280 likes | 411 Views
10 mei 2005 Fabian R.W. Stolk Docent-onderzoeker Moderne Nederlandse Letterkunde Universiteit Utrecht. Perks Mathilde-krans. Versies, Edities, Interpretaties. ‘Deze slordigheid laat zien dat de motto’s geen serieuze aandacht hebben
E N D
10 mei 2005 Fabian R.W. StolkDocent-onderzoeker Moderne Nederlandse LetterkundeUniversiteit Utrecht Perks Mathilde-krans Versies, Edities, Interpretaties
‘Deze slordigheid laat zien dat de motto’s geen serieuze aandacht hebben gekregen […]. Pas echt kwalijk wordt het als aanvechtbare interpretaties van de sonnetten ontstaan, terwijl gebruikmaking van de motto’s die Perk ze zelf in Eene helle- en hemelvaart heeft meegegeven, dergelijke fouten hadden kunnen voorkomen. Dat blijkt in de uitgave van Perks gedichten door Fabian R.W. Stolk uit 1999 […]. In zijn toelichting op het belangrijke gedicht Sanctissima Virgo, bijvoorbeeld, verklaart Stolk de titel als volgt: “Allerheiligste Jonkvrouw of Maagd. Referentie aan de bezongen geliefde én aan de heilige moedermaagd Maria”. Het is de vraag of Perk refereerde aan zijn geliefde, maar hij verwees zeker niet naar Maria, zoals bestudering van de motto’s in Eene helle- en hemelvaart had kunnen uitwijzen.’
‘Deze slordigheid laat zien dat de motto’s geen serieuze aandacht hebben gekregen […]. Pas echt kwalijk wordt het als aanvechtbare interpretaties van de sonnetten ontstaan, terwijl gebruikmaking van de motto’s die Perk ze zelf in Eene helle- en hemelvaart heeft meegegeven, dergelijke fouten hadden kunnen voorkomen. Dat blijkt in de uitgave van Perks gedichten door Fabian R.W. Stolk uit 1999 […]. In zijn toelichting op het belangrijke gedicht Sanctissima Virgo, bijvoorbeeld, verklaart Stolk de titel als volgt: “Allerheiligste Jonkvrouw of Maagd. Referentie aan de bezongen geliefde én aan de heilige moedermaagd Maria”. Het is de vraag of Perk refereerde aan zijn geliefde, maar hij verwees zeker niet naar Maria, zoals bestudering van de motto’s in Eene helle- en hemelvaart had kunnen uitwijzen.’
‘Deze slordigheid laat zien dat de motto’s geen serieuze aandacht hebben gekregen […]. Pas echt kwalijk wordt het als aanvechtbare interpretaties van de sonnetten ontstaan, terwijl gebruikmaking van de motto’s die Perk ze zelf in Eene helle- en hemelvaart heeft meegegeven, dergelijke fouten hadden kunnen voorkomen. Dat blijkt in de uitgave van Perks gedichten door Fabian R.W. Stolk uit 1999 […]. In zijn toelichting op het belangrijke gedicht Sanctissima Virgo, bijvoorbeeld, verklaart Stolk de titel als volgt: “Allerheiligste Jonkvrouw of Maagd. Referentie aan de bezongen geliefde én aan de heilige moedermaagd Maria”. Het is de vraag of Perk refereerde aan zijn geliefde, maar hij verwees zeker niet naar Maria, zoals bestudering van de motto’s in Eene helle- en hemelvaart had kunnen uitwijzen.’
‘Deze slordigheid laat zien dat de motto’s geen serieuze aandacht hebben gekregen […]. Pas echt kwalijk wordt het als aanvechtbare interpretaties van de sonnetten ontstaan, terwijl gebruikmaking van de motto’s die Perk ze zelf in Eene helle- en hemelvaart heeft meegegeven, dergelijke fouten hadden kunnen voorkomen. Dat blijkt in de uitgave van Perks gedichten door Fabian R.W. Stolk uit 1999 […]. In zijn toelichting op het belangrijke gedicht Sanctissima Virgo, bijvoorbeeld, verklaart Stolk de titel als volgt: “Allerheiligste Jonkvrouw of Maagd. Referentie aan de bezongen geliefde én aan de heilige moedermaagd Maria”. Het is de vraag of Perk refereerde aan zijn geliefde, maar hij verwees zeker niet naar Maria, zoals bestudering van de motto’s in Eene helle- en hemelvaart had kunnen uitwijzen.’
