430 likes | 595 Views
Navigatie. In Flightsim. Enkele begrippen. Heading- De richting waarheen de neus van het toestel wijst. Course- De richting die volgens het plan moet worden gevlogen. Track- De richting die daadwerkelijk wordt gevlogen. Indien er geen zijwind is vallen deze samen !.
E N D
Navigatie In Flightsim.
Enkele begrippen. • Heading- De richting waarheen de neus van het toestel wijst. • Course- De richting die volgens het plan moet worden gevlogen. • Track- De richting die daadwerkelijk wordt gevlogen.Indien er geen zijwind is vallen deze samen!
De positie op de wereldbol en kaart wordt bepaald aan de hand van graden t.o.v de meridiaan en de evenaar. Deze wordt uitgedrukt in graden noorderbreedte,zuiderbreedte en graden westerlengte,ooster-lengte. Positiebepaling
Latitude geeft de breedtegraden weer. Longitude geeft de lengtegraden weer. Positiebepaling
Het magnetisch noorden komt niet overeen het geografisch noorden. Het magnetisch kompas zal daardoor niet naar het kaartnoorden wijzen. Deze afwijking verschilt per plaats op aarde. De richting van bakens en de richting van Start/landingsbanen zijn gebaseerd op magnetisch noorden. De koersen uitgezet met de flightplanner(en FS-navigator) geven de magnetische waarden weer. Het Noorden
Meest gebruikte Flightplanners Flightsimulator planner. FS-Navigator. Routefinder(internet)http://rfinder.asalink.net/free/.
Soorten Flightplans Visual Flying Rules- Dit type plan wordt gebruikt voor het vliegen onder zichtcondities. De vlieger is zelf verantwoordelijk voor het vermijden van botsingen met andere luchtvaartuigen of het terrein. ATC kan op verzoek begeleiden en zonodig waarschuwen (flight following). T.a.v. wolken dient er afstand te worden gehouden.Melden voor het binnengaan van gecontroleerd luchtruim rond vliegvelden is verplicht, alleen na verkregen toestemming mag luchtruim worden binnengevlogen. Instrument Flying Rules- Dit type plan wordt gebruikt voor het vliegen onder instrument condities. ATC is verantwoordelijk voor de separatie met andere luchtvaartuigen en het terrein. De vlieger mag niet van hoogte, snelheid en richting veranderen zonder toestemming van ATC. Opdrachten van ATC dienen te worden opgevolgd.
Plan methoden V(ictor) routes- Luchtwegen beneden de 19500 ft NL (18000 ft USA). VFR en IFR. J(et) routes- Luchtwegen boven de 19500 ft NL (18000 ft USA). Alleen IFR VOR to VOR- Van baken naar baken. Beneden 19500 ft NL (18000 ft USA).VFR en IFR.
Soorten kaarten VFR- Geven de bakens, V-routes,vliegvelden, rivieren, wegen steden, kustlijnen , bergen, obstakels, landmarks, controlegebieden, airspace classification, com. frequenties, enz. weer. Low Enroute- Geven de bakens, V-routes,vliegvelden, vlieghoogtes, airspace classification, grenzen van controlegebieden, grenzen van landen, com. frequenties, enz. weer. High Enroute- Geven de bakens, V-routes,vliegvelden, vlieghoogtes, airspace classification, grenzen van controlegebieden, grenzen van landen, com. frequenties, enz. weer. Standard Instrument Departure(SID)- Geeft hoe je van de startbaan naar het eerste waypoint van je vliegplan moet vliegen. Standard Terminal Arrival Route(STAR)- Geeft aan hoe je van de luchtweg naar het controlegebied van het vliegveld moet vliegen. Approach chart- Geeft aan hoe je op de landingsbaan moet aanvliegen om te landen.
Navaids NDB- Non Directional Beacon. Dit is een ongericht radiobaken. Wordt gebruikt door het ADF(Automatic Direction Finder)-syteem. VOR- VHF Omnidirectional Range. Dit is een gericht radiobaken. Wordt gebruikt door het VOR-systeem. ILS- Instrument landing system. Een systeem om onder slechte zichtomstandigheden te kunnen landen. DME- Distance Measuring System. Dit is een radio afstand meetsysteem, wordt alleen gebruikt in combinatie met bovenstaande systemen. GPS- Global Positioning System. Dit is een satalietnavigatie systeem.
Non Directional Beacon Dit is een radiozender in het frequentiebereik 190-535 kHz. Ter herkenning wordt regelmatig een drie letterige morsecode uitgezonden, waarmee men het baken kan identificeren. Het baken is relatief eenvoudig en bestrijkt vanwege het gebruikte frequentiegebied een groot gebied. Het is hierdoor geschikt voor afgelegen gebieden. Echter dit frequentiegebied zorgt ook voor een slechte nauwkeurigheid.
Automatic Direction Finder Dit systeem bestaat uit een richtingevoelige antenne, ontvanger en indicator en maakt gebruik van Non Directional Beacons of andere radiozenders. De ontvanger wordt op het betreffende baken of zender afgestemd. Na ontvangst van signaal wijs de pijl van de indicator in de richting van de zender. Het geluidssignaal van de ontvanger geeft de drie letterige morse code van het baken of het geluid van de (AM)radiozender weer. Frequentiebereik ontvanger 190-1750 kHz (LF-MF).
NDB indicators Vaste schaal Draaibare Schaal Elektronische uitvoering met twee ADF’s Digitale uitlezing NDB + kompas
VOR-Baken Gaat uit van 360 radialen genummerd 1 t/m 360. Radial 360 komt overeen het magnetisch noorden. Frequentiegebied 108.0 t/m 117.95 MHz (VHF). Zend een drieletterig morse gecodeerd identificatie signaal uit Terminal VOR: bereik 25 nm. Low altitude VOR (18000 ft): bereik 49 nm. High altitude VOR: bereik 40-130 nm.
