310 likes | 406 Views
Wajigasj – en hij naderde. Gerard Wijtsma 22-12-12 Mayaan Yeshua. Wajigasj – en hij naderde. Gen. 37:2 - 17 jaar jong Gen. 41:46 - 30 jaar oud. 22 jaar. D e broers spraken er niet over. En ook Jozef zweeg. Wajigasj. Context: OPGEVOERDE STRESS Honger in Kanaan
E N D
Wajigasj– en hij naderde Gerard Wijtsma 22-12-12 MayaanYeshua
Wajigasj– en hij naderde Gen. 37:2 - 17 jaar jong Gen. 41:46 - 30 jaar oud 22 jaar De broers spraken er niet over En ook Jozef zweeg
Wajigasj Context: OPGEVOERDE STRESS Honger in Kanaan Er is graan uit Egypte verzameld door Jozef 10 broers op weg Zij bogen voor hem, neuzen naar de aarde (hjraMypa- apaimartzah) Jozef herkende hen: jullie zij sluipvoeters(Mylgr- raglaim) Jozef voert de druk op Een is er niet, de kleine (Ntqh- hakatan) is bij vader Simon moest achterblijven Het betaalde geld in de zak 2e reis: Juda staat borg voor Benjamin Jozef huilt Zilveren beker van Jozef Achtervolging Druk opvoeren: waar de beker gevonden wordt die sterft
Wajigasj Gen.44:18 hHdvhyvylasgyv wajigasjelawjehoedah en naderde Judatot hem
Wajigasj Gen.44:18 yndaybrmayv wajomerbi adoni en sprak, Oh (ach, a.u.b.) mij heer Kdbeanrbdv we dabèrna(smeekbede) avdècha en zei, ik bid, uw slaaf yndaynzabrbd davarbeaznéadoni een woord in de oren van mijn heer Kparxylav we al jicharapècha en niet gloeien uw neus hHerfkVmkykKdbeb beavdèchaki kamochake faro tegen uw slaaf, want u bent, als farao
Wajigasj Twee woedende koningen
Wajigasj Deut.33:13-17 13 Van Jozef zeide hij: Zijn land zij door de HERE gezegend met de kostelijkste gave des hemels, met de dauw, en met de watervloed die beneden ligt; 14 met de kostelijkste gave, die de zon voortbrengt, en met de kostelijkste gave, die de maan doet uitspruiten; 15 met het uitnemendste der aloude bergen, 16 en met de kostelijkste gave der eeuwige heuvelen, en met de kostelijkste gave van de aarde en haar volheid; met het welbehagen van Hem, die in de braamstruik tegenwoordig was; dat moge komen op het hoofd van Jozef, op de schedel van de uitverkorene onder zijn broeders. 17 De eersteling zijner runderen is zijn trots en diens horens zijn horens van een woudos; daarmee zal hij de volken stoten, alle einden der aarde. Dit zijn de tienduizenden van Efraïm en dit zijn de duizenden van Manasse.
Wajigasj Gen.49:9 Een leeuwewelp is Juda; na de roof zijt gij omhoog geklommen, mijn zoon; hij kromt zich, legt zich neder als een leeuw of als een leeuwin; wie durft hem opjagen?
Wajigasj Jozef Judah
Wajigasj 1 Deut.25:1 sgn nagasj Naar voren treden in een rechtzaak “Wanneer twee mannen een geschil hebben en ermee naar de rechter gaan, en in het vonnis wordt de een vrijgesproken en de ander veroordeeld,” 2 Jozua 14:6 sgn nagasj Kalmeren, verzoenen “De Judeeërs nu naderden tot Jozua te Gilgal” 3 2 Sam.10:13 sgn nagasj De strijd aanbinden “13 Daarop bondenJoab en het krijgsvolk dat bij hem was, de strijd aan met de Arameeërs en zij sloegen voor hem op de vlucht. 14 ”
Wajigasj 1 Deut.25:1 sgn nagasj Naar voren treden in een rechtzaak “Wanneer twee mannen een geschil hebben en ermee naar de rechter gaan, en in het vonnis wordt de een vrijgesproken en de ander veroordeeld,” Juda pleit voor Benjamin
Spreuken 15:1 “Een zacht antwoord keert de grimmigheid af, maar een krenkend woord wekt de toorn op.” 2 Jozua 14:6 sgn nagasj Kalmeren, verzoenen “De Judeeërs nu naderden tot Jozua te Gilgal” Juda kalmeert Jozef: ”Wordt niet boos”
Wajigasj 3 2 Sam.10:13 sgn nagasj De strijd aanbinden “13 Daarop bonden Joab en het krijgsvolk dat bij hem was, de strijd aan met de Arameeërs en zij sloegen voor hem op de vlucht.”
