380 likes | 609 Views
E EN BEETJE WINTER. geschreven: Paul Stewart en Chris Riddell. ‘Ik zal je missen,’ zei konijn. ‘Zul jij mij missen?’ ‘Nee,’ zei Egel. ‘Ik jou wel,’ zei Konijn ‘Weet ik,’ zei Egel. ‘Dat heb je net al gezegd .’. ‘Anders zou je nog wel weten waarom ik jou niet zal missen .’.
E N D
EEN BEETJE WINTER geschreven: Paul Stewart en Chris Riddell
‘Ik zal je missen,’ zei konijn. • ‘Zul jij mij missen?’ • ‘Nee,’ zei Egel. ‘Ik jou wel,’ zei Konijn ‘Weet ik,’ zei Egel. ‘Dat heb je net al gezegd.’
‘Anders zou je nog wel weten waarom ik jou niet zal missen.’ • ‘Je bent vergeetachtig,’ zei Egel. • ‘Vergeetachtig?’ vroeg Konijn. • ‘Precies,’ zei Egel.
‘Waarom ook alweer?’ vroeg Konijn. • ‘Omdat ik ga slapen,’ zei Egel. • ‘Als je slaapt mis je je vrienden niet.’
Egel raapt een scherpe steen op en liep naar een boom. • Konijn at een polletje gras, knabbelde aan een paardebloem, snoepte van een bosje klaver. Egel kraste een boodschap in de boomstam.
‘Konijn?’ zei Egel. ‘Je moet iets voor me doen. Ik heb het opgeschreven, anders vergeet je het meteen weer. Ik wil dat je een beetje winter voor me bewaart.’ • ‘Waarom?’ vroeg Konijn. • ‘Ik wil weten hoe de winter voelt,’ zei Egel. • ‘De winter is hard en wit,’ zei Konijn. • ‘De winter is koud.’ • ‘Ja, maar wat is koud?’ vroeg Egel. • ‘Ik ben zelf koud. • Koud en sla-pe-rig…’ Hij geeuwde.
Konijn gaf zijn vriend een por. • ‘Au!’ riep hij uit.
‘Konijn,’ zei Egel. • ‘Het wordt tijd dat ik op zoek ga naar een warm plekje voor mijn winterslaap.’
Konijn likte aan zijn poot. • ‘Ik zal jouw missen,’ zei hij
Het werd dat jaar een strenge winter. Er viel een dikke laag sneeuw. Het meer bevroor. • Konijn zat lekker warm in zijn hol, maar hij had honger.
‘Dat is het akelige van de winter,’ zei Konijn, terwijl hij naar buiten hopte. • ‘Hoe kouder het is, hoe meer honger ik krijg.’ • Hij keek om zich heen. • ‘En hoe kouder het is, hoe minder ik te eten vind.’ Er was geen groen gras. Er was geen roze klaver. Alles wat Konijn vond was bruin.
Toen Konijn de woorden op de boomstam zag, liet hij van verbazing de eikel vallen.
De eikel rolde weg, door de sneeuw. • Zo werd de eikel een sneeuwbal.
Konijn las de boodschap op de boomstam. ‘Lieve help!’ zei hij. ‘Een beetje wat moet ik bewaren?’ • De wind woei, het was ijzig koud. • Konijn keek naar de sneeuwbal en ineens wist hij het weer. • ‘Een stukje winter,’ zei hij, ‘dat moet ik bewaren.’
Konijn rolde de sneeuwbal door de sneeuw. • De bal werd groter en groter.
Konijn plakte de sneeuwbal vol bladeren. • ‘Zo blijft de warmte buiten en de kou blijft binnen,’ zei hij.
Het werd lente. • De sneeuw smolt en het meer werd weer water. • Egel werd wakker.
Egel en konijn rende naar elkaar. • ‘Konijn!’ zei Egel blij. ‘Egel!’ riep Konijn uit.
‘Nee,’ zei Konijn. ‘Ik heb de boomschors opgegeten. De winter heb ik bewaard. Hij is in mijn hol. Ik ga hem meteen halen.’ • ‘O, Konijn !’ zei Egel. • ‘Je hebt de winter opgegeten.’
Egel prikte in de zachte, bruine bal. • ‘Je zei dat de winter hard en wit was,’ zei hij. • ‘En koud.’ • Wacht maar even,’ zei Konijn.
Egel bekeek de sneeuwbal. • Dus zo zag de winter eruit.
Egel snoof aan de sneeuwbal. • Dus zo rook de winter.
‘Bedankt dat je het niet vergeten hebt,’ zei Egel. • ‘Ik heb het niet vergeten omdat ik je miste,’ zei Konijn. • ‘Miste jij mij ook?’ • Egel slaakte een zucht. • ‘O, Konijn toch!’ zei hij.