‘Deze slordigheid laat zien dat de motto’s geen serieuze aandacht hebben gekregen […]. Pas echt kwalijk wordt het als aanvechtbare interpretaties van de sonnetten ontstaan, terwijl gebruikmaking van de motto’s die Perk ze zelf in Eene helle- en hemelvaart heeft meegegeven, dergelijke fouten hadden kunnen voorkomen. Dat blijkt in de uitgave van Perks gedichten door Fabian R.W. Stolk uit 1999 […]. In zijn toelichting op het belangrijke gedicht Sanctissima Virgo, bijvoorbeeld, verklaart Stolk de titel als volgt: “Allerheiligste Jonkvrouw of Maagd. Referentie aan de bezongen geliefde én aan de heilige moedermaagd Maria”. Het is de vraag of Perk refereerde aan zijn geliefde, maar hij verwees zeker niet naar Maria, zoals bestudering van de motto’s in Eene helle- en hemelvaart had kunnen uitwijzen.’
II SANCTISSIMA VIRGO ’t Was bladstil, en een lauwe loomheid lag En woog op beemd en dorre wei, die dorstten; Zwaar zeeg en zonder licht een vale dag Uit wolken, die gezwollen onweer torsten. Toen is het zwijgend zwerk uiteengeborsten En knetterende donders, slag op slag, Verrommelden en gromden. Vol ontzag Look ik mijne oogen, die niet oogen dorsten: Een schelle schicht schoot schichtig uit den hoogen En sloeg mij. Ik bezwijmde... ontwaakte, en zag De lucht geschraagd door duizend kleurenbogen. Daarboven, in een kolk van licht te pralen, Stond reuzengroot de Jonkvrouw, en een lach Voelde ik van haar verengeld aanschijn stralen.
‘Christelijke’ noties in Gedichten 1882 Zoo zij uw naam voor eeuwiglijk geloofd!- ’t Is of me een engel heeft verwellekoomd Die met een paradijs op aard kwam dalen. …
XII MADONNA Hoe minzaam heeft uw kozend woord geklonken Uw zilvren woord, maar al te goed verstaan! 'k Zag in uw oog een glimlach en een traan, Blauw bloempje, waarin morgenparels blonken; Gij wijst mij naar de moedermaagd, ik waan Mij in aanbidding voor haar weggezonken... Daar voel ik me eindeloozen vreê geschonken: Ik zie naar haar - Mathilde, u bid ik aan: Gij, die de moeder mijner liefde zijt, Zijt moeder Gods, want God is mij de liefde: U zij mijn hart, mijn vlammend hart gewijd! Een kerk rijst allerwegen aan uw zij - O, deernisvolle ziel, die niemand griefde, O, mijn Madonna! bid o bid voor mij!
XVI BELIJDENIS • - "Gelooft ge aan God?" - "Mathilde!" - "Bidt gij aan?" - • - "'k Gevoel mij klein bij al wat is verheven, • En ik aanbid!" - "Uw God is zonder leven!" - • "Kan zonder leven de Natuur bestaan?“ • - "Smeekt ge om genâ, voor wat gij hebt misdreven? • Zwaar tuchtigt Jezus wie daar heeft misdaan!... • Gij zijt niet goed! Wie alles heeft gegeven, • Wil daarvoor dank!" - Toen ben ik heengegaan: • En naar den blauwen hemel, die zoo effen • Zich welfde, hief ik 't droomende aangezicht, • En voelde mij in 't rijk des vredes heffen: • "Gij, (sprak ik) levenwekkend, eindloos licht! • Gij doet aan 't hart, dat in u leeft, beseffen: • Gelooven, bidden is Mathilde's plicht!"
LIV HEMELVAART De ronde ruimte blauwt in zonnegloed, En wijkt ver in de verte en hoog naar boven, - Mijn ziel wiekt als een leeuwrikslied naar boven, Tot boven 't licht haar lichter licht gemoet: Zij baadt zich in den lauwen aethervloed, En hoort met hosiannaas 't leven loven, - Het floers is weg van de eeuwigheid geschoven, De Godheid troont... diep in mijn trotsch gemoed; De hemel is mijn hart, en met den voet Druk ik loodzwaar den schemel mijner aard', En, nederblikkend, is mijn glimlach zoet: Ik zie daar onverstand en zielevoosheid... Genoegen lacht... ik lach... en met een vaart Stoot ik de wereld weg in de eindeloosheid.
LXXI [Deinè Theós] Olla. Met weekblauwe oogen zag de oneindigheid Des hemels naar den donzen rozenglans, Waar zij in daagde: een breedgewiekte krans Van zielen had zich ónder haar gereid. Een geur van zomerbloesems begeleidt Den zang der zonnen - duiven - die heur trans Doorgloren in eerbiedgen rondedans Om haar, wier glimlach sferen groept en scheidt: "Schoonheid, o gij, wier naam geheiligd zij, Uw wil geschiede; kóme uw heerschappij; Naast u aanbidde de aard geen andren god! Wie eenmaal u aanschouwt, leefde genoeg: Zoo hem de dood in dezen stond versloeg... Wat nood? Hij heeft genoten 't hoogst genot!"
Overlevering (sterk vereenvoudigd) V oudste Mathilde-handschrift (juli-dec. 1879) K tweede Mathilde-handschrift (dec. 1879)met aantekeningen van Kloos uit 1880 P onvoltooid Mathilde-handschrift (zomer 1880) S ‘Eene helle- en hemelvaart’De Nederlandsche spectator, 3 september 1881 G Gedichten 1882, editie Kloos-Vosmaer
Uchtend-rit Hoe schudt uw blanke tel den fieren kop, En briescht en doet het spichtig oor bewegen En stampt het zand tot rots met dof geklop en laat de pluim de zilvren zijden vegen! Daar hebt ge vlug uw sneeuwen ros bestegen En rukt en houdt de strenge leizeels op… En steigert heen in golvenden galop En wendt u in den zaâl en lacht mij tegen.
Uchtend-rit/De rit/De rit/Morgenrit 9 V-G Zoo wentelde eens een bolle baar naar land 10 V De Schoonheid zelf, de blanke uit schuim geboorne, K de schoonheid | | geboor’ne, P De Schoonheid | | geborene, 11 Va Met uwe lokken, goud als ’t golvend z> a [ ] strand. Ka met | | a [ ] zand[.] c [ ] glooiend [ ] P Met lokken als uw gouden lokkenvloed.
Uchtend-rit/De rit/De rit/Morgenrit 9 V-G Zoo wentelde eens een bolle baar naar land 10 V De Schoonheid zelf, de blanke uit schuim geboorne, K de schoonheid | | geboor’ne, P De Schoonheid | | geborene, G | | schoonheid | |, | | 11 Va Met uwe lokken, goud als ’t golvend z> a [ ] strand. Ka met | | a [ ] zand[.] c [ ] glooiend [ ] P G Met lokken als uw gouden lokkenvloed.
Uchtend-rit/De rit/De rit/Morgenrit 9 V-G Zoo wentelde eens een bolle baar naar land 10 V De Schoonheid zelf, de blanke uit schuim geboorne, K de schoonheid | | geboor’ne, P De Schoonheid | | geborene, G | | schoonheid | |, | | 11 Va Met uwe lokken, goud als ’t golvend z> a [ ] strand. Ka met | | a [ ] zand[.] [Kloos onderstreept golvend. ^deze herhaling hindert me.] c [ ] glooiend [ ] P G Met lokken als uw gouden lokkenvloed.
Uchtend-rit/De rit/De rit/Morgenrit 9 V-G Zoo wentelde eens een bolle baar naar land 10 V De Schoonheid zelf, de blanke uit schuim geboorne, K de schoonheid | | geboor’ne, P De Schoonheid | | geborene, G | | schoonheid | |, | | 11 Va Met uwe lokken, goud als ’t golvend z> a [ ] strand. Ka met | | a [ ] zand[.] k [ ] [golvend] [ ] ^deze herhaling hindert me. c [ ] glooiend [ ] P G Met lokken als uw gouden lokkenvloed.
