280 likes | 566 Views
Riemannsommen. De oppervlakte van het vlakdeel V in figuur a is te benaderen met behulp van rechthoeken. Daartoe verdeel je het interval [1, 5] in even lange deelintervallen. Hiernaast is gekozen voor rechthoeken met lengte ∆ x = 1. Voor de hoogte van de rechthoeken kun je
E N D
Riemannsommen • De oppervlakte van het vlakdeel V in figuur a is • te benaderen met behulp van rechthoeken. • Daartoe verdeel je het interval [1, 5] in even lange deelintervallen. • Hiernaast is gekozen voor rechthoeken met lengte ∆x = 1. • Voor de hoogte van de rechthoeken kun je • de kleinste functiewaarde op het deelinterval nemen, • je krijgt dan de ondersom, zie figuur b • de grootste functiewaarde op het deelinterval nemen, • je krijgt dan de bovensom, zie figuur c • de functiewaarde van een willekeurig getal xk van • het deelinterval nemen, zie figuur d • In het algemeen wordt de som van de oppervlakten • van rechthoeken genoteerd als • Dit heet een Riemannsom. Ook de ondersom en bovensom zijn Riemannsommen. • Er geldt ondersom ≤ O(V) ≤ bovensom. 10.1
opgave 5 f(x) = af(x) = 0 geeft 12 – 2x = 0 -2x = -12 x = 6 De middens van de intervallen zijn 0,5 ; 1,5 ; 2,5 ; 3,5 ; 4,5 en 5,5. O(V) ≈ (f(0,5) + f(1,5) + f(2,5) + f(3,5) + f(4,5) + f(5,5)) · 1 ≈ 6,28 b ondersom = (f(1) + f(2) + f(3) + f(4) + f(5) + f(6)) · 1 ≈ 4,91 bovensom = (f(0) + f(1) + f(2) + f(3) + f(4) + f(5)) · 1 ≈ 7,91 Dus 4,91 ≤ O(V) ≤ 7,91.
Integralen • Door bij een Riemannsom de limiet voor ∆x naar 0 te nemen krijg je een integraal. • De oppervlakte van het vlakdeel V dat boven de x-as ligt en wordt ingesloten door de • grafiek van f, de x-as en de lijnen x = a en x = b • is • Met de GR kun je integralen nauwkeurig benaderen. • Zo is de oppervlakte van het vlakdeel V dat wordt ingesloten door de grafiek van • f(x) = , de x-as en de y-as gelijk aan • dx • De optie fnInt(TI) of ∫dx (Casio) geeft O(V) ≈ 1,89. • De oppervlakte van het vlakdeel W dat wordt ingesloten door de grafiek van f en de • lijnen x = 2 en y = √2 bereken je met O(W) = O(rechthoek) – O(V). • Dus O(W) ≈ 2 · √2 – 1,89 ≈ 0,94. 10.1
opgave 9 f(x) = 5 geeft 6x – x2 = 5 -x2 + 6x – 5 = 0 x2 – 6x + 5 = 0 (x – 1)(x – 5) = 0 x = 1 ⋁ x = 5 De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft ≈ 30,667 O(V) ≈ 30,667 – 4 · 5 ≈ 10,67
opgave 10 af(x) = 1 geeft x3 – 5x2 + 6x + 1 = 1 x3 – 5x2 + 6x = 0 x(x2 – 5x + 6x) = 0 x(x – 2)(x – 3) = 0 x = 0 ⋁ x = 2 ⋁ x = 3 De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft ≈ 0,583. O(V) ≈ 1 · 1 – 0,583 ≈ 0,42 b De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft ≈ 4,667. O(W) ≈ 4,667 – 2 · 1 ≈ 2,67
Oppervlakte van een vlakdeel tussen grafieken • In de figuur hiernaast is f(x) ≥ g(x) op het interval [a, b]. • Daarom kan de oppervlakte van het vlakdeel V benaderd • worden met behulp van de Riemannsom • Voor de exacte oppervlakte neem je hiervan de limiet • voor ∆x naar 0. Je krijgt O(V) = • vb. • Het vlakdeel W wordt ingesloten door de grafieken van • f(x) = 2x – 8 en g(x) = -x2 • Voer in y1 = 2x – 8 en y2 = -x2 • Optie intersect geeft x ≈ -2,80 en x = 2. • De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft • O(W) ≈ ≈ 22,85 10.2
opgave 14 f(x) = sin(x) met Df = [0, π] Voer in y1 = sin(x) en y2 = ¼ x. De optie intersect geeft x ≈ 2,4746. De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft O(V) = en De lijn y = ¼ x verdeelt Vniet in twee delen met gelijke oppervlakte.
Inhoud van een omwentelingslichaam • Door het vlakdeel U in de figuur hiernaast te wentelen • om de x-as ontstaat het lichaam L. • I(L) = • Door het vlakdeel V in de figuur hiernaast te wentelen • om de x-as ontstaat het lichaam M. • I(M) = • vb. • Het lichaam N ontstaat door het vlakdeel W, • ingesloten door de grafieken van f(x) = 2x – 8 en • g(x) = -x2 , te wentelen om de x-as. • De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft • I(N) ≈ ≈ 593,4 10.2
opgave 21 Voer in y1 = -0,1x4 + x2 + x + 3 De optie zero (TI) of ROOT (Casio) geeft x≈ -3,14 en x ≈ 3,83. De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft I(L) ≈
opgave 29 Voer in y1 = -⅓x3 + 2x2 en y2 = x + 4 De optie intersect geeft x≈ -1,11, x ≈ 2,22 en x ≈ 4,88. De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft I(beidelichamen) ≈ ≈ 227,0251 – 71,1462 + 748,3616 – 481,3562 ≈ 422,88
Primitieven • O’(x) = • O(x + h) – O(x) = O(groene vlakdeel) ≈ f(x) · h • O’(x) = • De functie F is een primitieve • van de functie f als F’ = f. • Als F een primitieve van f is, • dan zijn alle functies F + c primitieven van f. • Het getal c heet de integratieconstante. • Voor elke constante a geldt dat a · F een primitieve is van a · f. 10.3
Regels voor primitiveren • Verder geldt dat als F een primitieve is van f, • dan is een primitieve van f(ax + b). 10.3
opgave 40 • af(x) = ex+1 = ex· e = e · ex • F(x) = e · ex + c = ex+1 + c • bf(x) = • F(x) = • cf(x) = • F(x) =
Oppervlakte en primitieve • O(V) = • O(x) = F(x) + c • = O(b) – O(a) • = (F(b) + c) – (F(a) + c) • = F(b) – F(a) • = = F(b) – F(a) 10.3
opgave 49 I(L1+ L2) = I(L1) = ½ · 18π geeft π(½a2 – 2a) – π· (2 – 4) = 9π π(½a2 – 2a) + 2π = 9π ½a2 – 2a + 2 = 9 a2 – 4a – 14 = 0 D = 16 – 4 · 1 · -14 = 72 voldoet niet voldoet =
Kegel en Bol • Door het vlakdeel ingesloten door de lijn y = • de x-as en de lijn x = h te wentelen om de x-as • ontstaat een kegel met straal r en hoogte h. • I(kegel) = ⅓πr2h • Door de cirkel c: x2 + y2 = r2 te wentelen om de x-as • ontstaat een bol met straal r. • I(bol) = 1⅓πr3 • Door het vlakdeel ingesloten door de cirkel c, de y-as en de lijn • x = ⅔r te wentelen om de x-as ontstaat een bolschijf. • I(bolschijf) = 10.4
Booglengte • De booglengte van het deel van de grafiek van een functie f tussen • x = a en x = b is • Bij de functie f(x) = krijg je de booglengte van het deel van de grafiek • tussen x = 1 en x = 4 als volgt. • f(x) = geeft • booglengte = • De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft booglengte ≈ 3,150. • Dus de omtrek van het vlakdeel V in de figuur hiernaast is • 3 + f(1) + f(4) + booglengte ≈ 7,400. 10.4
opgave 64 f(x) = geeft f’(x) = x De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft ≈ 13,904. omtrek ≈ 5 + · 52 + 13,904 ≈ 31,40
opgave 66 f(x) = 5 geeft x3 – 3x2 + 5 = 5 x3 – 3x2 = 0 x2(x – 3) = 0 x = 0 ⋁ x = 3 f(x) = x3 – 3x2 + 5 geeft f’(x) = 3x2–6x De optie fnInt (TI) of ∫dx (Casio) geeft ≈ 8,8146. omtrek ≈ 3 + 8,8146≈ 11,81
Wentelen om de y-as • Het vlakdeel V ligt rechts van de y-as en • wordt ingesloten door de grafiek • van de functie f, de y-as en • de lijnen y = a en y = b. • De inhoud van het lichaam L dat ontstaat als V om de y-as wentelt is • I(L) = 10.4