VOR- Vliegtuigsysteem Dit bestaat uit: Antenne. Navigatie ontvanger. VOR-indicator
VOR-navigatie De VOR-receiver weet op welke radiaal het vliegtuig zich bevind. Men navigeert altijd t.o.v een vooraf ingestelde radiaal(course). Deze wordt ingesteld met de Omni Bearing Selector. De indicator geeft de afwijking(links/rechts) en positie(To/From) aan t.o.v de ingestelde radial. De indicator doet dit d.m.v. de Course Deviation Indicator(links/rechts) en de To/from indicator(positie).
Nav 2 Indicator Course Deviation Indicator To/From Flag Omni Bearing Selector Course/Radial
Nav 1 Indicator Course Deviation Indicator To/From Flag Omni Bearing Selector Course/Radial
Positie bepalen t.o.v. VOR Radiaal outbound- Draai net zolang aan de OBS tot de CDI in het midden staat en de To/From indicator From aanwijst. De ingestelde waarde is nu de radiaal waarop je je bevindt. Radial inbound- Draai net zolang aan de OBS tot dat de CDI in het midden staat en de To/From indicator To aanwijst. De ingestelde waarde is de te vliegen koers naar het baken
Radiaal onderscheppen. Stel met de OBS de waarde van de Radiaal in. Ga dezelfde koers vliegen als ingesteld. Kijk of de CDI aangeeft of de ingestelde waarde zich links of rechts van het vliegtuig bevindt. Draai 45 graden naar links of naar rechts om de radiaal te onderscheppen.
Distance Measuring Equipment Wordt altijd gecombineerd met een ander baken VOR en ILS en NDB. Zendfrequentie vliegtuig 1025-1150 MHz. Zendfrequentie baken 962-1213 Mhz. Zodra op het bijbehorende baken wordt afgestemd, wordt automatisch de juiste DME frequentie geselecteerd. Het instrument geeft aan: 1- De afstand naar het baken. 2- De grondsnelheid t.o.v. van het baken. 3- De te vliegen aantal minuten naar het baken.
DME Snelheid Aantal minuten Afstand Ontvangerkeuze
Instrument Landing System Localizer- Is een zendsysteem waarmee de positie t.o.v. het midden van de baan wordt bepaald. Frequentiegebied 108-111.975 MHz. De localizer zendt tevens op 1020 MHz een morsecode voor identificatie uit. Glide Path Beacon- Is een zendsysteem dat de daallijn wordt bepaald. Het komt uit in de “touch down” zone van de baan. Frequentiegebied 328,6 MHz-335,4 MHz. Outer Marker Beacon- Dit is een omhooggericht baken op 7,2 km afstand van de baan. Het werkt op een frequentie van 75 MHz en zendt lange tonen van 400 Hz uit. Vaak wordt dit baken gecombineerd met een NDB en het heet dan “Compass Locater Outer Marker”(LOM). Middle Marker Beacon- Dit is een omhooggericht baken op 1050 m afstand van de baan. Het werkt op een frequentie van 75 MHz en zend afwisselend lange en korte tonen van 1300 Hz uit. Inner Marker Beacon- Dit is een omhooggericht baken naast de baandrempel. Het werkt op een frequentie van 75 MHz en zendt korte tonen van 3000 Hz uit.Dit baken wordt zelden nog toegepast.
Het ILS-systeem bestaat uit een antenne, ontvanger,een indicator en de marker lichten. De ontvanger wordt afgestemd op de localizer frequentie. Alle andere benodigde frequenties zijn dan automatisch ook ingesteld. De ILS-indicator geeft, bij ontvangst van het ILS-signaal, de positie van het vliegtuig t.o.v. de baan en het glijpad weer. Bij het passeren van de marker beacons licht het betreffende lampje op. ILS-vliegtuig
ILS-Cockpit Outer marker Middle Marker Inner Marker Positie Glide Slope Positie Localizer
Back Course ILS Nadelen er is geen glide slope en de indicatie van de localizer is tegengesteld aan de normale aanwijzing. M.a.w. als de indicatie aan geeft dat de baan rechts ligt, dan bevindt hij zich links.
De transponder maakt deel uit van het een identificatie systeem in gebruik door het ATCC. Dit systeem staat bekend onder de namen IFF(Identification Friend or Foe), SSR(Secondary Surveillance Radar). Het systeem bestaat uit een gerichte antenne(gemonteerd op de ronddraaiende radar-antenne van het ATCC), een interrogator(zender/ontvanger op de grond), een antenne (in het vliegtuig) en de transponder(zender/ontvanger in het vliegtuig). Het grondstation zend een (op 1030MHz.) ondervragingscode uit via de gerichte antenne. Alle vliegtuigen die zich in de richting en bereik van de antenne bevinden, zullen na ontvangst van deze code via de transponder een reply( op 1090 Mhz.) terugzenden. Afhankelijk van de uitgezonden code (Mode 3/A of Mode C) zal de reply de, op de transponder ingestelde, identificatie of de hoogte t.o.v. MSL bevatten. Het ATCC heeft nu de positie (richting+afstand), identificatie en hoogte van het vliegtuig. De in te stellen identificatiecode wordt door het ATCC bij vertrek of tijdens de vlucht per radio bekendgesteld. De Transponder.
Communicatie Rec. Radio Panel Nav1 Rec-ILS/VOR/Auto Pilot Nav2 Rec.-VOR/LOC ADF Rec. Transponder Audio Select Panel