140 likes | 318 Views
Vraag 1. Gegeven zijn de volgende stellingen:I Volgens het criterium van Pareto is er sprake van een verbetering van de maatschappelijke welvaart, indien ten gevolge van een verandering de winst van de winnaars zo groot is dat zij het verlies van de verliezers kunnen compenseren.IIEr is niet noo
E N D
1. 13 Oefenvragen N.B. 40 meerkeuzevragen
Denk aan potlood en gum!
3 uur de tijd!
2. Vraag 1 Gegeven zijn de volgende stellingen:
I Volgens het criterium van Pareto is er sprake van een verbetering van de maatschappelijke welvaart, indien ten gevolge van een verandering de winst van de winnaars zo groot is dat zij het verlies van de verliezers kunnen compenseren.
II Er is niet noodzakelijkerwijs een conflict tussen economische efficiëntie en rechtvaardigheid.
Welk van de volgende alternatieven is correct ?
Beide stellingen zijn JUIST.
Alleen stelling I is JUIST.
Alleen stelling II is JUIST.
Beide stellingen zijn ONJUIST.
3. Vraag 2 Gegeven zijn de volgende stellingen:
I Bij particulier eigendom is sparen en investeren in het goed in beginsel niet maximaal.
II Het overeenkomstenrecht is mede nodig om de overdracht van eigendomsrechten te bewerkstelligen.
Welk van de volgende alternatieven is correct ?
Beide stellingen zijn JUIST.
Alleen stelling I is JUIST.
Alleen stelling II is JUIST.
Beide stellingen zijn ONJUIST.
4. Vraag 3 Welke stelling is onjuist?
Ongeacht de verdeling van rechten is -volgens het Coase theorama (bij afwezigheid van transactiekosten)- het eindresultaat hetzelfde doordat partijen gaan onderhandelen.
De markteconomie is gebouwd op het juridisch fundament van particulier eigendom.
Hoge transactiekosten kunnen ertoe leiden dat transacties niet tot stand komen.
Een collectief goed heeft als eigenschappen dat het rivaliserend is en niet uitsluitbaar.
5. Vraag 4 Het aanvullende of regelende recht onderscheidt zich van het dwingende recht doordat:
dwingende rechtsregels expliciet in de overeenkomst moeten worden opgenomen, terwijl dat niet geldt voor aanvullende rechtsregels.
aanvullende rechtsregels de zwakkere contractspartij beogen te beschermen, terwijl het dwingende recht tot doel heeft efficiënte overeenkomsten tot stand te brengen.
aanvullende rechtsregels in de overeenkomst moeten worden opgenomen, terwijl dat niet geldt voor dwingende rechtsregels.
contractpartijen in een overeenkomst juridisch afdwingbare bepalingen kunnen opnemen die afwijken van het regelend recht, terwijl dat ten aanzien van het dwingend recht niet mogelijk is.
6. Vraag 5 Welke uitspraak is onjuist?
Een beginsel waarop het overeenkomstenrecht berust is: contractsvrijheid.
Een beginsel waarop het overeenkomstenrecht berust is: afdwingbaarheid.
Een beginsel waarop het overeenkomstenrecht berust is: consensualisme.
Een beginsel waarop het overeenkomstenrecht berust is: dualisme.
7. Vraag 6 Het adagium "Pacta sunt servanda" is juristen wel bekend. Het betekent dat contractuele verplichtingen moeten worden uitgevoerd. In de rechtseconomie is men een andere mening toegedaan. Welke uitspraak is onjuist?
Contracten zijn in beginsel Paretoefficiënt.
Contractbreuk kan Pareto-efficiënte zijn.
Contractbreuk is aan te bevelen als daardoor de welvaartspositie van de breker wordt verbeterd.
De schadevergoedingsbepaling zet een rem op Pareto-inefficiënte contractbreuk.
8. Vraag 7 Gegeven zijn de volgende stellingen:
I Bij unilaterale gevallen is rechtseconomisch het ontbreken van aansprakelijkheid efficiënt.
II Bij bilaterale gevallen is rechtseconomisch het regime "risicoaansprakelijkheid met eigen schuld" efficiënt.
Welk van de volgende alternatieven is correct ?
Beide stellingen zijn JUIST.
Alleen stelling I is JUIST.
Alleen stelling II is JUIST.
Beide stellingen zijn ONJUIST.
9. Vraag 8 Gegeven zijn de volgende stellingen:
I Bij unilaterale gevallen zal als er geen aansprakelijkheidssysteem is het efficiënte zorgniveau worden gekozen.
II Bij bilaterale gevallen zal als er een risicoaansprakelijkheidsysteem is het efficiënte zorgniveau worden gekozen.
Welk van de volgende alternatieven is correct ?
Beide stellingen zijn JUIST.
Alleen stelling I is JUIST.
Alleen stelling II is JUIST.
Beide stellingen zijn ONJUIST.
10. Vraag 9 Gegeven zijn de volgende stellingen:
I Volgens Coase wordt het bestaan van een onderneming verklaard door het feit dat transactiekosten binnen de onderneming lager zijn dan uitbesteding van een transactie via de markt.
II Volgens Coase bepalen specifieke investeringen en het aantal marktdeelnemers de omvang van de onderneming.
Welk van de volgende alternatieven is correct ?
Beide stellingen zijn JUIST.
Alleen stelling I is JUIST.
Alleen stelling II is JUIST.
Beide stellingen zijn ONJUIST.
11. Vraag 10 A wil een onderneming starten maar wil niet dat zijn privé-vermogen risico loopt.
Hij kan dit realiseren door zijn onderneming de rechtsvorm te geven van:
een eenmanszaak.
vennootschap onder firma.
maatschap.
BV.
12. Vraag 11 Een schadeveroorzaker/gedaagde denkt dat de benadeelde/eiser een kans van 60% heeft om in een procedure bij de rechter 10.000 euro smartengeld te verkrijgen. De totale proceskosten zijn 2000 euro en de verliezer betaalt alle proceskosten. Wat is het verwachte netto verlies van de schadeveroorzaker/gedaagde bij een procedure?
4000 euro.
7200 euro.
4800 euro.
5200 euro.
13. Vraag 12 Gegeven zijn de volgende stellingen:
I Schikken kan efficiënter zijn dan een rechtszaak aanspannen aangezien dit proceskosten scheelt.
II De omvang van de onderhandelingsruimte bepaalt mede de kans tot schikken.
Welk van de volgende alternatieven is correct ?
Beide stellingen zijn JUIST.
Alleen stelling I is JUIST.
Alleen stelling II is JUIST.
Beide stellingen zijn ONJUIST
14. Vraag 13 Gegeven zijn de volgende stellingen:
I Een voordeel van rechtshandhaving door middel van privaatrecht is dat de kosten van het claimen van schade zeer laag zijn voor het slachtoffer.
II Een karakteristiek van het strafrecht is het nadeel dat aan de veroordeelde wordt toegebracht in het algemeen hoger is dan het voordeel dat deze met zijn wetsovertreding heeft behaald.
Welk van de volgende alternatieven is correct ?
Beide stellingen zijn JUIST.
Alleen stelling I is JUIST.
Alleen stelling II is JUIST.
Beide stellingen zijn ONJUIST