1 / 10

GRAMMATICA EXTRA UITLEG

GRAMMATICA EXTRA UITLEG. Lesdoelen: Aan het einde van de les; 1. weet je wat het gezegde is. 2. weet je wat het verschil is tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde. 3. kan je het werkwoordelijk gezegde in een zin bepalen.

minyard
Download Presentation

GRAMMATICA EXTRA UITLEG

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. GRAMMATICA EXTRA UITLEG

  2. Lesdoelen: • Aan het einde van de les; • 1. weet je wat het gezegde is. • 2. weet je wat het verschil is tussen een werkwoordelijk en een naamwoordelijk gezegde. • 3. kan je het werkwoordelijk gezegde in een zin bepalen. • 4. kan je het naamwoordelijk gezegde in een zin bepalen. H2.4 HET GEZEGDE

  3. De meeste zinnen hebben een gezegde. Het gezegde geeft aan wat het onderwerp doet of wat het • onderwerp is, bijvoorbeeld: • Jasper is aan het voetballen of Annemiek is smoorverliefd • Er zijn dus 2 mogelijkheden: • 1. Een gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden (is aan het voetballen) • 2. Een gezegde bestaat uit één of meer werkwoorden plus een aanvulling (is smoorverliefd) • Er zit óf een naamwoordelijk gezegde in een zin óf een werkwoordelijk gezegde. Nooitallebei! 1. HET GEZEGDE

  4. Bestaat uit alle werkwoorden die in een zin staan. • Het belangrijkste werkwoord moet een duidelijke betekenis hebben. • Het belangrijkste werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet: • Bijvoorbeeld; rennen, springen, vliegen, dansen, hollen, theezetten, gamen, werken, studeren, leren etc. • Maar ook splitbare werkwoorden behoren tot het werkwoordelijk gezegde: • Bijvoorbeeld; opbellen, samenwerken, meevallen, opvallen, afwachten, meeluisteren etc. HET WERKWOORDELIJKGEZEGDE

  5. Bestaat uit een werkwoord (die geen duidelijke betekenis heeft) en een aanvulling (= eigenschap). • De aanvulling geeft aan wat het onderwerp is: • Bijvoorbeeld; verliefd, verloofd, een leraar, een puber, saai, • irritant, aardig, stom, vervelend, lui, sportief etc. • Het naamwoordelijk gezegde bestaat dus uit twee delen: een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel. • Het naamwoordelijk deel bestaat uit of een zelfstandig naamwoord en/ofbijvoeglijk naamwoord. • Bijvoorbeeld: Die jongen lijkt me een behoorlijke, irritante wijsneus. HET NAAMWOORDELIJKGEZEGDE

  6. Twijfel je of het een naamwoordelijk gezegde is? Gebruik dan dittrucje: • Eigenschapis het onderwerp jarenlang geweest. • Als je een goede zin hebt, dan heb je te maken met een naamwoordelijkgezegde. • Dus in de zin:Die jongen lijkt me een behoorlijke, irritante wijsneus: • Een behoorlijke, irritante wijsneus (eigenschap) is die jongen(onderwerp) jarenlanggeweest. • Een goede zin, dus heb je te maken met een naamwoordelijk gezegde! NAAMWOORDELIJK GEZEGDE OFNIET?

  7. HET WG VS. HET NG • Het onderwerp doet iets Het onderwerp is iets • - ‘handeling’ van iets of iemand - ‘eigenschap’ van iets of iemand • - alleen werkwoorden met een duidelijke - werkwoord + bn en/of zn • betekenis: rennen, lopen, liggen, vallen etc. - werkwoord heeft geen duidelijke betekenis: • zijn, worden, blijven, blijken, schijnen, • lijken etc. • - Eigenschap is het onderwerp jarenlang geweest HET VERSCHIL TUSSEN DE GEZEGDES:

  8. Bepaal de PV en zet zinsdeelstrepen (doe de zinsdeelproef, blz. 27) • Bepaal het onderwerp en zet O erboven. • Bepaal of je te maken hebt met het WG of NG. • Samengestelde zin? Zet de zin in een andere tijd om de PV’s te vinden; zet die vooraan om er twee vraagzinnen van te maken! STAPPENPLAN:

  9. Deze auto’s zijn milieuvriendelijk ensnel. • Naamwoordelijk gezegde: zijn milieuvriendelijk ensnel • Werkwoordelijk deel:zijn • Naamwoordelijk deel: milieuvriendelijk ensnel OEFENEN

  10.  De docent heeft alle toetsennagekeken. • Geen naamwoordelijkgezegde.Er zit dus een werkwoordelijkgezegdein. • Welke isdat? • Werkwoordelijk gezegde: heeftnagekeken

More Related