380 likes | 739 Views
F1: basis-vaardigheden: echtheid. Zichzelf zijn zonder een rol te spelen Hulpverleners getraind om “professioneel” te zijn, echtheid refereert naar mens zijn en samenwerken met cliënt Draagt bij tot betere therapeutische relatie omdat het emotionele afstand kleiner maakt
E N D
F1: basis-vaardigheden: echtheid • Zichzelf zijn zonder een rol te spelen • Hulpverleners getraind om “professioneel” te zijn, echtheid refereert naar mens zijn en samenwerken met cliënt • Draagt bij tot betere therapeutische relatie omdat het emotionele afstand kleiner maakt • Bestaat uit 5 componenten: • (1) Ondersteunend non-verbaal gedrag, (2) Rolgedrag, (3) Congruentie, (4) spontaneïteit en (5) openheid
F1: basis-vaardigheden: echtheid • Ondersteunend non-verbaal gedrag: • Oogcontact • Glimlachen • Naar voor leunen • ! Geen woordenboek voor non-verbaal gedrag --> zorgzaam mee omspringen • Ook hier is spiegelen belangrijk
F1: basis-vaardigheden: echtheid • Rolgedrag: • Echtheid wanneer rol, autoriteit en status niet over-beklemtoond worden • Bij hulpverlener die zich goed voelt bij cliënten en geen nood heeft een rol op zich te nemen om comfortabel te voelen • Teveel klemtoon op rol en positie kan overbodige emotionele afstand creëren en intimidatie van cliënt
F1: basis-vaardigheden: echtheid • Congruentie: • Woorden, gedrag en gevoelens van hulpverlener zijn consistent • Onder ogen zien van negatieve en positieve gevoelens in sessie en consistent gedragen • Anders risico op inconsistent gedragen als hulpverlener (bvb. negatieve gevoelens niet uiten, maar wel afstandelijk reageren)
F1: basis-vaardigheden: echtheid • Spontaneïteit: • Vaardigheid om zich op een natuurlijke manier uit te drukken zonder uitgekiend of artificieel gedrag • Met takt omgaan met cliënt zonder over alles bedachtzaam te zijn • Betekent niet dat hulpverleners elke gedachte/gevoel moeten verbaliseren
F1: basis-vaardigheden: echtheid • Openheid en zelfonthulling • Vaardigheid om open te zijn over zelf • Eerder complexe vaardigheid die met voorzichtigheid moet worden gebruikt • Elke informatie over zelf die hulpverlener aan cliënt doorgeeft (Cozby, 1973) • Meestal kiest hulpverlener om verbaal iets over zelf te vertellen, maar continue stroom van non-verbale info over zelf, waarvoor minder “gekozen” wordt
F1: echtheid : zelfonthulling • Soort informatie over zelf kan variëren: • Demografisch versus persoonlijk • Positief versus negatief • Persoonlijke informatie: vaak gevoelens parallel aan gevoelens cliënt • “Ik voel ook niet alleen positieve gevoelens t.a.v. mijn kinderen” • “ik ben ook wel eens verrast geweest door de sterk positieve gevoelens die ik had t.a.v. een goede vriend”
F1: echtheid : zelfonthulling • Positieve informatie over zelf: persoonlijke sterkten, succeservaringen • “ik ben eerlijk tegenover anderen, als er iets is, zeg ik dat op een taktvolle manier” • Negatieve informatie over zelf: persoonlijke grenzen en beperkingen, faalervaringen, situaties waarin ongepast werd gedragen • “ik heb het vaak ook moeilijk met beslissingen nemen zonder advies van anderen”
F1: echtheid : zelfonthulling • Redenen om zelfonthulling te gebruiken: • Open en faciliterende sfeer creëren (hulpverlener is gevoelig en warm) • Reduceren van afstand t.a.v. cliënt • Zelfonthulling of expressie gevoelens bij cliënt bevorderen • Perceptie op probleem en gedrag bij cliënt veranderen, nieuw perspectief bieden nodig om doel te bereiken
F1: echtheid : zelfonthulling • Basisregels rond wat, wanneer, en in welke mate informatie over zelf wordt gegeven: • Gaat niet om wel of niet • Breedte: cumulatieve mate waarin info wordt gegeven: moderaat beter dan veel (indiscreet, teveel met zelf bezig, nood aan therapie) of weinig (afstand) • Duur: tijd die wordt gespendeerd: afhankelijk van (1) teveel geeft te weinig tijd aan cliënt, (2) capaciteit cliënt om iets uit zelfonthulling te halen (! Welzijn cl)
F1: echtheid : zelfonthulling • Diepte: mate van intimiteit van de informatie. Probeer boodschap parallel te houden aan inhoud en gevoel cliënt (zowel persoonlijk als affect + timing) • Cl: “ik voel me slecht. Mijn man is heel kritisch, en ik denk dat hij gelijk heeft.” • Th: “ik heb me bij tijden ook heel slecht gevoeld en ik kan jouw ontgoocheling voelen. Kritiek van een man kan heel hard aankomen, maar ik heb langzaam geleerd mezelf te waarderen.”
