280 likes | 414 Views
Week 7: Vervolging en martelaarschap. Margit Pothoven. Indeling keizerschap (A1). Julisch-Claudische huis: 27 vC – 68 nC (Augustus-Nero) Vierkeizerjaar: 68-69 (Galba-Otho-Vitellius-Vespasianus) Flavische huis: 69-96 (Vespasianus-Titus-Domitianus) Adoptiefkeizers: 96-180 (Nerva tot Commodus)
E N D
Week 7: Vervolging en martelaarschap Margit Pothoven
Indeling keizerschap (A1) • Julisch-Claudische huis: 27 vC – 68 nC (Augustus-Nero) • Vierkeizerjaar: 68-69 (Galba-Otho-Vitellius-Vespasianus) • Flavische huis: 69-96 (Vespasianus-Titus-Domitianus) • Adoptiefkeizers: 96-180 (Nerva tot Commodus) • Commodus: 180-192 • Tweede vierkeizerjaar: 192-193 • Severische huis: 193 – 235 (Septimius tot Alexander S) • Soldatenkeizers: 235-284 (Maximinus Thrax tot Carus) • Tetrarchie: 284-305 (Diocletianus)
Externe problemen (A2) Verhoogde druk op de rijksgrenzen in het noordwesten Germaanse stammen zorgden voor onrust in de noordwestelijke provincies Grote gebieden geplunderd en verwoest In 170 na Chr. dringen Germanen door tot in Italië Ook verhoogde druk op de grenzen in het oosten Parthische rijk werd opgeslokt door het Nieuw-Perzische rijk der Sassaniden (226-640 na Chr.) De Sassaniden wilden het oude rijk van Cyrus herstellen en bedreigden daarbij vele oostelijke Romeinse provincies
Interne problemen Legers kondenexternedruknietaan Romeinsburgerrecht was nietmeerexclusief Gebrekaanmilitaireervaringonder de legerofficieren Legerkampenwarensterkgeregionaliseerd Rijk was nietmeerberekend op hogeuitgavenvoordefensie Belastingstelselonvoldoende Waarde van de munt daalde
Keizer Gallienus (A3) Eén van de soldatenkeizers Regeerde van 253-268 nC Hervormingen: 260: Senatoren waren voortaan uitgesloten van het bekleden van officiersposten (voortbouwen op Septimus Severus) Zoneverdediging in de diepte Rond 255: Overschakeling op mobiele troepen versterking grenzen (samen met vader Valerianus (253-260)) “Generale staf” van in krijgdienst opgeklommen ridders
Keizer Diocletianus (A4) Regeerde van 284-305 nC Maakte einde aan de ‘crisis van de derde eeuw’ Probeerde herhaling te voorkomen door aantal hervormingen
A4: Diocletianus (284-305) ging nog verder (handboek blz. 267-271): hij breidde het leger uit, versterkte de grenzen en splitste het leger op in mobiele grensmilities. Naast een nieuw belastingstelsel, saneerde hij ook het muntstelsel. Hij bond de boeren aan de grond, om de productiviteit van de percelen te waarborgen. Ambachtslieden en curiales werden ook aan hun stand gebonden om zo de sociale stabiliteit te bevorderen. De crisis van de derde eeuw maakte duidelijk dat een nieuw provinciebestuur noodzakelijk was. Diocletianus breidde het provinciaal bestuursapparaat dan ook sterk uit (vgl. handboek blz. 268). Hij scheidde de militaire sector van het civiele bestuur, waarbij de hoogste functies voortaan bekleed werden door leden van de ridderstand. De senatorenstand verloor hiermee zijn bevoorrechte positie, zowel bestuurlijk als militair (blz. 270). Om troonstrijd, zoals in de tijd van de soldatenkeizers, te voorkomen, stelde Diocletianus één medekeizer (Augustus, dus twee Augusti) aan en twee onderkeizers (Caesar, Caesares) die resideerden in Nicomedia, Milaan, Sirmium en Trier. Zijn opvolgingsplan was echter onsuccesvol (zie Constantijn de Grote, Slag bij Pons Milvius in 324 AD, blz. 272).
Problemen Militaireproblemen Financieleproblemen Dynastiekeproblemen Christendom
Hervormingen van Diocletianus Bestuur Instelling tetrarchie Verdubbeling aantal provincies Uitbreiding en professionalisering van het ‘ambtenarenapparaat’ Senaat verloor bevoorrechte positie Militair Toename aantal soldaten Formatie mobiele legers Fortenbouw langs grenzen Verbetering infrastructuur
Hervormingen: Vervolg Presentatie keizerschap Verheven keizer (dominus). Afstand tussen keizer en onderdanen Financieel Hervorming belastingstelsel Christendom Grote christenvervolging 303 na Chr.
