1 / 6

De zinsdelen p. 39

De zinsdelen p. 39. Oplossing. Even later / ziet / Freek / een kleine, zwarte figuur met een rode helm/ rijden.//. Even later ziet Freek een kleine, zwarte figuur met een rode helm rijden. Ziet Freek even later een kleine, zwarte figuur met een rode helm rijden?

carminda
Download Presentation

De zinsdelen p. 39

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. De zinsdelen p. 39 Oplossing

  2. Even later / ziet / Freek / een kleine, zwarte figuur met een rode helm/ rijden.// Even later ziet Freek een kleine, zwarte figuur met een rode helm rijden. Ziet Freek even later een kleine, zwarte figuur met een rode helm rijden? • Freek ziet even later een kleine, zwarte figuur met een rode helm rijden. • Een kleine, zwarte figuur met een rode helm ziet Freek even later rijden.

  3. De gestalte /stuitert /over de hobbelige paden /langs de landerijen.// De gestalte stuitert over de hobbelige paden langs de landerijen. Stuitert de gestalte over de hobbelige paden langs de landerijen? *De gestalte stuitert over de hobbelige paden langs de landerijen. *Over de hobbelige paden stuitert de gestalte langs de landerijen. *Langs de landerijen stuitert de gestalte over de hobbelige paden.

  4. De brommer stopt bij het bruggetje. De brommer /stopt /bij het bruggetje.// Stopt de brommer bij het bruggetje? Bij het bruggetje stopt de brommer.

  5. Het glimmende, knalgele ding /maakt/ een oorverdovend lawaai.// Het glimmende, knalgele ding maakt een oorverdovend lawaai. Maakt het glimmende, knalgele ding een oorverdovend lawaai? Een oorverdovend lawaai maakt het glimmende, knalgele ding.

  6. Onder de helm /ziet/ hij/ een sproeterig gezicht dat hem grijnzend aankijkt.// Onder de helm ziet hij een sproeterig gezicht dat hem grijnzend aankijkt. Ziet hij onder de helm een sproeterig gezicht dat hem grijnzend aankijkt? Een sproeterig gezicht dat hem grijnzend aankijkt, ziet hij onder de helm.

More Related