1 / 33

Anatomie / fysiologie Circulatie

Anatomie / fysiologie Circulatie. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet. Spierweefsel. Spiercellen gekenmerkt door aanwezigheid van in serie geschakelde eiwitketens, myofibrillen In myofibrillen 2 soorten eiwitten, actine en myosine, deze kunnen schuiven t.o.v. elkaar.

clementine
Download Presentation

Anatomie / fysiologie Circulatie

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Anatomie / fysiologieCirculatie Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  2. Spierweefsel • Spiercellen gekenmerkt door aanwezigheid van in serie geschakelde eiwitketens, myofibrillen • In myofibrillen 2 soorten eiwitten, actine en myosine, deze kunnen schuiven t.o.v. elkaar. • Dit schuiven kost energie, geleverd door ATP, verkorting heet contractiliteit. • Uit elkaar gaan kost geen energie. • Zorgt voor lichaamshoudingen • Tot stand komen bewegingen • Beschermende functie FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  3. Spierweefsel indeling • Glad spierweefsel • Hartspierweefsel • dwarsgestreept spierweefsel Gladde spierweefsel niet onder invloed van de wil, zoals baarmoeder, darmen, bloedvaten, dus: Redelijk langzaam en niet snel vermoeid Prikkels tot contractie komen van autonome of vegetatieve zenuwstelsel FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  4. Hartspierweefsel • Maakt onderdeel uit van onwillekeurige spierstelsel • Lijkt qua bouw meest op dwarsgestreept spierweefsel • Door de geregelde afwisseling van aanspannen en rust zeer lang meegaan • Geen meerkernigheid zoals bij de gewone spier en daardoor minder zuurstof nodig en minder snel vermoeid FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  5. Spierweefsel Dwarsgestreept = willekeurig dus direct onder controle wil, skeletspieren (eraan vast) • In spiervezel fibrillen => contraheren (samentrekken) dan verkorting spier • Ook sfincter of kringspieren rond oog, mond en bij de anus • Diafragmaspieren middenrif en bekkenbodem FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  6. Glad spierweefsel Dwarsgestreept spierweefsel Hartspierweefsel 1.cellen liggen kort naast elkaar met centraal gelegen kern. 2.trekt langzaam samen, reageert traag, vrijwel onvermoeibaar 3.vegetatief stelsel. 4.bv.wand bloedvaten 1.langgerekte cellen, spiervezels, met meerdere kernen syncytium. Tussenmembramen zijn verdwenen. Streepvormig 2.reageert snel, snel vermoeid. 3.willekeurig 4.skeletspieren, zijn met pezen verbonden aan skelet 1.geen syncytium, één centraal gelegen kern, en cellen hebben via verbindingen contact met elkaar. 2.snel samentrekken, reageert snel, kent pauzes 3.vegetatief Soorten spierweefselsyncytium = versmelting van spiercellen FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  7. Spier • Spierbundel omgeven door bindweefselkoker, de fascie • afzonderlijke spierbundels ook weer omgeven door fascie • spiervezels bevatten dikke en korte vezeltjes zgn. filamenten (patroon van strepen) • dunne = actine • dikke = myosine • verdeeld in segmenten die begrenzing door sacromeer FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  8. Spieropbouw FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  9. Aangespannen spier • Bloed kan nauwelijks in een aangespannen spier omdat die de bloedvaten dichtdrukt • Vulling hart tijdens de diastole om die reden. Aangespannen spier Plat gedrukte bloedvaten FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  10. Spierbouw FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  11. FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  12. 2 2 1 A = ontspannen 1 = H-zone of I-zone 2 = begrenzing sarcomeer (samentrekkings-eenheid) 3 = actine (contractiele eiwit) 4 = myosine (contractiele eiwit) B = aangespannen 5 = I-band of H-band 6 = A-band 3 A 4 6 5 B FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  13. Clonus en Spiertonus • Clonus is de situatie waarbij de spier te snel na elkaar geprikkeld wordt • clonisch en tonisch wisselen elkaar af • Spiertonus = rustspanning, dit voorkomt dat we in elkaar zakken, reflectorisch geregeld • Refractaire periode = periode waarbij geen enkele prikkeling de spier kan doen contraheren, de spiercellen zijn bezig naar de rustsituatie te gaan FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  14. Aansturing skeletspier FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  15. Prikkeling van de spiercel • Via de motorische eenheid (motor unit) • Aansturing vezels verspreid over spiergebied • Meer units tegelijk ingeschakeld, hoe meer kracht en snelheid • Hoe meer units per hoeveelheid spierweefsel, hoe ‘fijner’ de aansturing (bijvoorbeeld oogbeweging) FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  16. Aansturing van spier door motor unit (m.u.) A = klein, drie verschillende neuronen innerveren drie spiergedeelten (fijne motoriek) B = groot, een neuron innerveert drie spiergedeelten (grove motoriek) 1 motoneuron 2 axon 3 spiervezel 4 motorisch eindplaatje FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  17. Agonist en antagonistbuigers en strekkers • agonisten en antagonisten hebben een tegengestelde werking, net zoals de buigers en de strekkers. • synergisten (synergie) samenwerking achterzijde bovenbeen • flexoren (buigers) en extensoren (strekkers) zijn nodig omdat een spier alleen maar verkorten kan, dus door ontspannen geen verlenging spier FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  18. FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  19. 