Wajigasj Gespannen situatie “18 Je’hoeda trad toe tot hem hij zei: Maar ik, mijn heer laat toch je dienstknecht een woord spreken in de oren van mijn heer laat je snuiven niet gloeien tegen je dienstknecht, ja, zo jij zo Par’o. Kfarxylav We al jicharavècha En niet gloeienje neus
Wajigasj 19 Mijn heer vroeg zijn dienstknechten zeggend: 20 Wij zeiden tot mijn heer: Voor ons is een oude vader en een zeer klein kind van ouderdom zijn broer is dood; hij op zichzelf is er als resterende van zijn moeder, zijn vader heeft hem lief. vmalvdvl levado limo als rest van zijn moeder
Wajigasj Discussie met emotionele lading Vers 19 “Hebben jullie nog een vader of een broer?” Vers 22 “Wij hebben nog een oude vader en een jonge broer en zijn broer is dood.” Judah Jozef
Wajigasj Discussie met emotionele lading Vers 21 Jij zei tot je dienstknechten: “Laat hem afdalen naar mij Ik zal mijn oog op hem stellen.” Vers 22 “De jongen kan zijn vader niet verlaten Verlaat hij zijn vader, die gaat dood.” Judah Jozef
Wajigasj Discussie met emotionele lading Vers 24 “Wij gingen naar onze vader. Hij wilde onze kleine broer niet meegeven.” Vers 23 “Als jullie kleine broer niet met jullie afdaalt zien jullie mijn aangezicht niet verder.” Judah Jozef
Wajigasj Gen.44:32 rRenh [a BbreKdbeyk Ki avdèchaarav et ha na’ar Want uw dienaar/slaaf is borg voor de jongen
Wajigasj Jozef brak Gen.45:2 ykbblq [a N[yv Wajitènet qolobivki En gaf zijn stem in huilen
Wajigasj Gen.45:3 ynpmvlhbnyk Ki nivhaloe mi panav (De broers:) Want ontzet/verontrust vanuit zijn aangezicht
Wajigasj 22 jaar gezwegen 22 jaar het verdriet van vader gezien Afwijzing, onterechte veroordeling, gevangenis, koningschap Hongersnood, stress rond Benjamin, onzekerheid
Wajigasj VERZOENING
Wajigasj VERZOENING Je hart openen Gen. 45:3 Fwvyyna Ani Joseef Ik ben Jozef 2. Eerlijkheid (*Berkowitz) Gen.45:4 MyrjmytaM[rkmrRsaMkyxaFwvyyna Ani Joseefachichemasjèrmechartemotimitzraïm Ik ben Jozef jullie broer die jullie verkochten naar Egypte
Wajigasj VERZOENING 3. BEMOEDIGING (*Berkowitz) Gen.45:5 Hhnh y[a M[rkmykMkRynyebrxylLavVbje[ LlaHh[ev We atahal tatzvoe we al jicharbe’enajki mechartemotihenah En nu geen pijn en geen gloeien in uw ogen want jullie verkochten me hierheen
Wajigasj VERZOENING
HAFTARA - Ezechiël 37 15 De HEER richtte zich tot mij: 16 ‘Mensenkind, neem een stuk hout en schrijf daarop: “Juda, en de Israëlieten die bij hem horen.” Neem dan nog een stuk hout en schrijf daarop: Jozef – dat is het stuk hout van Efraïm – “en heel het volk van Israël dat met hem verbonden is.” 17 Voeg die twee samen tot één geheel, zodat ze in je hand één stuk hout vormen. 18 En als je volksgenoten je vragen: “Wil je ons vertellen wat je hiermee bedoelt?” 19 zeg dan: “Dit zegt God, de HEER: Ik neem het stuk hout van Jozef – dat van Efraïm dus – en van de stammen van Israël die met hem verbonden zijn, en ik leg dat tegen het stuk hout van Juda aan. Ik maak er één stuk hout van, in mijn hand zullen ze één worden.” 20 De stukken hout waarop je geschreven hebt, moet je duidelijk zichtbaar in je hand houden, 21 en dan zeggen: “Dit zegt God, de HEER: Ik haal de Israëlieten weg bij de volken waar ze terechtgekomen zijn, ik zal ze overal vandaan bijeenbrengen en ze naar hun land laten terugkeren. 22 Ik zal één volk van hen maken in het land en op de bergen van Israël, en één koning zal over hen allen regeren.
Jozef Judah Hhdvhy Je-[a yle alaw et etzjehoedah Boven/op bij boom/hout/tak Judah
HAFTARA - Ezechiël 37 Niet langer zullen ze uit twee volken bestaan en verdeeld zijn in twee koninkrijken. 23 Ze zullen zich niet meer verontreinigen met hun afgoden en hun afschuwelijke misdaden, ik zal hen van hun zondige ontrouw redden en hen reinigen. Zij zullen mijn volk zijn en ik zal hun God zijn. 24David, mijn dienaar, zal hun koning zijn, en samen zullen ze één herder hebben. Mijn regels zullen ze in acht nemen en volgens mijn wetten zullen ze leven. 25 Ze zullen wonen in het land dat ik aan mijn dienaar Jakob gegeven heb, het land van jullie voorouders. Zij en hun kinderen en de kinderen van hun kinderen zullen daar voor altijd wonen, en mijn dienaar David zal voor altijd hun vorst zijn. 26 Ik sluit met hen een vredesverbond, een verbond dat eeuwig zal duren. Ik zal hun een vaste woonplaats geven en hen talrijk maken; mijn heiligdom zal voor altijd in hun midden staan. 27 Bij hen zal ik wonen; ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. 28 En de volken zullen beseffen dat ik, de HEER, Israël heilig doordat mijn heiligdom voor altijd in hun midden is.”’
Koning David uit de stam Judah Jozef Judah Hhdvhy Je-[a yle alaw et etzjehoedah Boven/op bij boom/hout/tak Judah
BRIT CHADASJA – Johannes 10 11 Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; 12 maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht – en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen – 13 want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte. 14 Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, 15 gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen. 16 Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn; ook die moet Ik leiden en zij zullen naar mijn stem horen en het zal worden één kudde, één herder. 17 Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. 18 Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen.