230 likes | 433 Views
Behandeling van hyperglycemie bij diabetes mellitus type 2. Consensus statement van de ADA en EASD. Spieropbouw Eiwitafbraak. Lipogenese Lipolyse. insuline. glycogenese glycogenolyse gluconeogenese. bloedglucose. Glucose homeostase. glucose-opname.
E N D
Behandeling van hyperglycemie bij diabetes mellitus type 2 Consensus statement van de ADA en EASD
Spieropbouw Eiwitafbraak Lipogenese Lipolyse insuline glycogenese glycogenolyse gluconeogenese bloedglucose Glucose homeostase glucose-opname
Verstoorde glucose homeostase:diabetes mellitus type 2 DIAGNOSE 350 300 250 200 150 100 50 Post-prandiale glycemie Genetisch:1,2 Insulinedeficiëntie ↓ beta-cel functie → ↓ insulinesecretie Glucose (mmol/ltr Nuchtere glycemie 250 200 150 100 50 0 Insulineresistentie Verkregen:1,2 Insulineresistentie ↑ hepatische glucose productie ↓ glucose opname perifere weefsels Relatieve beta-cel functie (%) Insuline level Afname beta-cel functie Obesitas IGT Diabetes Ongecontroleerde hyperglycemie MACRO ↑ Klinische complicaties MICRO ↑ -10 -5 0 5 10 15 20 25 30 Jaar 1. Gerich J. Mayo Clin Proc 2003;78:447–56; 2. Weyer C, et al. J Clin Invest 1999;104:787–94 Aangepast naar: Type 2 Diabetes BASICS. Minneapolis, Minn: International DiabetesCenter, 2000
Africa Eastern Mediterranean and Middle East Europe North America South and Central America South-East Asia Western Pacific Diabetes mellitus wereldwijde epidemie Global projections for the number of people with diabetes (20-79 age group), 2007-2025 (millions) 53.2 64.1 +21% 28.3 40.5 +43% 67.0 99.4 +48% 46.5 80.3 +73% 24.5 44.5 +81% 10.4 18.7 +80% 16.2 32.7 +102% Worldwide: 246 million people in 2007 380 million projected for 2025 55% increase Bron: Diabetes Atlas 3rd Edition. www.eatlas.idf.org.
Abdominale obesitas verhoogt risico op diabetes mellitus type 2 24 20 16 Relatieve risico op ontwikkelen type 2 diabetes 12 8 4 0 < 71 71–75.9 76–81 81.1–86 86.1–91 91.1–96.3 > 96.3 Middelomtrek (cm) Bewerkt naar Carey VJ, et al. Am J Epidemiol 1997;145:614–9
Abdominale obesitas verhoogt risico op diabetes mellitus type 2 Genetische component Atherogene dyslipidemie Insuline resistentie DM2 Thrombotische status Westerse leefstijl Inflammatoire status Bewerkt naar: Despres JP et al. BMJ. 2001 Mar 24;322(7288):716-20.
Visceraal vet en cardiometabole effecten Hypertensie Lipoproteïne lipase IL-6 Angiotensinogeen Inflammatie Atherogenedyslipidemie Adiposetissue TNFα Insuline FFA Diabetes mellitus type 2 Adiponectine PAI-1 Atherosclerose Trombose Lyon 2003; Trayhurn et al 2004; Eckel et al 2005
Ongecontroleerde hyperglycemie versus andere cardiovasculaire risicofactoren Type 2 diabetes Hyperlipidemie Hypertensie Gecontroleerd Gecontroleerd Gecontroleerd Ongecontroleerd Ongecontroleerd Ongecontroleerd Bron: NHANES IIIhttp://www.cdc.gov/nchs/about/major/nhanes/nh3data.htm.
Ongecontroleerde hyperglycemie • Complicaties: • Neuropathie: amputatie jaarlijks 0,6% • Neuropathie: zenuwafwijkingen (gevoel, incontinentie) • Retinopathie: slechtziendheid/blindheid • Nefropathie: nierfalen, kans op dialyse • Cardiovasculaire sterfte (mannen 2x hogere mortaliteit, vrouwen 3x hogere mortaliteit)
Intensieve behandeling: UKPDS Intensieve therapie geeft significante reductie HbA1c (p<0,0001) 8,7% 9 Conventioneel Intensief 8,5% 8,1% 8 7,5% 7,4% Mediane HbA1c (%) 7 Target volgens de NHG / ADA 6,6% 6 0 0 3 6 9 12 18 Jaren na start UK Prospective Diabetes Study (UKPDS) Group. Lancet. 1998;352:837-853.
Intensieve behandeling: UKPDS Risicoreductie diabetes gerelateerde complicaties p=0,0099 25% Microvasculair Retinopathie 21% p=0,015 Albuminurie 33% p=0,000054 Myocard- infarct 16% p=0,052 Diabetes gerelateerde eindpunten 12% p=0,029 0 5 10 15 20 25 30 35 Risicoreductie (%) UK Prospective Diabetes Study (UKPDS) Group. Lancet. 1998;352:837-853.