1transversale of horizontale vlak 2sagittale vlak 3mediane vlak 4frontale vlak A superior of craniaal B inferior of caudaal C anterior of ventraal D posterior of dorsaal E lateraal F mediaal FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  20. FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  21. FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  22. extentie = strekbeweging supinatie = draaibeweging handpalm boven ligt of voet mediale rand omhoog gaat pronatie = draaibeweging hand waarbij handrug boven ligt of voet mediale rand omlaag gaat FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  23. Skelet functies • 1 Vormvastheid • 2 Bescherming, hersenen, ruggenmerg, oog, longen, hart e.d. • 3 Aanhechtingplaats van spieren • 4Vorming rode en witte bloedlichaampjes in het rode beenmerg • 5 Bewegingsmogelijkheid • Skelet is grotendeels opgebouwd uit been of bot en kraakbeen FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  24. Been, wat is dat nu • Kalkzouten –anorganisch gedeelte- en collagene vezels, dat laatste soepelheid • Kinderen hebben soepelere botten (fontanel) • Opbouw en afbraak van het bot is continue • Beenvormers (osteoblasten) • Botmatrix • Beencellen (osteocyten) • Beenvreter (osteoclasten) • Lacune (opening) FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  25. Versterkingen in het been • Dijbeen kent de diafyse en aan de twee uiteinden epifyse • Twee soorten bot: zeer compact en dicht van structuur met als functie stevigheid en bescherming (compacta) • Andere soort = spongiosa een veel zachtere botsoort door meer openingen • Botweefsel heeft dezelfde samenstelling als bindweefsel en kraakbeen met alleen hardere tussenstof • kraakbeen is bot zonder kalk (calciumzouten) FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  26. Groei beenderen • Platte beenderen zoals schedel (directe verbening) geen holle binnenkant • Groei vanuit de buitenkant, de osteoblasten. • Resorptie (opslurpen) aan de binnenkant, afbraak dus door de osteoclasten • Lange beenderen zoals de pijpbeenderen • Voorstadium is kraakbeen • Uiteinden hebben een verdikking • Kraakbeencellen nemen vocht op en zouten => verbening FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  27. Groei jong pijpbeen • Vanuit epifyse (1) en diafyse(2) groei van beenweefsel, daartussen ligt de epifysairschijf waardoor lengtegroei mogelijk blijft • Binnen gedeelte van bot is mergholte gevuld met beenmerg 1 = epifyse 2 = diafyse 3 = beenvlies buitenom (periosteum) 4 = beenvlies binnenin (endosteum) 5 = epifysair schijf (groeischijf) 6 = voedende vaten FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  28. Voeding van het bot / been • Bot is opgebouwd uit concentrische cirkels waarbij in het midden een holte (opening) zit Kanaal van Havers • In Kanaal van Havers lopen bloedvaten en zenuwvezels • Onderlinge dwarse verbindingen heten kanalen van Volkmann • Voeding en opbouw geschiedt vanuit die kanalen • Bij volwassene groei vanuit buitenkant (periost) FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  29. Onderdelen van het skelet • Beenderen van de romp • Wervelkolom • Ribben • Borstbeen • Wervelkolom • 7 halswervels (vertebra cervicalis) • 12 borstwervels (vertebra thoracica) • 5 lendenwervels (vertebra lumbalis) • 5 heiligbeenwervels (os sacrum, vergroeide wervels) • 3 of 4 staartbeenwervels (ook vergroeid, vaak met ) FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  30. Wervelkolom 1 = halswervels (cervicalis) 7 2 = borstwervels (thoracica) 12 3 = lendenwervels (lumbalis) 5 4 = heiligbeen vergroeid bijna geen aparte wervels meer 5 = staartbeen (2 of 3 al dan niet vergroeide wervels) FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  31. Krommingen in de wervels • kyfose = de bocht schouderbladen naar achteren gericht (borstkyfose) • lordose = bocht in de heupen naar voren gericht (lendelordose) • scoliose = zijwaartse bocht niet standaard tot 60% van de bevolking meer of minder • dubbele scoliose = dubbele bocht Pas op: als gezegd wordt door een arts dat iemand een kyfose of lordose heeft dan bedoelt hij dat die pathologisch is. FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  32. Verbindingen • Bindweefselverbinding of naadverbinding • Schedel, functie beweeglijkheid (geboorte) • Kraakbeenverbinding • Tussen twee wervels • Tussen ribben en borstkas • Tussen de schaambenen (symphysis) • Gewrichten (junctura synovialis, articulatio) • Grote beweeglijkheid FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

  33. Gewrichten • Verbinding, uiteinden met kraakbeen bedekt • Profielen passen bij elkaar (bolle en holle kant) • Bijeengehouden door een kapsel bindweefselkapsel (en banden) zeer trekvast en veerkrachtig • Daartussen gewrichtsholte, gevuld met vocht FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie

More Related