1 / 52

“ Paradijsvogels”

“ Paradijsvogels”. Vogels uit Nieuw -Guinea en het Noord Oosten van Australië. Regenwoud het leefgebied van de Paradijsvogels. Paradijsvogels als kunst object.

chick
Download Presentation

“ Paradijsvogels”

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. “Paradijsvogels” Vogels uit Nieuw -Guinea en het Noord Oosten van Australië

  2. Regenwoud het leefgebied van de Paradijsvogels

  3. Paradijsvogels als kunst object

  4. De paradijsvogel is familie van de kraai. Sommige soorten paradijsvogels zijn zwart en lijken veel op een kraai. De meeste paradijsvogels zijn bont gekleurd en hebben erg lange staartveren zodat ze in de verste verte niet op een kraai lijken.Op het eiland Nieuw-Guinea komen geen roofdieren voor die ook zoogdier zijn. Biologen zeggen dat de evolutie daardoor de paradijsvogel de kans heeft gegeven om zo mooi te worden. Het vliegen met een lange staart vol kleurrijke veren is best moeilijk. Sommige staartveren zijn 60 centimeter lang. Zo’n onhandige lange staart heeft toch de evolutiegeschiedenis doorstaan omdat het belangrijk was voor het overleven van de soort. Sommige evolutiebiologen redeneren dat paradijsvogelmannetjes door competitie onderling er steeds mooier uit zijn gaan zien. In de loop van de evolutie hadden de mooiste paradijsvogels de meeste voortplantingskansen.

  5. Paradijsvogels komen ook voor op alle eilanden rond Nieuw-Guinea die in een geologisch tijdperk miljoenen jaren geleden met elkaar verbonden waren. Op de Molukken, een eilandengroep naast Nieuw-Guinea komen 6 soorten voor. In Noord - Oost Australië, de punt van Queensland, komen 4 soorten paradijsvogels voor. Australië zat volgens geologen ruim 10.000 jaar geleden aan Nieuw-Guinea vast, maar wordt nu gescheiden door een zeestraat; de straat van Torres. De geweervogel valt ook onder de paradijsvogels. Deze heet zo vanwege het geluid dat hij maakt. Het lijkt op een langs suizende kogel. Er zijn drie soorten geweervogels die allen in Australië voorkomen. De vierde Australische paradijsvogel is de trompetparadijskraai. De paradijsvogel speelt een belangrijke rol in de cultuur van de Papoea's. Sommige volken kenden verhalen dat de paradijsvogels eigenlijk de vogels van de goden waren. Er zijn stammen die de veren van paradijsvogels gebruiken om een hoofdtooi te maken. Hiervoor vangen de Papoea's de vogels, wat een erg ingewikkelde bezigheid is. De paradijsvogels houden zich het meest op hoog in de boomtoppen. Een aantal soorten paradijsvogels zijn nog nauwelijks door wetenschappers onderzocht. Omdat Nieuw-Guinea een ruig en woest landschap kent, kost een expeditie veel tijd en geld. Pas in 2005 werd voor het eerst door wetenschappers een mannetjes-Berlepsch zesdradige paradijsvogel geobserveerd. De meeste wetenschappelijke kennis over Nieuw-Guinea is opgedaan in de tijd dat Nieuw-Guinea nog een rijksdeel van Nederland was. Nu vindt er sporadisch een expeditie plaats. Een extra complicatie is dat op het Indonesische deel de Indonesiërs liever geen buitenlandse pottenkijkers toelaten. De Indonesiërs onderdrukken de Papoea's al 40 jaar. Wetenschappers en journalisten hebben zeer beperkt toegang tot Nieuw-Guinea. Voor PNG geldt dat niet. Daar is de natuur echter ook zeer ruig en is het land niet rijk genoeg om grootschalig wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. Het is bekend dat 2000 jaar terug paradijsvogels in China een gewild statussymbool waren. Toen de westerlingen 400 jaar terug in Nieuw-Guinea aankwamen ontstond er een handel in paradijsvogels. Ditmaal was de vogel niet alleen in China maar ook in Europa en Amerika populair. Er werd erg veel op gejaagd. Alleen in Londen werden er begin 20e eeuw 40.000 paradijsvogels per jaar verhandeld. De Nederlanders hebben middels een handelsverbod in paradijsvogels in 1922 een eind aan de handel gemaakt. Het aantal paradijsvogels was door pronkzuchtige mensen in enkele jaren gedecimeerd. Na het verbod is het aantal vogels weer langzaam gestegen. Sinds Indonesië in een kleine oorlog het Nederlandse deel van Nieuw Guinea heeft veroverd en bezet houdt, is de illegale handel in paradijsvogels hervat. Vanaf het land Papua Nieuw-Guinea worden geen paradijsvogels meer geëxporteerd.

  6. De paradijsvogel is geen bedreigde diersoort. Hij heeft de handel van 100 jaar terug goed overleefd. Een reden hiervoor is het feit dat hij polygaam is. • Zo zorgt hij voor veel nakomelingen. De natuurlijke habitat van de paradijsvogel is redelijk onaangetast. Natuurlijk komt de vogel vrijwel niet voor in de enkele kleine steden die op Nieuw-Guinea zijn, maar het overgrote deel van dit eiland bestaat uit oerwoud, de ideale biotoop van de paradijsvogel. • De eerste paradijsvogels die in de 16e eeuw in Europa aankwamen waren door de Papoea's geprepareerd. Ze hadden geen poten en vleugels. Daardoor is in Europa de mythe ontstaan dat deze vogels altijd vlogen, nooit op een tak zaten en de wolkendauw uit de lucht gebruikten om te overleven. • Pas na 150 jaar waren er vogels die wel in complete staat in Europa aankwamen. Door deze mythe dat de vogels altijd in het ‘paradijs‘ vlogen kregen de vogels hun naam. Tropisch regenwoud Nieuw - Guinea

  7. Papoea’s gebruiken de veren van de Paradijsvogel voor hun hoofdtooi

  8. De interesse in deze vogels werd bij mij gewekt door het bezoek aan het

  9. In dit schitterende park worden verschillende soorten Paradijsvogels gehouden en gekweekt. De prachtige volières zijn optimaal beplant en de luchtvochtigheid is aan gepast aan de natuurlijke omgeving. De vogels die in het park zijn gehuisvest zijn onder andere de Grote bruine Paradijs vogel en de 12 draderige Paradijsvogel.

  10. Kleine Bruine Paradijsvol vogelpark Bali

  11. Kleine Paradijsvogel Grote Paradijs vogel

  12. De koningsparadijsvogel (Cicinnurus regius) is een vogel uit de familie van de paradijsvogels(Paradisaeidae). Het is een endemische vogelsoort uit Nieuw-Guinea. De koningsparadijsvogel is een vogel van ongeveer 16 cm, waarvan het mannetje prachtig gekleurd is. Deze heeft een witte buik, een robijnrood verenkleed, helderblauwe poten en donkere pluimen met een groen uiteinde op zijn schouders. Zijn staart is versierd met twee verlengde staartveren met aan het uiteinde twee smaragdgroene ronde veren. De staart is erg kort. Het vrouwtje is bruin en vanonder gestreept met lichtgeel. Het vrouwtje lijkt op het vrouwtje van de Prachtparadijsvogel (Diphyllodes magnificus) De koningsparadijsvogel komt voor door heel Nieuw-Guinea en de omliggende Aru-Eilanden, Miscool, Salawati en Japan. De vogels leven in bossen en aan bosranden in heuvel- en laagland op een hoogte van 0 tot 300 m boven de zeespiegel (zelden ook tot 850 m) Koningsparadijsvogels eten vruchten en geleedpotige. De vogel wordt vaak waargenomen in kleine, gemengde groepjes van vogelsoorten die gemeenschappelijk foerageren. Het mannetje koningsparadijsvogel voert een opvallende dans uit om het vrouwtje te lokken; hierbij zwaait hij met zijn staart en zet zijn witte buikveren op totdat het een pluizeballetje lijkt; tevens voert hij acrobatische kunsten uit. Het nest wordt gebouwd in een hol in een boom. Het is de enige soort binnen de paradijsvogels die zijn nest op een dergelijke plaats bouwt.

  13. De vogel komt voor op Nieuw –Guinea en de omliggende eilanden Salawati en Japen (mogelijk ook op Misool). Het leefgebied bestaat uit bossen, bosranden en secondair bos in heuvelland tot op een hoogte van 1450 m boven de zeespiegel. • De vogel komt voor binnen een groot gebied; het is geen bedreigde vogelsoort, maar valt wel onder de bescherming van de overeenkomst in zake internationale handel in bedreigde dieren en planten waardoor handel in deze vogel (en alle andere soorten paradijsvogels) wordt verboden De geelkraagparadijsvogel is 18 cm lang. De vogel heeft een dunne, draadvormige staart die op afstand lastig te zien is, daarom lijkt de vogel erg gedrongen en staartloos. Het mannetje heeft goudkleurige veren op de rug en iriserende, donkergroene veren op de borst. Het vrouwtje is onopvallend grijsbruin op de rug, wat lichter op de borst en buik met een vage bandering. Geelkraagparadijsvogel

  14. Lintstaartastrapia De Lintstaartastrapia (Astrapia mayeri) is een middelgrote paradijsvogel uit de orde zangvogels en de super familie corvodea. De lintstaartastrapia kan ongeveer 32 cm lang kan worden, exclusief de Lange staart bij het mannetje. Het mannetje van de lintstaartastrapiadie heeft een iriserend olijfgroen verenkleed met een mooi ‘balvormig’ verendosje boven zijn snavel en twee enorm lange witte staartveren. Deze staartveren kunnen meer dan een meter lang worden (zie afbeelding). Het vrouwtje is bruin met iriserende veren op de kop. De mannetjes behoren tot de meest spectaculaire verschijningen onder de paradijsvogels. Ze bezitten langste staartveren in verhouding tot hun lichaamslengte. Dit is bij geen enkele andere vogel groter. De staart kan tot ongeveer drie keer zo lang als het lichaam worden. De mannetjes zijn polygaam. De Lintstaartastrapia is een endemische vogelsoort uit Papua – Nieuw Guinea. Hij leeft er in de nevelwouden van het centrale hoogland rond Mount Hagen tot minstens 130 km westelijk daarvan, op een hoogte tussen de 2400 en 3400 meter. De lintstaartastrapia werd in 1938 door Fred Shaw Mayer ontdekt (mogelijk al eerder door de onfortuinlijke ontdekkingsreiziger en goudzoeker Jack Gordon Hides die in 1938 overleed) en in 1939 door C.R. Stonor beschreven. Het is daarmee de laatste paradijsvogel die men tot nu toe heeft ontdekt. De vogel komt voor in een beperkt gebied en is daarom kwetsbaar en staat daarom als gevoelig op de rode lijst van de IUCN. Houtkap is een bedreiging voor zijn habitat en verder wordt er jacht op hem gemaakt voor de fraaie staartveren. In slecht toegankelijke stukken van zijn verspreidingsgebied schijnt de lintstaartastrapia algemeen voor te komen. Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES-verdrag) verboden.

  15. De Goldie's paradijsvogel is een vrij grote paradijsvogel die ongeveer 33 cm lang kan worden, exclusief de lange staart bij het mannetje. Het mannetje van de Goldie's paradijsvogel heeft goudgele veren op het bovendeel van de kop en de rug. De iris geel, de snavel en de poten zijn grijs. Het mannetje heeft indrukwekkend fraaie, karmijnrood gekleurde sierveren aan de flanken en twee lange sierveren uit de staart. Verder is hij donkergroen; het grootste verschil met de andere paradijsvogels van het geslacht paradisaea vormt de blauwgrijze borst. Het vrouwtje is olijfbruin van boven en kaneelkleurig bruin op de borst. Zij verschilt van de andere paradisaeasoorten door een horizontale streping op de borst.] De Goldie's paradijsvogel is vernoemd naar Schotse verzamelaar Andrew Goldie, die in 1882 de vogel ontdekte. De Goldie's paradijsvogel is een endemische vogelsoort uit Papua – Nieuw –Guinea die voorkomt in de hellingbossen op een hoogte van 300 m tot waarschijnlijk meer dan 600 m boven de zeespiegel van de eilanden Fergusson en Normanby, onderdeel van de D’ Entrecasteaux archipel. Het dieet bestaatvoornamelijk uit fruit. Goldie’s paradijsvogel De Goldie's paradijsvogel komt voor in een beperkt gebied en is daar tot nu toe vrij algemeen in geschikt habitat. Hoewel er aanwijzingen zijn dat deze vogels zich kunnen aanpassen in regenbos waarin selectieve houtkap heeft plaatsgevonden, bestaan er toch zorgen. Er zijn plannen voor meer houtkap en omvorming van oerbos naar landbouwgrond. Daarom staat de Goldie's paradijsvogel als Gevoelig op de rode lijst van de IUNC Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES verdrag) verboden.

  16. De wimpeldrager (Pteridophora alberti) is de enige soort in het geslacht Pteridohora uit de familieparadijsvogels. Het is een endemische vogelsoort uit Nieuw - Guinea. De wetenschappelijke naam is een eerbetoon aan de Duitse koning Albert van Saksen. De volwassen wimpeldrager is ongeveer 22 cm lang. Het mannetje is zwart en geel en heeft een donkerbruine iris, een zwarte snavel met een lichtgroene binnenkant (mondopening). Verder heeft de wimpeldrager bruingrijze poten en twee opvallend lange (tot 50 cm), gekartelde, lichtblauwe kopveren met een parelachtige glans die hij naar believen kan opzetten. Het vrouwtje is grijsbruin met een v-vormige streepjes op de buik. De sierveren aan de kop van het mannetje zijn zo vreemd dat, toen het eerste exemplaar naar Europa werd gebracht, men dacht dat het grap van de taxidermist ter plaatse was. De soort komt voor in het hooggebergte van het centrale bergland vanaf het Weylandgebergte in Papoea (nu Indonesië, het vroegere Nederlands Nieuw - Guinea) tot aan de Kratke Range in Eastern Highlands(Papoea Nieuw-Guinea). Het leefgebied bestaat uit nevelwoud op hellingen tussen de 1.400-2.850 meter boven de zeespiegel, maar ook bosranden grenzend aan menselijke bewoning, waar vooral vrouwtjes worden waargenomen. Op de mannetjes wordt gejaagd vanwege de kostbare sierveren, die de plaatselijke bevolking gebruikt in ceremoniële kledij. Desondanks komt de soort nog relatief veel voor in geschikt leefgebied. Hij heeft daarom de beschermingsstatus 'niet bedreigd' op de Rode lijst van de IUNC. De soort staat op bijlage II van de CITES, wat betekent dat de handel aan strenge vergunningen is gebonden.

  17. De Arfakparotia (Parotia sefilata) is een soort paradijsvogels uit het geslacht parotia. Het is een endemische vogelsoort uit Nieuw – Guinea. De Arfakparotia is een middelgrote zwarte paradijsvogel die sterk lijkt op de Lawes’parotia. De vogel wordt zo'n 33 centimeter lang. Vrouwtjes hebben een bruine rug, de onderkant bestaat uit horizontale donkere strepen. Het mannetje is zwart en heeft een middellange staart, langer dan de staart van de Lawes' parotia. Achter elk oog heeft hij drie lange, zwarte, draadvormige veren die eindigen in een ronde punt. Hij heeft een zilverkleurige vlek op het voorhoofd. Zijn borst bestaat uit koperkleurige veren die iriseren. Dit effect wordt gebruikt bij de balts. De soort komt voor in het bergland van Vogelkop en de rest van West- Papoea(Indonesië) zoals het Arfakgebergte, Tamraugebergte en Wandammen, in tropisch regenbos op berghellingen tussen de 1400 m tot 1800 m boven de zeespiegel. Binnen zijn verspreidingsgebied en in dit type leefgebied is het een algemeen voorkomende vogel. Arfakparotia

  18. De blauwe paradijsvogel (Paradisaea rudolphi) is een middelgrote paradijsvogel (paradisea) uit de orde zangvogels . De blauwe paradijsvogel kan ongeveer 30 cm lang kan worden, exclusief de lange staart bij het mannetje. De blauwe paradijsvogel heeft een blauwachtige, witte snavel, een donkerbruine iris en een vuilwitte oogring en grijze poten. Het mannetje heeft verschillende soorten sierveren. Allereerst twee verlengde staartveren, waardoor het volwassen mannetje een lengte van 63 cm kan bereiken. Verder zijn er boven op de borst violetkleurige sierveren die uitlopen in een waaier. Bovendien zijn er siervieren aan de flanken, die bovenaan roodbruin zijn en daaronder helblauw, geleidelijk lichter blauw uitwaaierend (zie afbeelding). De blauwe paradijsvogel voert een opvallend en merkwaardig baltsritueel op. Hij hangt daarbij onderste boven aan een tak en waaiert zijn sierveren ritmisch in- en uit en laat daarbij een eigenaardig, ritmisch onderbroken zoemend geluid horen. De mannetjes zijn polygaam. De blauwe paradijsvogel werd in 1884 door de Duitse koloniaal ambtenaar en verzamelaar Carl Hunstein ontdekt en vernoemd naar de ongelukkige kroonprins van Oostenrijk - Hongarije, Rudolf van Oostenrijk De blauwe paradijsvogel is een endemische vogelsoort uit Papoe Nieuw – Guinea die voorkomt in het oostelijke deel van het centrale bergland. Binnen dit gebied is de vogel plaatselijk vrij algemeen, maar vaak ook volledig afwezig. De blauwe paradijsvogel is een vogel van hellingbossen in de zone tussen 1400 en 1800 m boven de zeespiegel, maar er zijn ook waarnemingen tot1100 m en tot 2000 m, vooral van vrouwtjes (of jonge mannetjes die nog geen prachtkleed hebben). Deze vogels worden ook in selectief gekapt of anderszins verstoord bos gezien. Baltsende mannetjes worden alleen in onaangetast oerwoud waargenomen, maar mogelijk hangt dit samen met de jachtdruk in meer door de mens beïnvloede bossen. Bedreigde soort. Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES verdrag) verboden.

  19. De Carola's parotia (Parotia carolae) is een van de meest kleurrijke soorten uit het geslacht parotia van de paradijsvogel. Het is een endemische vogelsoort uit Nieuw - Guinea. De Carola's parotia is een middelgrote (26 cm lang) zwarte paradijsvogel, met opvallend witte sierveren aan de flanken, zes lepelvormige sierveren aan de kop en ook iriserende goudkleurige sierveren op de borst. Op de kop, boven het oog (met witte oogring) een zwarte band en daarboven weer wit. Het vrouwtje is veel doffer en heeft geen opvallende sierveren. Zij is vuilwit, met donkere bandering, van onder en bruin van boven. De iris van beide seksen is wit. De Berlepsch zesdradige paradijsvogel werd beschouwd als een ondersoort van de Carola's parotia, maar hij verschilt daarvan door een meer bronsgroen kleurig verenkleed, verder heeft de Berlepsch zesdradige paradijsvogel geen oogring. De vogels is genoemd naar de vrouw van koning Albert l van Saksen, koningin Carola van Wasa. Het biotoop van deze paradijsvogel wordt gevormd door de regenwouden van het centrale bergland van Papoea en Papoea - Nieuw - Guinea. Plaatselijk is de vogel vrij algemeen en daarom is het geen bedreigde diersoort.

  20. De Huonparotia (Parotia wahnesi) is een middelgrote paradijsvogel (Paradisaeidae) uit de orde zangvogels en de super familie Corvoidea. De Huonparotia kan ongeveer 43 cm lang kan worden. Het mannetje van de Huonparotia is overwegend zwart gekleurd, met een geelgroen, iriserendschild op de borst en achter ieder oog drie sierveren met de vorm van een lepel met een lange steel. Verder heeft het mannetje een toefje bronskleurige veertjes tussen bovensnavel en voorhoofd en een lange wigvormige staart. Het vrouwtje is overwegend bruin met een geelbruine borst waarop fijne, donkere horizontale strepen. Zowel mannetje als vrouwtje hebben een vrij lange staart in vergelijking met de andere Parotia's. Het mannetje voert een baltsritueel uit een op daarvoor kaal gemaakt stukje bosbodem in het regenwoud. De Huonparotia is polygaam. De Huonparotia is een endemischevogelsoort uit Papoea-Nieuw-Guinea uit de hellingbossen in het bergland van het Huonschiereiland in de hoogtezone tussen 1100 en 1700 m boven de zeespiegel en in het Adelbertgebergte tussen 1300 en 1600 m. In de gebergtezone waarin deze paradijsvogels voorkomen wordt bos omgezet in landbouwgrond omdat de bevolking daar toeneemt en deze zone favoriet is voor land- en tuinbouw. Mogelijk kan de vogelsoort zich aanpassen in gebieden met tuinbouw, maar het blijft de vraag of waarnemingen in cultuurland alleen wijzen op foerageren (meestal op insecten en andere geleedpotigen) en dat voor broeden onaangetast oerwoud noodzakelijk is. Meer onderzoek is vereist De aantallen waargenomen Huonparotia's per oppervlakte-eenheid zijn gering in een gebied van slechts 856 km² dus is de wereldpopulatie kwetsbaar en staat deze paradijsvogel daarom ook als Kwetsbaar op de rode lijst van de IUCN. Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES-verdrag) verboden.

  21. De kraagparadijsvogel (Lophorina superba) is een soort uit de familie paradijsvogels (Paradisaeidae). Het is een endemische vogelsoort uit Nieuw-Guinea. Het mannetje van de kraagparadijsvogel is geheel zwart met een wigvormige, iriserende blauwe kraag en cape van zwarte veren met een fraaie zijdeglans. Deze kraag en de cape worden tijdens de balts op gezet. Het vrouwtje is sober gekleurd en lijkt sterk op de vrouwtjes van andere paradijsvogels uit het geslacht parotia. De kraagparadijsvogel komt voor in het centrale bergland van Papoea (Indonesië) en Papoea-Nieuw-Guinea, maar ook in de berggebieden van Vogelkop en Wandammen en op het schiereiland Huon (Morobe) op een hoogte van 1500 m tot 1800 m boven de zeespiegel (soms 1150 m tot 2300 m). De vogel is niet zo kritisch in de habitatkeuze. Het is een van de meest algemene paradijsvogels die voorkomt in zowel regenwouden op berghellingen als (verlaten) tuinen, secondair bos en gebieden met struikgewas. De vogel verblijft in boomkronen, maar niet in de hoogste zones van het woud waar hij foerageert op zowel insecten en andere ongewervelden, als op fruit. De kraagparadijsvogel staat als niet bedreigd op de rode lijst van de IUCN. Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES-verdrag) verboden.

  22. Mecgregors paradijsvogel

  23. Lawes' parotia (Parotia lawesii) is een paradijsvogel uit het geslacht Parotia die voorkomt op Papoea-Nieuw-Guinea. De vogel wordt zo'n 25 centimeter lang. Het vrouwtje weegt tussen 120 en 170 gram, mannetjes wegen 150 tot 200 gram. Vrouwtjes hebben een bruine rug, de onderkant bestaat uit horizontale zwarte en oranje ringen. Hun kop is zwart tot in de nek. Het mannetje is zwart en heeft een korte staart. Achter elk oog heeft hij drie lange, zwarte, draadvormige veren die eindigen in een ronde punt. Hij heeft een zilverkleurige vlek op het voorhoofd. Zijn borst bestaat uit koperkleurige veren die iriseren. Dit effect wordt gebruikt bij de balts. Lawes' parotia is een alleseter, maar eet voornamelijk fruit. Om geleedpotigen te vinden, rukt hij epifyten van de boomtakken. Lawes' parotia is polygyn. De vrouwtjes zorgen alleen voor het nest. De broedperiode duurt van juni tot januari. Het vrouwtjes legt per legsel één ei in een groot, ondiep en open nest. Het nest wordt gebouwd in grote bomen. De soort komt voor in Papoea-Nieuw-Guinea in de centraal en oostelijk gelegen hooglanden. Het leefgebied is half open tropisch gebergtewoud bestaande uit onder andere Nothofagusbos op een hoogte van 1400 m tot 1900 m boven de zeespiegel. De vogel foerageert vaak als een boomkruiperop zoek naar insecten in de schors van boomstammen. Lawes’ parotia

  24. Cnemophilidae is een familie van de zangvogels die bestaat uit drie soorten die voorkomen bergbossen van Nieuw-Guinea. Eerst werd aangenomen dat ze behoorden tot de familie van de paradijsvogels (Paradisaeidae), zoals nog blijkt uit de Nederlandse namen. Uit moleculair-genetisch onderzoek bleek echter dat deze vogels helemaal niet verwant zijn aan de paradijsvogels. Paradijsvogels behoren tot de clade Corvoidea. De Cnemophilidae, die in het Engels satijnvogels heten, staan het dichtst bij de Melanocharitidae (bessenpikkers en honingjagers). Bij elk van de drie soorten satijnvogels is het mannetje feller gekleurd dan het vrouwtje. Het vrouwtje ziet er onopvallend uit. Alle soorten satijnvogels bouwen koepelvormige nesten, in tegenstelling tot de paradijsvogels. Het vrouwtje legt één ei en doet de broedzorg zonder hulp van het mannetje. Satijnvogels eten uitsluitend vruchten, zelfs al op jonge leeftijd. Satijnvogel

  25. De geelkuiftuiniervogel (Amblyornis flavifrons) is een zeer zeldzame prieelvogel. Het is een endemische vogelsoort uit Nieuw-Guinea. Deze vogels kunnen tot 24 cm lang worden. Het vrouwtje verschilt nauwelijks van andere soorten prieel- of tuiniervogels uit het geslacht Amblyornis. Het mannetje daarentegen is fraai bruin gekleurd en heeft een zeer opvallende tien centimeter lange goudkleurige, oranjegele kuif die van het voorhoofd tot aan de nek reikt (zie plaatje). De geelkuiftuiniervogel werd in 1895 op grond van vier verzamelde balgen beschreven en daarna pas weer in 1982 waargenomen tijdens een expeditie met de Amerikaanse bioloog Jared Diamond. In december 2005 werden de eerste foto's van deze vogel gemaakt, baltsend bij zijn prieel, tijdens een expeditie met de Amerikaanse ornitholoog Bruce Beehler van de natuurbeschermingsorganisatie Conservation International. De geelkuiftuiniervogel komt endemisch voor in de Indonesische provincie Papoea, in het Foja-gebergte ten noorden van de Idenburgrivier. Dit gebied is nauwelijks bewoond en werd in 1995 tot natuurgebied verklaard. De geelkuiftuiniervogel leeft in bergwouden op een hoogte tussen de 1000 en 2000 m boven de zeespiegel. Het zijn vruchteneters. Net als de andere prieelvogels bouwt de vogel een prieel, dat hij versiert met gekleurde bessen en vruchten. Oranjekuiftuiniervogel

  26. De grijskopkatvogel (Ailuroedus melanotis) is een van de ongeveer twintig soorten prieelvogels. De grijskopkatvogel is nauw verwant aan de groene katvogel (Ailuroedus crassirostris), volgens sommige systematici behoren beide tot één soort. Deze katvogel dankt zijn naam aan het geluid dat wordt gemaakt; dit lijkt op het miauwen van een kat. Deze vogels zijn de zogenaamde Australaziatisch katvogels en zij behoren tot een andere familie dan de spotlijsters waaronder de (gewone) katvogel uit de Nieuwe Wereld. De grijskopkatvogel behoort weliswaar tot de prieelvogels maar maakt geen prieel, eerder een soort platform van takken en bladeren, waarboven het mannetje op een tak zingt om de vrouwtjes te lokken. De grijskopkatvogel heeft een lengte van ongeveer 26-30 centimeter. De vogel is groen op de rug en de vleugels en heeft een taankleurige borst met v-vormige streepjes, op de wangen een zwarte vlek. De iris is helder rood en de forse snavel is licht van kleur. Het mannetje en het vrouwtje verschillen onderling nauwelijks. Het voedsel bestaat voornamelijk uit fruit, zaden en bloemen, maar ook insecten en zelfs eieren en kuikens De grijskopkatvogel komt voor in de middelgebergtenvan Nieuw-Guineaen omliggende eilanden zoals Misool en de Aroe-eilanden op een hoogte van 900 tot 1800 m boven de zeespiegel en verder in het noordoostelijke deel van de Australischeprovincie Queensland. De nauw verwante groene katvogel (A. crassirostris) komt verder zuidelijk voor in Australië. Grijskopkatvogel

  27. De groene katvogel (Ailuroedus crassirostris) is een van de ongeveer twintig soorten prieelvogels. De groene katvogel is nauw verwant aan de grijskop-katvogel (Ailuroedus melanotis). Volgens sommige systematisch behoren beide tot één soort. Deze katvogel dankt zijn naam aan het geluid dat wordt gemaakt; dit lijkt op het miauwen van een kat. Deze vogels zijn de zogenaamde Australaziatisch katvogels en zij behoren tot een andere familie dan de spotlijsters uit de Nieuwe Wereld die in het Engels ook katvogels (catbirds) worden genoemd. Groene katvogel (afbeelding van Richard Bowdler Sharpe). De groene katvogel heeft een lengte van ongeveer 30 centimeter. De vogel is groen op de rug en de vleugels en heeft een lichtgroene borst met witte v-vormige streepjes en geen zwarte vlek op de wangen. De iris is roodbruin en de forse snavel is licht van kleur. Het mannetje en het vrouwtje verschillen onderling nauwelijks. Groene Katvogel

  28. De Arfakastrapia (Astrapia nigra) is een grote paradijsvogel(Paradisaeidae) uit de orde zangvogels en de superfamilie Corvoidea. Het is een endemischevogelsoort uit Nieuw-Guinea. De Arfakastrapia is een grote, zwarte, bijna 76 cm lange astrapia. Het verenkleed heeft een iriserendebronsgroene en purperkleurige glans. Het mannetje heeft een enorme, brede lange staart en een ingewikkelde hoofdtooi van veren (zie afbeelding). Het vrouwtje is donkerbruin tot zwart met een streeppatroon op de buik. Deze astrapia komt alleen voor in het Arfak- en Tamraugebergte in Vogelkop (West-Papoea, Indonesië) en leeft daar in de nevelwouden op een hoogte tussen de 1700 en 2250 m boven de zeespiegel. Omdat deze gebieden slecht toegankelijk zijn, is de vogel geen bedreigde diersooort. Arfakstrapia

  29. De langstaartparadigalla (Paradigalla carunculata) is een vrij grote paradijsvogel (Paradisaeidae) uit de orde zangvogels en de superfamilie Corvoidea. De langstaartparadigalla kan ongeveer 37 cm lang kan worden inclusief de lange puntige staart. Het is een van de meest eenvoudig uitziende paradijsvogels. Zijn enige versiering wordt gevormd door helgele lellen en verder wat rood en hemelsblauw op de kop. Het mannetje en het vrouwtje lijken op elkaar, alleen is het vrouwtje iets doffer en van een kleiner postuur. De langstaartparadigalla is een endemische vogelsoort uit West-Papoea (Vogelkop) die voorkomt in de hooglanden van het Arfakgebergte en leeft in de bergwouden op een hoogte tussen de 1400 en 2200 m boven de zeespiegel. De habitat van de vogel wordt daar waarschijnlijk bedreigd door ontbossing. Er zijn ook voorstellen voor de vorming van een beschermd gebied. Verder zijn er betrekkelijk weinig waarnemingen, maar men vermoedt dat in slecht toegankelijke stukken van zijn verspreidingsgebied de langstaartparadigalla niet zeldzaam is. Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES-verdrag) verboden. Langstaartparadigala