12 V Ik staar verrukt , en moedige uitverkoorne! Ka | |. En, | | uitgekoor’ne! P Heil mij, den tot verrukking uitverkorene! 13 V Hadde in mijn borst uw ros den hoef geplant , K hadde | |... Pa Hadde | | hart | | b [ ] voet [ ] 14 V Zoo ’t u kon redden, kuste ik nog den hoorne’! Ka zoo | | dien | |- P Zoo | | voet!-
12 V Ik staar verrukt , en moedige uitverkoorne! Ka | |. En, | | uitgekoor’ne! P Heil mij, den tot verrukking uitverkorene! G | | aanbidding | | 13 V Hadde in mijn borst uw ros den hoef geplant , K hadde | |... Pa Hadde | | hart | | b [ ] voet [ ] G | | hoef | |, 14 V Zoo ’t u kon redden, kuste ik nog den hoorne’! Ka zoo | | dien | |- P Zoo | | voet!- G | | waar mij ’t sterven zoet.-
12 V Ik staar verrukt , en moedige uitverkoorne! Ka | |. En, | | uitgekoor’ne![Kloos onderstreept moedige uitgekoor’ne. ^leelyk] P Heil mij, den tot verrukking uitverkorene! G | | aanbidding | | 13 V Hadde in mijn borst uw ros den hoef geplant , K hadde | |... Pa Hadde | | hart | | b [ ] voet [ ] G | | hoef | |, 14 V Zoo ’t u kon redden, kuste ik nog den hoorne’! Ka zoo | | dien | |-[Kloos onderstreept dien hoorne. ^afschuwelyk!] P Zoo | | voet!- G | | waar mij ’t sterven zoet.-
12 V Ik staar verrukt , en moedige uitverkoorne! Ka | |. En, | | uitgekoor’ne! k [ ] [moedige uitgekoor’ne][!] ^leelyk P Heil mij, den tot verrukking uitverkorene! G | | aanbidding | | 13 V Hadde in mijn borst uw ros den hoef geplant , K hadde | |... Pa Hadde | | hart | | b [ ] voet [ ] G | | hoef | |, 14 V Zoo ’t u kon redden, kuste ik nog den hoorne’! Ka zoo | | dien | |- k [ ] [dien hoorne][-] ^afschuwelyk! P Zoo | | voet!- G | | waar mij ’t sterven zoet.-
12 V Ik staar verrukt , en moedige uitverkoorne! Ka | |. En, | | uitgekoor’ne! k [ ] [moedige uitgekoor’ne][!] ^leelyk P Heil mij, den tot verrukking uitverkorene! G | | aanbidding | | 13 V Hadde in mijn borst uw ros den hoef geplant , K hadde | |... Pa Hadde | | hart | | b [ ] voet [ ] G | | hoef | |, 14 V Zoo ’t u kon redden, kuste ik nog den hoorne’! Ka zoo | | dien | |- k [ ] [dien hoorne][-] ^afschuwelyk! P Zoo | | voet!- G | | waar mij ’t sterven zoet.- Kk [onderschrift] ^overigens fraai
I Aan de sonnetten 8 V Tot heerschen is wie zich beheerscht bij machte . K tot | | P Tot | | G | |, | |, | |: - II Sanctissima Virgo 8 S Look ik mijne oogen, die niet oogen dorsten . G | |: V Eerste aanblik 4 V-P Ik zie naar u en kan niet ademhalen . G | |: 11 V En voel mij tusschen zijn en niet zijn zweven . K en | | P En | | niet-zijn | | G | |:
VI Bekentenis 4 Va die met den frisschen dauw werd ingedronken . b K [ ] koelen [ ] P Die | | G | |; VII Smeekbede 8 VK verzinken in ’t u zien , als wie niet spreken . Pa Verzinken | |º | |- b [ ] en zwijgend [ ] G | |: 11 V als een, die droomend doet van weelde weenen . K | | een’, | | P Als wie van eerbied doen en | | [sic] G En ’k moest van eerbied en | |:
IX Die lach 8 V en zwerft een glimlach om die lippen fijn . K | | uw | | P En doolt | |, | | NG | |:- XII Madonna 4 V Blauw bloempje , waarin morgenparels blonken ! K blauw | |º | | morgenpaerlen | | P Blauw | |, | | morgenparels | | G | |; 8 Va Ik denk aan Haar, Mathilde ik bid ú aan ! b [ ] [Matilde] [ ] K ik | | haar : Mathilde, | | Kk ik zie naar haar [ ] P Ik zie naar | | u | | G | | - | u bid ik aan:|
XV Avondzang 8 V En lacht van liefde in eeuwig lachend zwijgen . K en | | PF En | | G | | eeuwig-lachend | |: 11 V aan ’t leven wordt uw zoete droom ontnomen . K | | leven worden droom en liefde | |º P F En manestralen zijn als liefdestroomen . G | |: XVI Belijdenis 8 V Wil daarvoor dank!” – Toen ben ik heengegaan . K wil | |º P Wil | |. G | |: