660 likes | 787 Views
Welkom in deze ochtenddienst! Voorganger is ds. H. de Bruijne. Sing-in: Opwekking 27, “Leid mij Heer”. Leid mij, Heer, o machtig Heiland door dit leven aan uw hand Ik ben zwak, maar Gij zijt machtig, wees mijn Gids in ’t barre land. Gij mijn Sterkte, Gij mijn Leider,
E N D
Welkom in deze ochtenddienst!Voorganger is ds. H. de Bruijne
Sing-in: Opwekking 27, “Leid mij Heer” • Leid mij, Heer, o machtig Heiland • door dit leven aan uw hand • Ik ben zwak, maar Gij zijt machtig, • wees mijn Gids in ’t barre land. • Gij mijn Sterkte, Gij mijn Leider, • vul mij met uw Geest steeds meer, • vul mij met uw Geest steeds meer.
Sing-in: Opwekking 27, “Leid mij Heer” • Laat mij zijn een Godsgetuige, • sprekend van U meer en meer. • Leid mij steeds door uwe liefde, • groeiend naar uw beeld, o Heer. • Brood des levens, Brood des hemels, • voed mij dat ik groei naar U, • voed mij dat ik groei naar U.
Sing-in: Opwekking 27, “Leid mij Heer” • Laat door mij uw levend water • vloeien als een klare stroom. • O, Heer Jezus, ’t wordt steeds later • dat uw Geest over allen koom’. • Machtig Heiland, mijn Verlosser, • kom Heer Jezus, in uw kracht, • kom Heer Jezus, in uw kracht.
Sing-in: Opwekking 526, “Goed nieuws” • Goed nieuws, goed nieuws, voor jou en mij, halleluja! • Ja, zelfs de eng’len zingen blij, halleluja! • Refrein: Zijn genade voor de mensen, liefde toonde Hij. Voor ons zendt God Zijn enige Zoon, halleluja!
Sing-in: Opwekking 526, “Goed nieuws” • Hij verdrijft de schaduw van de nacht, • halleluja! • Vandaag begint een eeuwige dag, halleluja! • Refrein: Zijn genade voor de mensen, liefde toonde Hij. Voor ons zendt God Zijn enige Zoon, halleluja!
Sing-in: Opwekking 526, “Goed nieuws” • God reikt de mens verzoening aan, • halleluja! • De hemel is wijd open gegaan, halleluja! • Refrein: Zijn genade voor de mensen, liefde toonde Hij. Voor ons zendt God Zijn enige Zoon, halleluja!
Sing-in: Opwekking 334, “Heer uw licht” • Heer, uw licht en uw liefde schijnen, • waar U bent zal de nacht verdwijnen. • Jezus, Licht van de wereld, vernieuw ons, • Levend Woord, ja, uw waarheid bevrijd ons. • Schijn in mij, schijn door mij.
Sing-in: Opwekking 334, “Heer uw licht” (refrein) • Kom, Jezus, kom, • vul dit land met uw heerlijkheid. • Kom, Heil’ge Geest, stort op ons uw vuur. • Zend uw rivier, laar uw heil heel de aard’ vervullen • Spreek, Heer, uw Woord: dat het licht overwint.
Sing-in: Opwekking 334, “Heer uw licht” • Heer, ‘k wil komen in uw nabijheid, • uit de schaduwen in uw heerlijkheid. • Door het bloed mag ik U toebehoren. • Leer mij, toets mij, uw stem wil ik horen. • Schijn in mij, schijn door mij.
Sing-in: Opwekking 334, “Heer uw licht” (refrein) • Kom, Jezus, kom, • vul dit land met uw heerlijkheid. • Kom, Heil’ge Geest, stort op ons uw vuur. • Zend uw rivier, laar uw heil heel de aard’ vervullen • Spreek, Heer, uw Woord: dat het licht overwint.
Sing-in: Opwekking 334, “Heer uw licht” • Staan wij oog in oog met U, Heer, • daalt uw stralende licht op ons neer. • Zichtbaar, tastbaar, wordt U in ons leven, • U volmaakt wie volkomen zich geven. • Schijn in mij, schijn door mij.
Sing-in: Opwekking 334, “Heer uw licht” (refrein) • Kom, Jezus, kom, • vul dit land met uw heerlijkheid. • Kom, Heil’ge Geest, stort op ons uw vuur. • Zend uw rivier, laar uw heil heel de aard’ vervullen • Spreek, Heer, uw Woord: dat het licht overwint.
Sing-in: Opwekking 462, “Aan uw voeten, Heer” (refrein) • Aan uw voeten, Heer, is de hoogste plaats; • daarom kniel ik neer bij U. • Om bij U te zijn, is de grootste eer, • daarom buig ik mij voor U.
Sing-in: Opwekking 462, “Aan uw voeten, Heer” • Ja, ik verkies nu om bij u te zijn • en om naar U te luist’ren. • In plaats van altijd maar weer bezig te zijn, • kom ik nu tot U, o Heer.
Sing-in: Opwekking 462, “Aan uw voeten, Heer” (refrein) • Aan uw voeten, Heer, is de hoogste plaats; • daarom kniel ik neer bij U. • Om bij U te zijn, is de grootste eer, • daarom buig ik mij voor U.
Sing-in: Opwekking 462, “Aan uw voeten, Heer” • Mijn hart verlangt er naar om samen te zijn, • hier in een plaats van aanbidding. • In geest en waarheid samen één te zijn, • in aanbidding voor U.
Sing-in: Opwekking 462, “Aan uw voeten, Heer” (refrein) • Aan uw voeten, Heer, is de hoogste plaats; • daarom kniel ik neer bij U. • Om bij U te zijn, is de grootste eer, • daarom buig ik mij voor U.
Sing-in: Opwekking 462, “Aan uw voeten, Heer” • Zoals een vader die zijn kind omarmt, • ja, zo omarmt U ook mij. • U bent een Vader die vertroost en • beschermt • en ik kom tot rust bij U, • en ik kom tot rust bij U, • en ik kom tot rust bij U.
Psalm 99: 1, 2, 3 • God is Koning, Hij • sticht zijn heerschappij. • Volken hoort zijn stem. • Buigt u, beeft voor Hem, • die met macht gekroond • op de cherubs troont. • Aarde, word bewogen, • beef voor zijn vermogen.
Psalm 99: 1, 2, 3 • God, die recht gebood, • is in Sion groot; • van zijn troon belacht • Hij der volken macht. • Hoog en zeer geducht, • heilig en doorlucht • is uw naam, o HERE; • laten zij die eren!
Psalm 99: 1, 2, 3 • Niet op bruut geweld • hebt G'uw macht gesteld. • Gij o Koning, zegt: • Ik bemin het recht. • Onder uw beleid • heerst gerechtigheid; • uw verbond heeft leven • aan uw volk gegeven.
Psalm 99: 4, 5, 6 • Maakt Hem altezaam • groot, verheft zijn naam. • Buigt u voor Hem neer, • knielt voor Isrels Heer. • Aan zijn voeten reik • Hem uw huldeblijk. • Heilig, hoog in ere • is de Heer der heren.
Psalm 99: 4, 5, 6 • Mozes trad in 't licht • voor zijn aangezicht • met Aäron saam,- • priesters in Gods naam. • Ook verhief tot Hem • Samuël zijn stem. • Waar Hij werd aanbeden • schonk de HEER zijn vrede.
Psalm 99: 4, 5, 6 • In een dichte wolk • sprak Hij tot zijn volk. • Wat Hij metterdaad • openbaarde, staat • in hun hart gegrift • als zijn heilig schrift. • 't Woord, door God gegeven, • is voor hen het leven.
Lied: “De winter is vergangen”: 1, 2, 3, 4 melodie: Gez. 161 Ev. Liedb. • De winter is vergangen, • de aarde rekt zich uit, • zij wacht reeds met verlangen • de volheid van de tijd, • want daar staat Hij gerezen, • de grote Bruidegom, • Zijn naam zal zijn geprezen, • al zij ’t als in een droom.
Lied: “De winter is vergangen”: 1, 2, 3, 4 melodie: Gez. 161 Ev. Liedb. • Hij staat er ons ten goede • in deze slechte tijd, • wij moeten Hem begroeten, • Zon der gerechtigheid; • wij moeten Hem aanbidden, • Zoon Gods en evenknie, • zoals Hij staat temidden • van wet en profetie.
Lied: “De winter is vergangen”: 1, 2, 3, 4 melodie: Gez. 161 Ev. Liedb. • De bergen zullen dragen • vrede en zaligheid, • wanneer Gij op komt dagen • die Zoon van David zijt, • o laatste Zoon van Adam, • en eerste Zoon van God, • die door zijn levensadem • zal opstaan uit de dood.
Lied: “De winter is vergangen”: 1, 2, 3, 4 melodie: Gez. 161 Ev. Liedb. • Dit lage mensenleven, • vernederd en veracht, • hoog zal het zijn verheven; • looft God uit alle macht ! • De schepping vol verlangen • reikhalst en strekt zich uit; • de winter is vergangen, • Gods mare wordt verbreid.
Schriftlezing I: • Markus 8:27 - 9:1 (NBV)
27 Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen in de buurt van Caesarea Filippi. Onderweg vroeg hij aan zijn leerlingen: ‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’ 28 Ze antwoordden: ‘Johannes de Doper, en anderen zeggen Elia, en weer anderen zeggen dat u een van de profeten bent.’ 29 Toen vroeg hij hun: ‘En wie ben ik volgens jullie?’ Petrus antwoordde: ‘U bent de messias.’
30 Hij verbood hun op strenge toon om met iemand hierover te spreken. • 31 Hij begon hun te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten van het volk, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen zou worden, en dat hij gedood zou worden, maar drie dagen later zou opstaan; 32 hij sprak hierover in alle openheid.
Toen nam Petrus hem apart en begon hem fel terecht te wijzen. 33 Maar hij draaide zich om, keek zijn leerlingen aan en wees Petrus streng terecht met de woorden: ‘Ga terug, achter mij, Satan! Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’ • 34 Hij riep de menigte samen met de leerlingen bij zich en zei:
‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aan komen. 35 Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij en het evangelie, zal het behouden. 36 Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar er het leven bij inschiet? 37 Wat zou een mens niet overhebben voor zijn leven?
38 Wie zich tegenover de trouweloze en zondige mensen van deze tijd schaamt voor mij en mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon zich ook voor hem schaamt, wanneer hij komt in het gezelschap van de heilige engelen en bekleed met de stralende luister van zijn Vader.’
1 Verder zei hij ook nog: ‘Ik verzeker jullie: sommigen die hier aanwezig zijn zullen niet sterven voordat ze de komst van het koninkrijk van God in al zijn kracht hebben meegemaakt.’
Lied: “In veertig dagen van beproeven” 1,2,5 melodie: Ps. 5 • In veertig dagen van beproeven, • vol van woestijnwind en van Geest, • waar duivelslist de leugen leest • zal Iemand in God Naam hier toeven • ons ten behoeve.
Schriftlezing II: • Markus 9:2 - 13 (NBV)
2 Zes dagen later nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee een hoge berg op, waar ze helemaal alleen waren. Voor hun ogen veranderde hij van gedaante, 3 zijn kleren gingen helder wit glanzen, zo wit als geen enkele wolwasser op aarde voor elkaar zou kunnen krijgen. 4 Toen verscheen Elia aan hen, samen met Mozes, en ze spraken met Jezus.
5 Petrus nam het woord en zei tegen Jezus: ‘Rabbi, het is goed dat wij hier zijn; laten we drie tenten opslaan, een voor u, een voor Mozes en een voor Elia.’ 6 Hij wist niet goed wat hij moest zeggen, want ze waren door schrik overweldigd. 7 Toen viel de schaduw van een wolk over hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!’
8 Ze keken om zich heen en zagen opeens niemand meer, behalve Jezus, die nog bij hen stond. 9 Toen ze de berg afdaalden, zei hij tegen hen dat ze aan niemand mochten vertellen wat ze hadden gezien voordat de Mensenzoon uit de dood zou zijn opgestaan. 10 Ze namen zijn woorden ter harte, maar vroegen zich onder elkaar wel af wat hij bedoelde met deze opstanding uit de dood.
11 Ze vroegen hem: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?’ 12 Hij antwoordde: ‘Elia komt inderdaad eerst en herstelt alles, maar over de Mensenzoon staat toch geschreven dat hij veel moet lijden en met verachting behandeld zal worden? 13 Ik zeg jullie: Elia is al gekomen, en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden, zoals over hem geschreven staat.’
Lied: “In veertig dagen van beproeven” 1,2,5 melodie: Ps. 5 • En het geschiedde in die dagen • dat Hij in heerlijkheid verscheen. • Een stralend licht om allen heen, • die naar des Heren welbehagen • Gods glorie zagen.
Schriftlezing III: • Markus 9:30 - 37 (NBV)
30 Ze vertrokken uit die streek en reisden door Galilea, maar hij wilde niet dat iemand dat te weten kwam, 31 want hij was bezig zijn leerlingen onderricht te geven. Hij zei tegen hen: ‘De Mensenzoon wordt uitgeleverd aan de mensen. Die zullen hem doden, maar na drie dagen zal hij uit de dood opstaan.’ 32 Ze begrepen deze uitspraak niet, maar durfden hem geen vragen te stellen.
33 Ze kwamen in Kafarnaüm. Toen ze in huis waren, vroeg hij hun: ‘Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten?’ 34 Ze zwegen, want ze hadden onderweg met elkaar getwist over de vraag wie van hen de belangrijkste was. 35 Hij ging zitten en riep de twaalf bij zich. Hij zei tegen hen: ‘Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar.’