon hoog mid laag totaal hoog 168 65 52 285 Vader midden 155 120 99 374 laag 100 79 162 341 totaal 423 264 313 1000

  50. Nederland 2000-2003; absolute aantallen omgerekend tot promilles zoon hoog mid laag totaal hoog 162 79 24 265 Vader midden 204 232 94 530 laag 71 79 55 205 totaal 437 390 173 1000

More Related