F1: echtheid : zelfonthulling • Opletten voor: • Opbouw zelfonthulling gedurende therapie: begin demografisch (veilig leren dat zelfonthulling deel therapie is) en later persoonlijk (vaak additief) • Acceleratie: opbod zelfonthulling (stories on top) • Motivatie voor zelfonthulling: enkel welzijn van de cliënt (bewust zijn van eigen vertekeningen en kwetsbaarheden)
F1: basis-vaardigheden: respect • Vaardigheid om cliënt te appreciëren als een persoon met waarde en waardigheid • Belangrijke functie in uitbouw th. relatie: (1) wil om met cl. te werken, (2) interesse in cliënt als persoon, (3) acceptatie cliënt • 4 componenten: • Betrokkenheid tonen t.a.v. cliënt • Inspanning doen om cliënt te begrijpen • Niet veroordelen • Warmte uitdrukken
F1: basis-vaardigheden: respect • Betrokkenheid: • Wil om met cliënt te werken en interesse om dit te doen • Op tijd zijn op afspraak, tijd vrijmaken voor cliënt, privacy voor cliënt reserveren, vertrouwen respecteren • Barrières zijn gebrek aan tijd en gebrek aan zorg/bezorgdheid
F1: basis-vaardigheden: respect • Begrip: • Cliënt voelt zich gerespecteerd in de mate dat hij/zij voelt hoe hv probeert te begrijpen en bezorgd is rond problemen • Door empathie te tonen, vragen te stellen die informatie belangrijk voor cliënt onthullen, commentaar te geven die interesse in begrip cliënt ondersteunen • Actief luisteren ook belangrijk medium: parafraseren en reflecteren
F1: basis-vaardigheden: respect • Niet veroordelen • Attitude hulpverlener om gedachten / gevoelens cliënt niet af te keuren • Onvoorwaardelijke inleving • Hulpverlener moet (covert) gedachten/gevoelens rond cliënt bij zichzelf nagaan (comfortabel voelen) • Moeilijkheid om persoonlijke en culturele biases te plaatsen. Tip: hulpverlening verschilt van andere sociale interacties
F1: basis-vaardigheden: respect • Warmte: • Zonder warmte zijn strategieën of technieken misschien wel technisch correct maar therapeutisch impotent (Goldstein, 1986) • Warmte reduceert onpersoonlijk karakter interventies of behandeling • Warmte lokt warmte uit (! Vooral bruikbaar bij vijandige of weigerachtige cliënten)
F1: respect: warmte • Non-verbale cues voor warmte (! cultuur): • Stemgeluid: zacht, kalm(erend) • Gezichtsuitdrukking: lach, interesse • Houding: relaxed, naar andere leunen • Oogcontact: in ogen cliënt kijken • Gebaren: open, welkom • Fysieke afstand: vrij dicht • Aanraken: discreet en zacht
F1: respect: warmte • Over aanraken: • Kan krachtig zijn in communicatie warmte, vooral bij cliënten die door emotionele stress gaan • Kan makkelijk anders begrepen worden. Tip: bekijk mate van vertrouwen tussen hv en cliënt, verleden van de cliënt (misbruik, macht, straf) • Let op reactie cliënt • Wees bewust motivatie (welzijn cliënt)
F1: respect: warmte • Verbale cues voor warmte: • Positieve aspecten in de verf zetten (goed om zien hoe goed je je kan uitdrukken, hoe je met deze situatie omgaat), moet eerlijk, verdiend en accuraat zijn • Nabijheid: verbale respons waarin hulpverlener iets beschrijft als het in de sessie gebeurt, soort zelfonthulling maar gelimiteerd tot huidige gevoelens en wat hier en nu gebeurt
