1 / 20

2.6 Welke stoffen lossen op in water?

2.6 Welke stoffen lossen op in water?. Hydrofiel (“houden van water”) Lossen op in water Bevatten een OH- of een NH-groep, zodat ze een H-brug kunnen vormen met water. Ethanol is hydrofiel. Glycerol. Hydrofoob (“angst voor water”) Lossen niet op in water

hollis
Download Presentation

2.6 Welke stoffen lossen op in water?

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. 2.6 Welke stoffen lossen op in water? • Hydrofiel (“houden van water”) Lossen op in water Bevatten een OH- of een NH-groep, zodat ze een H-brug kunnen vormen met water

  2. Ethanol is hydrofiel Glycerol

  3. Hydrofoob (“angst voor water”) Lossen niet op in water Sommige stoffen zoals zeep bestaan uit een hydrofiel- en een hydrofoob- gedeelte. (C17H35COOH)

  4. Pentaan is een hydrofobe stof

  5. Oplosbaarheid Het aantal gram stof dat maximaal kan oplossen in een bepaalde hoeveelheid oplosmiddel bij een bepaalde temperatuur.

  6. Oplosbaarheid Bij gassen daalt de oplosbaarheid als de temperatuur stijgt! Bij vaste stoffen stijgt de oplosbaarheid. Indien het water te warm is kan er minder zuurstof in oplossen en zullen de visjes sterven door zuurstofgebrek! 6

  7. Verzadigde oplossing • Exact de maximale hoeveelheid van een stof opgelost. • “Er kan niets meer bij”

  8. Oplosbaarheid creatine in water Creatine wordt door sporters gebuikt om hun prestaties te verbeteren Voorbeeld Opgave Jan doet 20 gram creatine in 100 gram water van 20°C. Lees uit het diagram af of Jan een verzadigde of onverzadigde oplossing heeft! Dan verwarmt hij het bekerglas tot 50°C. Wat neemt hij waar? Is zijn oplossing bij 50°C verzadigd of onverzadigd? Ytzen en Thijs zijn cool Oplosbaarheid creatine per 100 gram water Verzadigde oplossing Onverzadigde oplossing 8

  9. Mengen moleculaire stoffen onderling? • Hydrofiele stoffen mengen onderling goed • Hydrofobe stoffen mengen onderling goed • Hydrofiele stoffen mengen slecht met hydrofobe stoffen

  10. Mengsels • Oplossing Een oplossing is altijd helder en soms gekleurd. De suikermoleculen gaan tussen de watermoleculen bewegen. We noemen dit een moleculaire verdeling

  11. Mengsels • Suspensie Mengsel van een vloeistof waarin kleine vaste korreltjes (die niet oplossen) zweven. Omdat je deze korrels ziet is een suspensie nooit helder. Voorbeelden: verf, krijt in water

  12. Mengsels • Emulsie Mengsel van een hydrofiele vloeistof waarin kleine druppels van een hydrofobe vloeistof zweven of omgekeerd. (mayonaise, yoghurt, zonnebrandcrême) Emulgator: Zorgt ervoor dat olie en water wel mengen

  13. Nevel Fijne druppels vloeistof in een gas Rook Fijne vaste zwevende deeltjes in gas Schuim Fijn verdeeld gas in een vloeistof

  14. Oplosvergelijking • Bijvoorbeeld: oplossen van suiker in water. • SUIKER (s) SUIKER (aq) • C6H12O6 (s)  C6H12O6 (aq)

  15. meten Grootheid (Smulders) Wat je meet Eenheid Een afgesproken maat waar mee je meet SI- stelsel “System International” Standaard eenheden die over de hele wereld gelden

  16. Voorvoegels • Grote of kleine getallen worden aangegeven met voorvoegsel bij de eenheid

  17. Lengte steeds x10 km hm dam m dm cm mm steeds : 10 Volume (hoeveelheid ruimte die een voorwerp in neemt) steeds x1000 m3 dm3 cm3 steeds : 1000 1l = 1 dm3 1 ml = 1 cm3

  18. Nauwkeurigheid • Toevalllige fouten: - afleesfout • Systematische fouten: - glaswerk • Significante cijfers: cijfers die betekenis hebben

  19. Vermenigvuldigen en delen • Antwoord in getal met kleinste aantal significante cijfers in totaal • Nul aan het begin telt nooit mee! Voorbeeld: 2,6 / 1,338= 1,9

  20. Optellen en aftrekken • Antwoord in het getal met het kleinste aantal cijfers achter de komma. Bijvoorbeeld: 1,98 + 0,6 = 2,6 1,98 x 0,6 = 1

More Related