170 likes | 448 Views
Uitscheiding. 6A. Even opfrissen. Homeostase Osmose Paling geboren in zout water, groeit op in zoet water en paait in zout water. Waarom zou dit lastig kunnen zijn voor de paling? Wat zou een aanpassing kunnen zijn?. Osmoregulatie. Manier van constant houden interne milieu van organismen
E N D
Uitscheiding 6A
Even opfrissen • Homeostase • Osmose • Paling geboren in zout water, groeit op in zoet water en paait in zout water. • Waarom zou dit lastig kunnen zijn voor de paling? • Wat zou een aanpassing kunnen zijn?
Osmoregulatie • Manier van constant houden interne milieu van organismen • Is te beïnvloeden door organismen • Op welke manier zou een organisme aangepast kunnen zijn om ervoor kunnen zorgen om dit niet buiten proporties te laten komen?
Vb. van aanpassingen droogte • Insecten bezitten een waslaag • Slakken: slakenhuis ter bescherming • Zeevissen: huid en kieuwen laten water door. Actief zouttransport via de kieuwmembranen. • Zoetwatervissen: cellen hogere osm.waarde dan milieu. Veel water opnemen en veel laag geconcentreerde urine uitscheiden en zorgen dat ze zouten vast houden. Zoutwater opname via kieuwen. • Zeevogels: te hoge zoutconcentratie in lichaam: via zoutklieren in de kop afgegeven.
Droogte • Wie heeft er een groter voordeel in een droge omgeving: grote of kleine organismen?
Land zoogdieren • Bevatten inwendige longen • Wat gebeurt er ook alweer met de lucht wanneer dit wordt ingeademd? • Gebeurt dit ook bij uitademen? • Wat zou een gevolg kunnen zijn? • Bedenk een mechanisme om dit principe te realiseren.
Osmoregulatie • Filtratie: lichaamsvloeistof loopt onder druk langs een membraan dat permeabel is voor de te lozen stof. "Slechte" stoffen worden zo uit het vat geperst en kan het gezuiverd verder stromen. • Actief transport: lichaam scheidt stoffen waar het vanaf moet actief uit. Kost energie.
Nieren • Nieren omgeven door bindweefsel en vetweefsel • Ontvangen ca. 25% van bloed van grote bloedsomloop • Onder alle omstandigheden ontvangt de nier ongeveer evenveel bloed • In de nier zijn schors, merg en bekken te onderscheiden
Niereenheid (nefron) • In nierschors liggen de niereenheden • Een nier bevat ca. 1 miljoen van deze eenheden • De verzamelbuis mondt uit in een nierpapil, deze liggen in het nierbekken. Hierin wordt de urine opgevangen en vervoerd naar de blaas
Nieren • De nierslagader heeft bij elk nierkapseltje een zijtakje: de glomerulus • Functies: • Handhaven van concentratie ionen in ons bloed (Na+, K+, Cl-, H+) • Regelen hoeveelheid water in het lichaam • Handhaven van osmotische waarde van het bloed • Verwijderen van stoffen die door de cellen gemaakt zijn • Verwijderen van vreemde stoffen die het lichaam binnen gekomen zijn
Nieren • Hoge druk op de nierslagader • Poriën van haarvaten in glomerulus zijn makkelijk doorlaatbaar voor kleine moleculen • Door hoge druk: deel bloedplasma in Kapsel van Bowman geperst: ultrafiltratie. Kost geen energie! • Niet alle opgeloste deeltjes door membraan: bloedplasma in de aanvoerende bloedvaten een hogere osmotische waarde dan het vocht in het nierkapseltje • Voordeel?
Vorming urine • Stijgende deel lis van Henle: gespecialiseerd in actief opnemen van Na+ (Cl- volgt passief) uit voorurine. Vervolgens worden de ionen afgegeven aan de weefselvloeistof • Deze cellen zijn niet in staat water te transporteren. Hierdoor ontstaat er een hoge osmotische waarde in het weefselvloeistof rond de lis en in de lis juist een lage osmotische waarde • Pas in de verzamelbuis verliest de voorurine zijn water aan het weefselvloeistof in de merg
Vorming urine • Dalende dunnen deel (1e buis) is juist erg permeabel voor water en juist impermeabel voor Na+ en Cl-. Dit gedeelte ligt op een plaats waar de osmotische waarde van het merg juist hoog is. • Bloedstroom vanaf glomerulus: komt terecht in een weefselvloeistof met een relatieve hogere osmotische waarde. Dit bloed stroomt in tegengestelde richting met lis van Henle • Eenmaal bij de knik van de lis van Henle: bloed heeft ook een hoge osmotische waarde (eerder was er immers water afgestaan aan het weefselvloeistof!) • Het bloed stroomt nu terug naar een omgeving met een lagere osmotische waarde waardoor water het bloedvat ingaat