F1: respect: warmte: nabijheid • Wanneer nabijheid niet aanwezig is in therapeutische relatie, is er van beide kanten onzekerheid (desinteresse, opgekropte gevoelens, defensiviteit, irritatie) • Bij nabijheid reflecteert hulpverlener op gedachte, gevoel, gedrag van (1) hulpverlener of (2) cliënt, of (3) de relatie • Hulpverlener nabijheid: “blij u te zien; sorry, ik kan niet goed volgen, laat we het nog eens overlopen, …”
F1: respect: warmte: nabijheid • Cliënt nabijheid: “je lijkt zenuwachtig en wat onwennig om rond dit onderwerp te praten; je lacht nu, je moet er heel blij om zijn” • Relatie nabijheid: “ik ben blij dat je dat met mij kan delen, ik heb het gevoel dat we ergens geraken vandaag” • Nabijheid is niet een doel op zich, maar een middel in opbouw therapeutische relatie
F1: respect: warmte: nabijheid • Nabijheid bruikbaar bij overdracht en tegenoverdracht !! • Twijfel of “voorzichtigheid” cliënt (het voelt aan alsof je je woorden wikt en weegt) • Vijandigheid, irritatie, boosheid (ik voel me behoorlijk geïrriteerd omdat je niet op de afspraak verschijnt) • Aantrekking (het is goed dat je me mag, maar ik vraag me af of het ons nu niet tegenhoudt de dingen te vertellen zoals ze zijn) • Vastzitten, gebrek aan richting (op dit moment heb ik de indruk dat we vastzitten, de sessie lijkt op een gebroken plaat, we zijn als de naald die steeds in dezelfde groeve ronddraait zonder echt muziek te maken) • Spanning (ik ben er me van bewust dat we nu beiden enige onbehaaglijkheid voelen)
F1: respect: warmte: nabijheid • 3 doelstellingen van nabijheid: • Iets opwerpen rond zelf, cliënt of relatie dat nog niet direct werd gezegd (covert gevoelens rond relatie hinderen therapie) • Om discussie te starten of feedback te geven/krijgen rond aspecten van relatie als die voorkomen • Zelf-exploratie bij cliënt faciliteren en focus van de interactie bij cliënt te houden
F1: respect: warmte: nabijheid • 2 stappen in nabijheid en verschillende deelvaardigheden • Bewustmaking • Aanvoelen wat gebeurt in interactie • Door monitoren interactie stroom • Lezen van wat gebeurt zonder vertekeningen, blinde vlekken, mispercepties • Verbale respons formuleren • Hier en nu • Luister en actie responsen: “op dit moment voel ik…, zelfs op dit eigenste moment voel je…, als ik je hoor, dan denk ik …” • Luisteren en inspelen op reactie cliënt, geen machtstrijd
F1: respect: warmte: nabijheid • Basisregels voor nabijheid: • Omschrijf wat je ziet wanneer het gebeurt • Spreek altijd in tegenwoordigetijd om hier en nu te representeren • Neem verantwoordelijkheid voor jouw gevoelens door persoonlijke voornaamwoorden ik en mijn te gebruiken • Timing is zeer belangrijk, teveel te vroeg in therapie overweldigt cliënt of kan angst uitlokken, meestal bedoeld voor exploratie van echt invloedrijke gevoelens of onderwerpen • Hulpverleners die moeilijkheden hebben met intimiteit, vermijden vaak nabijheid wat op zijn beurt nefast is voor therapeutische relatie
F1: basis-vaardigheden: checklist • Empathie: heeft hulpverlener: • Verbale respons gebruikt die verlangen om ander te begrijpen uitdrukt? • Gereflecteerd op impliciete of verborgen boodschappen van cliënt? • Gerefereerd naar gevoelens van cliënt? • Die dingen besproken die belangrijk leken voor de cliënt? • Non-verbaal gedrag gebruikt dat overeenstemt met dit van cliënt? • Verbaal gedrag gebruikt dat overeenstemt met de gezegden en uitdrukkingen van de cliënt?