  30. De Rode paradijsvogel (Paradisaea rubra) is een middelgrote paradijsvogel (Paradisaeidae) uit de orde zangvogels en de superfamilie Corvoidea. De rode paradijsvogel kan ongeveer 33 cm lang kan worden, exclusief de lange staart bij het mannetje. De rode paradijsvogel is 11 cm kleiner dan de grote paradijsvogel, waar hij wel wat op lijkt. Het mannetje van de rode paradijsvogel is kastanjebruin op de borst en een bruingele rug en hij heeft een donker smaragdgroene keel. Het mannetje van de grote paradijsvogel heeft onder de groen keel nog donkerbruine veren op de borst, terwijl de rode paradijsvogel daar geel is dat doorloopt tot op de rug. Hij is zo groot aan de kleine paradijsvogel en heeft karmijnrode sierveren aan de flanken, terwijl de andere paradijsvogels daar gele veren hebben. Verder heeft deze paradijsvogel (zoals alles soorten van dit geslacht) twee lange, draadvormige, gekrulde (als kurkentrekker) sierveren die uit de staart steken; daardoor kan de vogel 72 cm lang worden. Het kan tot zeven jaar duren voor het mannetje dit prachtkleed heeft. Het vrouwtje is een kastanjebruine vogel met een donkerbruine kop. Zij verschilt van de andere paradisaea-soorten door veel groter contrast tussen het zwart aan de voorkant van haar kop en de veel lichtere hals en rug. Ze heeft een geelbruine buik, zonder streping. Het vrouwtje van de grote paradijsvogel is veel donkerder op de buikzijde. De mannetjes behoren tot de spectaculaire verschijningen onder de paradijsvogels. De mannetjes zijn polygaam. De Rode paradijsvogel is een endemische vogelsoort uit West-Papoea die voorkomt in de laaglandregenwouden van de eilanden Waigeoen Batanta tot op een hoogte van 600 m.Het verspreidingsgebied overlapt daar met dat van de Wilsons paradijsvogel. Hybridisatie tussen deze twee soorten is niet overtuigend vastgesteld, maar wordt verwacht, omdat het ook is waargenomen bij veel andere paradijs vogels. Op het eiland Waigeo de infrastructuur gebrekkig en het landschap lastig toegankelijk. In de jaren 1980 is het Pulau Waigeo natuurreservaat opgericht dat 1.530 km² groot is, maar er zijn berichten dat het aanzienlijk is verkleind in oppervlakte. Verder vindt er selectieve houtkap plaats in het noorden van Waigeo en de zuidoosthoek van het eiland werd in 1982 verwoest door brand. Er wordt ook gevreesd voor de aanleg van een kobaltmijn. Aantasting van het leefgebied in de toekomst is niet onwaarschijnlijk, daarom staat de rode paradijsvogel als gevoelig op de rode lijst van de IUCN. Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES-verdrag) verboden.

  31. De Raggi's paradijsvogel ( Paradisaea raggiana) is een soort uit de superfamilie van de Corvoidea en de familie van de paradijsvogels. Het is een van de fraaiste en grootste uit deze familie. Deze vogel werd in 1873 door de Engelse jurist en zoöloog Philip Lutley Sclater beschreven. De vorm van de snavel is typisch voor een omnivoor: lang en stevig met een lengte van 3,5 tot 4 cm, opvallende grijsblauwe gekleurd bij het mannetje, bruin bij het vrouwtje. Deze snavel is geschikt voor zowel het kraken van noten als het vangen van insecten. Bijzonder opvallend is de gele iris die contrasteert met de zwarte oogleden. Het oog is omgeven door korte veertjes. De keel heeft een smaragdgroene kleur die maakt dat de vogel er indrukwekkend mooi uitziet. De veren kunnen worden opgezet tijdens de balts; hiervoor zorgen kleine spieren van de nek. Vogels in noordelijke streken gebruiken ook deze spieren om hun veren tegen de koude op te zetten, waardoor het verenpak de warmte beter vasthoudt en de vogels groter lijken. Bij de mannetjes is de kop van boven felgeel, met een groene keel; daaronder is het verenkleed donkerrood. Echter, daar is niet veel van te zien, omdat het verenpak overgaat lange pluimen. Zonder deze sierveren zou de vogel maar 33 centimeter lang zijn. Door deze sierveren wordt de vogel wel 70 cm lang! Het vrouwtje is onopvallend, het hele lichaam is min of meer bruin. Alleen de hals en een smalle band rond de hals hebben een gele kleur. De tientallen prachtig rode sierveren van het mannetje van de Raggi's paradijsvogel de kunnen tijdens de balts worden opgezet, net als de twee staartveren. Ook de van de staartveren zijn er sierveren die uitgroeien tot meer dan een halve meter in lengte. Het duurt vijf of zes jaar voor het mannetje dit verenkleed heeft; daarvoor lijkt hij meer op het vrouwtje. De Raggi's paradijsvogel paart in de periode augustus tot februari. Het vrouwtje legt daarna één tot twee eieren; de broedtijd is ongeveer 14 dagen. De mannetjes zijn solitair, maar de vrouwtjes leven met jonge mannelijke nakomelingen in kleine groepen, waarbinnen geen paarvorming optreedt. Na de balts en de paring verlaat het mannetje onmiddellijk het vrouwtje en zij verzorgt het broedsel. Raggi's paradijsvogels zijn slimme, beweeglijke vogels die betrekkelijk tam zijn. De mannetjes kunnen ondanks hun ingewikkelde verenkleed heel goed vliegen. De Raggi's paradijsvogel kan 10 tot 15 jaar oud worden. De Raggi's paradijsvogel komt voor in laaglandbossen, secondair bos en grote tuinen in oostelijk Nieuw Guinea tot aan Madangen zuidelijk tot aan de Fly (rivier).Over de grootte van de populatie zijn geen exacte cijfers, maar er wordt door de IUCN verondersteld dat de drempel voor het criterium kwetsbaar niet wordt bereikt, dat wil zeggen dat de populatie groter is dan 10.000 volwassen individuen en binnen het beschreven gebied min of meer stabiel is (niet daalt met een snelheid van meer dan 10% in tien jaar) en dus veilig is.

  32. De Stephanie-astrapia (Astrapia stephaniae) is een vogel uit de familie van de paradijsvogels die in 1884 ontdekt werd door Carl Hunstein en die endemisch is in de nevelwouden in het midden en oosten van Papoea-Nieuw-Guineavan de provincies Central tot de Eastern Highlands op een hoogte van 1700 tot 2800 m (meestal tussen 2000 en 2600 m) boven de zeespiegel. Het zijdeachtige verenkleed van het mannetje is bijna geheel zwart. Ook de staart, die bestaat uit twee zeer lange brede staartveren, is glanzend zwartpaars gekleurd. De kop, keel en borst zijn iriserend blauw gekleurd, het gezicht groen. Het vrouwtje is onopvallend donkerbruin gekleurd met een zwartblauwe kop. De onderdelen zijn bruin met kaneelkleurig gebandeerd Stephanie -astrapia

  33. De keizer wilhelms paradijsvogel (Paradisaea guilielmi) is een vrij grote paradijsvogel (Paradisaeidae) uit de orde zangvogels en de superfamilie Corvoidea De keizer wilhelms paradijsvogel kan ongeveer 33 cm lang kan worden, exclusief de lange staart bij het mannetje. Het mannetje van de keizer wilhelms paradijsvogel heeft een donker smaragdgroene bef en borst. Bij de nauw verwante paradijsvogels is dit smaragdgroen beperkt tot de keel. De iris is roodbruin, de snavel is blauwgrijs en de poten zijn paarsbruin. De sierveren aan de flanken zijn van onderen wit en verder zijn er twee lange, draadvormige sierveren die uit de staart steken. Het vrouwtje heeft een geheel bruin verenkleed. Zij verschilt van de andere paradijsvogels in dit geslacht door een kleiner formaat en meer zwart boven op de kop. De vogel is vernoemd naar keizer Wilhelm II en ontdekt door de Duitser Carl Hunstein, koloniaal ambtenaar in Keizer Wilhelmslanden verzamelaar van exotische planten en dieren. De keizer Wilhelms paradijsvogel is een endemische vogelsoort uit Papoea-Nieuw-Guinea. Het verspreidingsgebied is beperkt tot het Huonschiereiland waar de vogels voorkomen in hellingbossen in een gordel tussen de 670 en 1350 m (soms 450-1500 m) boven de zeespiegel. De keizer Wilhelms paradijsvogel is plaatselijk nog algemeen. De keizer Wilhelms paradijsvogel komt voor in een beperkt gebied en het is niet zeker of de vogel zich zal aanpassen na het selectief kappen van oerwoud. Er zijn aanwijzingen dat deze soort dan verdrongen wordt door de Raggi's paradijsvogel. Verder wordt binnen het verspreidingsgebied oerbos omgezet in landbouwgrond, daarom staat deze paradijsvogel als Gevoelig op de rode lijst van de IUCN. Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES-verdrag) verboden Keizer Wilhelms paradijsvogel

  34. De zwarte sikkelsnavel (Epimachus fastosus) is de grootste paradijsvogel (Paradisaeidae) uit de orde zangvogels en de superfamilie Corvoidea. Het mannetje van de zwarte sikkelsnavel heeft zwart verenkleed met een iriserende groene, blauwe en paarse veren die een beetje op schubben lijken. Hij heeft ogen met een rode iris, een felgele mondhoeken en een lange zwarte, gebogen snavel. Verder heeft het mannetje een lange, sabelvormige staart, wat hem maakt tot de grootste paradijsvogel die een lengte van 110 cm kan bereiken. Verder heeft hij waaiervormige sierveren op de borst, die hij tijdens de balts kan opzetten. Het vrouwtje is kleiner dan het mannetje, is roodbruin gekleurd, met een bruine iris en geelbruin vanonder. De zwarte sikkelsnavel eet voornamelijk fruit en insecten en andere geleedpotigen. Het mannetje is polygaam en voert een uitgebreide paringsdans uit met de borstveren opgezet tot rond de kop. De zwarte sikkelsnavel kan hybridiseren met de Arfakastrapia. De nakomelingen (bastaards dus) werden ooit beschouwd als een aparte soort, de "Elliots sikkelsnavel" (Epimachus ellioti), die zou zijn uitgestorven. Hierover is geen volledige consensus. De zwarte sikkelsnavel is een endemischevogelsoort plaatselijk, hier en daar het bergland van West-en Midden-Nieuw-Guinea voorkomt, van de Vogelkop in West-Papoea(Indonesië) tot aan het Torricelli- en Bewanigebergte in Papoea-Nieuw-Guinea. De vogel komt voor in een bepaalde hoogtezone, tussen de 1300 en 2500 m boven de zeespiegel, dus lager dan de bruine sikkelsnavel. Het is een schaarse tot zeldzame vogel, die op veel plaatsen binnen het areaal helemaal niet voorkomt. Zelfs daar waar de vogel volgens de plaatselijke bevolking algemeen zou zijn, is de dichtheid zeer laag. Een groot deel van het areaal is echter niet goed onderzocht. De zwarte sikkelsnavel staat als Kwetsbaar op de rode lijst van de IUCN. Houtkap en ontbossing voor landbouwdoeleinden vormen een bedreiging voor zijn habitat. Verder is er veel jachtop hem omdat de fraaie staartveren veel geld opbrengen op de zwarte markt. Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het CITES-verdrag) verboden.

  35. De bruine sikkelsnavel (Epimachus meyeri) is een paradijsvogel met een lange staart met een lengte totale lengte tot 100 cm. Bruine sikkelsnavel is eigenlijk een lelijke naam voor deze prachtige paradijsvogel met zijn blauwgroene, iriserende verenkleed. De vogel heeft een bruine borst, een sikkelvormige snavel en het oog heeft een lichtblauwe iris. Het mannetje heeft sierveren aan beide zijden aan het onderlijf. De middelste staartveren zijn sabelvormig uitgegroeid, waardoor de vogel een lengte tot wel één meter kan hebben. Deze staartveren zijn een gewild object ter versiering bij de Papoea’s. Het vrouwtje is een roodbruin met geelbruine borst met donkere horizontale streping. Het mannetje is schuw, maar wordt wel vaak gehoord. Hij maakt vooral vroeg in de ochtend een mechanisch geluid: Tak-tak-tak..., dat lijkt op het geluid van een drilboor of een mitrailleur. Vrouwtjes en jonge vogels zijn minder schuw en worden daardoor vaker gezien. De bruine sikkelsnavel komt voor in het centrale bergland van Nieuw – Guinea en niet op Vogelkop en het schiereiland Huon (Papoea – Nieuw – Guinea). Het leefgebied ligt in vochtige, met mossen begroeide bergwouden op een hoogte tussen de 2000 en 3100 m. In streken waar zowel de Zwarte Sikkelsnavel als de bruine sikkelsnavel voorkomen, leeft de zwarte sikkelsnavel in lagere regionen, tussen de 1300 en 2500 m boven de zeespiegel. Het dieet van deze paradijsvogel bestaat voornamelijk uit fruit en kleine ongewervelde en gewervelde dieren. Deze vogel werd ontdekt door Carl Hunstein in 1884 en vernoemd naar Adolf Bernard Meyer(1840-1911), directeur van het Museum für Tierkundein Dresden, Duitsland. Over de grootte van de populatie zijn geen exacte cijfers, maar er wordt door de IUCN verondersteld dat de drempel voor het criterium kwetsbaar niet wordt bereikt, dat wil zeggen dat de populatie groter is dan 10.000 volwassen individuen en binnen het beschreven gebied min of meer stabiel is (niet daalt met een snelheid van meer dan 10% in tien jaar) en dus veiligis. Vrouwtje Bruine Sikkelsnavel

  36. De Wilsons paradijsvogel (Diphyllodes respublica) is een kleine paradijsvogel uit de orde zangvogels en de superfamilie corvoidea De Wilsons paradijsvogel is maar klein, 17 tot 21 cm lang. Het mannetje is een rode met zwarte vogel met een gele 'sjaal' om zijn nek, lichtgroene snavel en diepblauwe poten en twee sierlijk gebogen violette staartveren. De huid van de kop is naakt met een patroon van blauw met zwarte lijnen in de vorm van een kruis. Het vrouwtje is een bruine vogel met ook die blauwkleurige naakte huid op de kop. Het blauw van de kop is zo levendig van kleur dat het 's avonds in het donker zichtbaar is. De wetenschappelijke naam van deze soort is omstreden. Karel Lucien Bonaparte, een neef van Napoleon (en overtuigd republikein) beschreef de soort in 1850 (in Leiden) aan de hand van een zwaar beschadigd museumexemplaar en was daarmee iets eerder dan de Britse ornitholoog John Cassin die hem graag naar zijn land- en vakgenoot Edward Wilson had willen noemen. De Wilsons paradijsvogel zou algemeen voorkomen in hellingbossen boven de 300 m en zou ook vaak op lagere hoogten worden gehoord. Omdat op het eiland Waigeo de infrastructuur gebrekkig is en het landschap lastig toegankelijk, zou deze paradijsvogel geen direct gevaar lopen. In de jaren 1980 is het Pulau Waigeo natuurreservaat opgericht dat 1.530 km² groot is, maar er zijn berichten dat het aanzienlijk is verkleind in oppervlakte. Verder vindt er selectieve houtkap plaats in het noorden van Waigeo en de zuidoosthoek van het eiland werd in 1982 verwoest door brand. Er wordt ook gevreesd voor de aanleg van een kobaltmijn. Aantasting van het leefgebied in de toekomst is niet onwaarschijnlijk, daarom staat de Wilsons paradijsvogel als gevoeligop de rode lijst van de IUCN. Handel (levend, dood of in onderdelen) in deze vogelsoort (en alle andere paradijsvogels) is volgens de overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde soorten wilde dieren en planten (het Citesverdrag) verboden. Opgezette Wilsons paradijsvogel

  37. De bruine paradijskraai (Lycocorax pyrrhopterus) is een middelgrote vertegenwoordiger van de familie van de paradijsvogels met een lengte van circa 34 cm. Hij heeft een kraaiachtig formaat en is geheel zwart met een zacht en zijdeachtig glanzend verenkleed. Hij heeft een zwarte snavel en karmijnrode ogen. De roep van de bruine paradijskraai doet denken aan het gekef van een hond. Mannetje en vrouwtje zien er bijna hetzelfde uit, het vrouwtje is iets kleiner dan het mannetje. De bruine paradijskraai is een van de weinige monogame paradijsvogels. De vogel is inheems in de laaglandwouden van de Molukken in Indonesië. De vogel foerageert voornamelijk op fruit en kleine ongewervelde dieren. Over de grootte van de populatie zijn geen exacte cijfers, maar er wordt door de IUCN verondersteld dat de drempel voor het criterium kwetsbaar niet wordt bereikt en dat de populatie groter is dan 10.000 volwassen individuen en dat de populatie binnen het beschreven gebied min of meer stabiel, dus veilig is, dat wil zeggen niet daalt met een snelheid van meer dan 10% in tien jaar. Bruine paradijskraai

  38. Victoria’s geweervogel Okerbuik prieelvogel

  39. Satijnvogel Twaaldraderige paradijshop

  40. Geelstaart sikkelsnavel Piopio

  41. Kroeskopparadijskraai

  42. Trompetparadijskraai

  43. Bruinek Katvogel Meiboombouwer

  44. Geelnek prieelvogel Keizer Wilhelm paradijsvogel

  45. Nest van de Satijn blauwe prieelvogel Satijnblauwe prieelvogel man Satijnblauwe prieelvogel pop

  46. Witoor Katvogel De Witoor katvogel (Ailuroedus buccoides) is een vogel uit de familie der prieelvogels(Ptilonorhynchidae). Het is een endemische vogelsoort uit Nieuw-Guinea. De vogel is 25 cm lang, van boven groen gekleurd en bleek geelbruin met zwarte stippen op de borst en buik. De wangen zijn wit en de kopkap is zwart of donkerbruin. Het is een zeer schuwe, maar luidruchtige vogel die vooral aan het geluid kan worden herkend. De soort komt voor in het laagland van West-Papoea en Papoea-Nieuw-Guinea en eilanden daar in de buurt zoals Salawati, Waigeo en Batanta. Het leefgebied bestaat uit dichtbegroeide regenwouden van Nieuw-Guinea. Witoorkatvogels voeden zich met vruchten en kleine diertjes. Van de vogel is bekend dat hij in netten gevangen kleine vogels doodt en opeet.

  47. Liervogels (Menuridae) zijn een familie van vogels uit de orde zangvogels. De familie telt twee soorten, die beide leven in Australië. Liervogels staan vooral bekend door hun buitengewone vermogen om natuurlijke en kunstmatige geluiden uit hun omgeving te imiteren. De liervogel wordt zo genoemd vanwege de staartpluim, gevormd door zestien gemodificeerde veren - twee lange slanke in het midden, twee brede gebogen aan de zijkanten en twaalf kleinere daartussenin. Tijdens de hofmakerij zwaait het mannetje deze veren over zijn hoofd en het totaal lijkt sterk op een Griekse lier. De soort 'Alberts liervogel' heeft kleinere en minder spectaculaire 'lier-veren' maar is voor het overige gelijk. Grote Liervogel

More Related