Oplossing? De maatregelen losten de problemen niet op, maar leidden tot andere moeilijkheden. Gevolgen waren vervreemding van keizer en onderdanen, en van keizer en senatoren, grote financiële problemen doordat de kosten van het bestuurlijke apparaat en het leger zeer hoog waren. Aan de andere kant kan gezegd worden dat het Romeinse rijk wel bijeengehouden werd en niet ten onder ging, dus dat de maatregelen van Diocletianus toch in zekere zin stabiliteit schenen te brengen. Er is discussie mogelijk over de aard van deze stabiliteit, waarop gebaseerd en succesvol of aanleiding tot ondergang van het Romeinse rijk? Tegenwoordig wordt het idee van ondergang steeds meer verdrongen door het idee van transformatie.
Keizer Constantijn (A5) Regeerde van 306-337 nC Bekend om zijn bekering tot het christendom en het bevoordelen van de christenen Ook keizer Constantijn de Grote voerde hervormingen door
Hervormingen van Constantijn Nieuwe hoofdstad, nl. Constantinopel Senatoren kregen weer een belangrijke plaats in het rijksbestuur Nieuwe mobiele legereenheden, bestaande uit barbaren Opkomst Germanen Uitbreiding bureaucratie en hofhouding Opvoering militaire budget Instelling nieuwe belastingen en verhoging oude belastingen 322: Versterking van greep van grootgrondbezitters op hun pachters Stabilisatie muntwezen d.m.v. de solidus Ontkoppeling van militaire en civiele posten, bijv. de praetoriaanse prefect wordt een civiele functie Toestaan christendom (313 na Chr., Edict van Milaan)
Verspreiding christendom (A6) • a: Verklaring snelle verbreiding • b: Overeenkomsten en verschillen andere religieuze stromingen in die tijd • c: Hoe raakte het christendom verspreid • d: Reactie Romeinse overheersers op de nieuwe religie
a. Christendom • Christendom was populair zowel onder de ontwortelde stedelijke bevolking (slaven, vrouwen etc.) gelijkheid voor god, als onder de stedelijke elite het compromisloze karakter, de duidelijkheid en zekerheid die het monotheïsme bood
b. Christendom Overeenkomsten Christenen erkenden net als de Joden slechts één god en verwierpen alle andere goden. Net als enkele oosterse religies die in de keizertijd zich verbreidden (cultus van Isis en Osiris, Mithrascultus en de Cybelecultus) was het christendom niet aan steden of volkeren gebonden. Verschillen Monotheïsme (zowel overeenkomst als verschil, verschil met “heidens” geloof) Nieuwe religie en dat is geen aanbeveling in de oudheid
c. Verspreiding christendom Werk van apostelen Met name Paulus van Tarsus speelt een grote rol N.B. Was eerst vervolger van christenen! Nadruk op geloof in de opstanding van Jezus na diens dood
d. Reactie op christendom Reactie Romeinse overheersers: Over het algemeen stonden de Romeinse regeerders tolerant tegenover vreemde godsdiensten. Ze eisten alleen dat Romeinse burgers bereid zouden zijn mee te offeren en te bidden tot de Romeinse staatsgoden en ze traden op tegen verstoringen van de openbare orde (bij bijv. Bacchusfeesten). Voorbeelden van tolerantie: de mysterieculten (Isis en Osiris, Demeter), het jodendom, de Bacchuscultus, de verering van Mithras en de Cybelecultus.
d. Reactie op christendom Minder tolerant tegenover het christendom. Monotheïsme Christendom anders dan jodendom Nieuwe religie Introvert karakter Eucharistie was kannibalisme Beschuldigingen van incest
Grootste probleem: Christenen weigerden mee te doen met de Romeinse keizercultus. Dit was onacceptabel. Pogingen om christenen tot deelname te dwingen leidden eerder tot martelaarschappen dan tot geloofsafval door christenen.
Romeinse Rijk: Oost en west (A7) Westen: Germaanse volken vestigen zich binnen de rijksgrenzen Plundering Rome in 410 door de Visigothen Vestigen zich in zuidelijk Gallië Angelsaksen in Brittannië Oosten: Dichter bevolkt, sterker geürbaniseerd en welvarender Constantinopel werd het nieuwe Rome Onder Theodosius en Justianianus codificatie van het Romeinse recht Na Theodosius wordt het Rijk definitief opgesplitst
Martelaarschap (E-vragen) • Ideaalbeeld: Sterven voor God. Uit zich in • (1) Eleazar weigert vlees van voor de heidense goden geofferde varkens te eten en toont zich zo bereid te sterven “voor de eerbiedwaardige en heilige wet” (2 Makk. 6.28; vgl. 23.). net als in Polycarpus niet in strijd met eigen religieuze overtuiging handelen. • (2) De broers en moeder sterven liever dan “de wet van onze voorvaderen te overtreden” (2 Makk. 7.2). Zij doen dit in afwachting van een “eeuwig leven” (2 Makk. 7.9) c.q. van de opstanding uit de dood (2 Makk. 7.11). Het vertrouwen in goddelijke steun door de dood heen. • (3) Eleazar verkiest een “roemvolle dood boven een besmeurs leven” (2 Makk. 6.19) De roem die een dergelijke dood met zich meebrengt.