Onvoldoende tijdige therapeutische intensivering 100 Leefstijl 1 OAD 2 OAD Insuline + OAD 9 ß-cel functie (%) 8 HbA1c (%) 7 6 5 0 Tijd (jaren) diagnose ß celfunctie HbA1c Bewerkt naar: Heine et al. BMJ 2006; 333:1200-1204
Management of hyperglycemia in type 2 diabetes: a consensus algorithm for the initiation and adjustment of therapy A consensus statement from the American Diabetes Association and European Association for the Study of Diabetes
Streef naar tijdige therapeutische intensivering Normoglycemisch Gecontroleerd Ongecontroleerd HbA1c < 6% 6.1–7.0% > 7% • Start of intensiveer behandeling wanneer HbA1c ≥ 7% Diabetes Type 2 is een progressief verslechterende aandoening Voor het behalen van behandeldoelen is intensivering van de behandeling de regel, niet de uitzondering! Nathan DM, et al. Diabetologia 2006;49:1711–21
Behandeling volgens ADA en EASD DIAGNOSE DM type 2 Metformine + bewegen & dieet STAP 1 HbA1c 7% NEE JA • STAP 1: • Leefstijl interventie plus metformine zijn de eerste stap in de behandeling van patienten met diabetes mellitus type 2 • Als na 2–3 maanden HbA1c≥ 7%, vervolg naar STAP 2 Bewerkt naar Nathan DM, et al. Diabetologia 2006;49:1711–21
Behandeling volgens ADA en EASD Metformine + bewegen & dieet STAP 1 HbA1c 7% NEE JA STAP 2 Toevoegen SU derivaat − goedkoop Toevoegen TZD − geen hypoglycemie Toevoegen basale insuline− meest effectief OF OF HbA1c 7% HbA1c 7% HbA1c 7% JA NEE NEE JA NEE JA • STAP 2: • Geen sterke consensus over de keuze van de tweede stap na metformine; • basale insuline is de meest effectieve behandeling na metformine • Keuze wordt mede bepaald door HbA1c waarde • Als na 2–3 maanden HbA1c≥ 7%, vervolg naar STAP 3 Bewerkt naar Nathan DM, et al. Diabetologia 2006;49:1711–21
Behandeling volgens ADA en EASD Metformine + bewegen & dieet STAP 1 Toevoegenbasale insuline/ SU / TZD STAP 2 STAP 3 HbA1c 7% HbA1c 7% HbA1c 7% NEE JA JA NEE JA NEE Intensiveren insuline + TZD1 Toevoegen basale insuline + SUD1 HbA1c 7% HbA1c 7% NEE JA NEE JA Toevoegen basale insuline of intensiveren insuline Intensieve insuline + metformine ± TZD 1) Hoewel 3 orale bloedglucoseverlagende middelen gebruikt zouden kunnen worden, verdient de start en instensivering van insulinetherapie de voorkeur gebaseerd op effectiviteit en kosten Bewerkt naar Nathan DM, et al. Diabetologia 2006;49:1711–21
Insuline is de meest effectieve bloedglucose verlagende therapie GI, gastrointestinaal; TID, driemaal daags Bewerkt naar Nathan DM, et al. Diabetologia 2006;49:1711–21
Ongecontroleerde hyperglycemie HbA1c 8% Controle basale hyperglycemie HbA1c 6,5% Basale hyperglycemie: ± 2% HbA1c Postprandiale hyperglycemie: ± 1% HbA1c 15 15 10 10 Bloedglucose (mmol/L) Bloedglucose (mmol/L) 5 5 Normaal HbA1c 5% Normaal HbA1c 5% 06:00 12:00 18:00 24:00 06:00 12:00 18:00 24:00 06:00 Tijd van de dag (uur) Tijd van de dag (uur) Start met controle van basale hyperglycemie Bewerkt naar: Riddle M. Endocr Pract. 2006; 12:71-79
Afname nuchter bloedglucose versus toename insulinedosering Effect van toevoegen en ophogen basale insuline op hyperglycemie : AT.LANTUS 170 50 Insulinedosering (IE) 45 150 40 FBG (mg/dL) 130 35 Weken sinds randomisatie 30 110 25 *p<0,003 90 20 10 12 14 16 18 20 22 24 0 2 4 8 6 Davies et al. Diabetes Care 2005; 28:1282-1288
Toevoegen 10 E middellangwerkend basale insuline ´s avonds of 10 E langwerkend basale insuline ´s ochtends of ´s avonds Toevoegen TZD Toevoegen SU Controleer (dagelijks) nuchter glucose en verhoog de dosering met 2 E per 3 dagen tot titratiedoel van 3,9-7,2 mmol/L Indien hypo´s dan dosering verlagen HbA1c < 7% na 2-3 maanden? Continueer insulinebehandeling. Controleer HbA1c elke 3 maanden JA NEE Als de nuchtere bg binnen het titratiedoel ligt, controleer bg voor lunch, diner en slapen gaan. Bg voor lunch te hoog:+ snelwerkend insuline bij ontbijt (start ± 4E en + 2E /3d) Bg voor diner te hoog:+ snelwerkend insuline bij lunch (start ± 4E en + 2E / 3d) Bg voor slapen te hoog:+ snelwerkend insuline bij diner (start ± 4E en + 2E / 3d) HbA1c < 7% na 3 maanden? JA NEE Voeg 2e en 3e injectie snelwerkend insuline toe op basis preprandiale bg Als HbA1c blijvend > 7% is, controleer bg 2 uur na maaltijd en pas de dosering snelwerkend insuline aan Consensus ADA en EASD Metformine + bewegen / dieet HbA1c 7% Bewerkt naar: Nathan et al. Diabetes Care 2006; 29:1963-1972 Bg = bloedglucose
Effect op glycemische controle met injecties maaltijdinsuline Glargine ± OAD + 1x maaltijdinsuline Glargine ± OAD + 2x maaltijdinsuline Glargine ± OAD + 3x maaltijdinsuline Glargine ± OAD 0 -0,2 -0,4 -0,6 -0,74% HbA1c (%) -0,8 * -1 -1,21% -1,2 -1,35% * -1,39% -1,4 * * -1,6 * p<0,001 t.o.v. baseline Davies et al. Diabetes 2006; 55:455-P (ADA 2006)