F1: basis-vaardigheden: checklist • Echtheid: heeft hulpverlener: • Vermeden eigen rol, positie of status te beklemtonen? • Congruentie of consistentie getoond in gevoelens, woorden, non-verbaal gedrag en acties? • Gepaste spontaneïteit aan de dag gelegd? (bvb. takt) • Zelfonthulling gebruikt, of gevoelens/ervaringen gelijkaardig aan die van cliënt verteld? • Ondersteunend non-verbaal gedrag vertoond zoals oogcontact, glimlachen, voorover leunen?
F1: basis-vaardigheden: checklist • Respect: heeft hulpverlener • Gedrag gesteld gerelateerd aan betrokkenheid en wil om cliënt te zien, ermee te werken (bvb. op tijd, intensiteit,…) • Verbaal of non-verbaal gereageerd op cliënt zonder te oordelen of cliënt te evalueren • Warmte gecommuniceerd door ondersteunend non-verbaal gedrag (zacht spreken, glimlachen, oogcontact, aanraken) en verbale responsen (positieve benadrukken, nabijheid)
S2: Therapeutische relatie • Opbouw therapeutische relatie soms tegengewerkt door het ‘ik moet iets doen’ syndroom • Specificiteit opbouw relatie met gezin: • Complexer dan met individu • Voldoende aandacht aan elk gezinslid • Onvoorwaardelijk inleven, maar beschermen tegen teveel betrokkenheid • = buiten systeem staan met voldoende emotionele betrokkenheid
S2: Therapeutische relatie • Kunnen omgaan met driehoeksrelaties = basis voor een geslaagde therapie (!triades) • 3 mogelijke posities van de therapeut: • Invoelen met individuen afzonderlijk • Werken met koppel/gezin als eenheid • Therapeut als vertaler • Invoelen met individuen afzonderlijk: • Empathisch invoelen • Belangrijk in eerste gesprek
S2: TR: invoelen met individuen • vb. Therapeut vraagt wat koppel in therapie brengt. • Vrouw: ik ben niet gelukkig in de relatie en dat is al hele tijd zo. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik heb alles geprobeerd, niets helpt. • Therapeut: Je bent boos en gefrustreerd met de manier waarop relatie nu is, en je bent verward rond wat je nu moet gaan doen.
S2: TR: invoelen met individuen • Belangrijke impact op driehoeksrelatie • Partner die niet aan bod komt, voelt zich uitgesloten, niet begrepen, gefrustreerd en zal proberen tussenkomen • Gevaar voor therapeut: verstrikt, heen en weer geslingerd • Gevaar voor gezin: herhaling van thuis • Zeer bruikbaar zonder tussenkomsten • Vereist goede instructies en spelregels
S2: TR: invoelen met individuen • Gezinsleden moeten op voorhand weten dat ze allemaal aan de beurt gaan komen • Gezinsleden weten dat het voor therapeut belangrijk is elk van hen te begrijpen • Kan resulteren in zich begrepen voelen • Combineren met andere posities
S2: TR: gezin als geheel • Vooral binnen benaderingen die op interacties focussen • Doelstelling therapeut: nieuw gedrag en nieuwe ervaringen bij gezin installeren • Oefeningen zowel in sessie als thuis • Veel werk binnen therapie in deze positie • Bruikbaar als therapeut onzeker is en wanneer interacties escaleren • Kan spanning bij gezinsleden temperen
S2: TR: gezin als geheel • Vb. Wat we hier proberen te doen is tussen jullie een soort nieuwe relatie creëren waarin de noden en wensen van elk van jullie aan bod kunnen komen. Daarvoor zouden jullie als een team kunnen samenwerkenVb. We weten allemaal dat samenleven vaak moeilijk is en er hard moet aan worden gewerkt.
S2: TR: th als vertaler • Therapeut creëert nieuwe manieren om elkaar te begrijpen • Therapeut begrijpt het gedrag, de perceptie en ervaringen van elk gezinslid en hoe dit het gezinsleven beïnvloedt • Assumptie dat samenleven de erkenning veronderstelt dat iedereen op verschillende terreinen verschillen is
S2: TR: th als vertaler • Verschillen monden uit in of gezond, gedifferentieerd systeem of machtsstrijd • Th. kiest geen kant, wel relatie als geheel • Vb. Koppel en ruzie besteden geld, partners maken ruzie over eigen juiste visie. Therapeut geeft mogelijkheden beide visies aan, beschrijft gevecht tussen partners als gezond, en vraagt of partners van elkaars expertise kunnen leren