370 likes | 705 Views
Quiz. Vraag 1. Hoe verloopt het signaal? L R R L. Vraag 2. Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel? A: Ruggenmerg en zenuwen B: Ruggenmerg en hersenen C: Alle zenuwen D: Alleen de perifeer (aan de buitenzijde) gelegen zenuwen. Vraag 3. Kleine hersenen zorgen voor?
E N D
Vraag 1 Hoe verloopt het signaal? L R R L
Vraag 2 • Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel? • A: Ruggenmerg en zenuwen • B: Ruggenmerg en hersenen • C: Alle zenuwen • D: Alleen de perifeer (aan de buitenzijde) gelegen zenuwen
Vraag 3 • Kleine hersenen zorgen voor? • A: Bewust handelen • B: Herinneringen opslaan • C: Fijne motoriek • D: Dromen
Centrale zenuwstelsel • Hersenen • Hersenstam • Tussenhersenen • Kleine hersenen • Grote hersenen • Ruggenmerg
Ruggenmerg • In wervelkolom • Tussen wervels 4 zenuwen • 2 x Motorische (buikzijde) • 2 x Sensorische (rugzijde)
Vraag 4 • In de afbeelding zie je een doorsnede van het ruggenmerg • 1 = witte stof • 3 = grijze stof • VraagWitte stof is wit door dat er zenuwcellen doorheen lopen met een myeline schede • A: JA • B: Nee
Ruggenmerg • M + S = gemengdezenuw • 32 paarruggenmergzenuwen • Axonen (+ myeline mantel) • witte stof • geleidingsweg • rond vlindervorm • Cellichamen • grijze stof • schakelcentrum • vlindervorm
Hersenstam • Verlengde merg • Regelcentrum • Hartregulatie (bloeddruk) • Ademcentrum (frequentie) • Temperatuurregulatie • Pons • Verbindt L + R • Middenhersenen • Hypofyse
Vraag 5 • Het buitenste geplooide deel van de grote hersenen heet hersenschors • A: JA • B: Nee
Hersenen Kleine hersenen • Fijne motoriek Grote hersenen • Buiten: grijze stof • schors • Binnen: witte stof • merg
Grote hersenen • Bewust handelen • Eigenschappen: denken, bewustzijn, creativiteit, geheugen, intelligentie, persoonlijkheid • 2 hemisferen • L stuurt R, R stuurt L • Buitenkant (grijze stof) schors (geplooid) • Binnenkant (witte stof) merg
Vraag 6 • Een motorische schorsgebied registreert de impulsen afkomstig van de zintuigen • A: JA • B: Nee
Schorsgebied = deel van schors met bekende functie • Zintuigcentra: • Primair: registratie impulsen • Secundair: Interpretatie • Motorische centra: • Primair: opdracht tot beweging • Secundair: coordinatie gecompliceerde beweging
Vraag 7 • A: Sensorisch • B: Motorisch • C: Schakelcel • A: Motorisch • B: Sensorisch • C: Schakelcel • A: Schakelcel • B: Motorisch • C: Sensorisch
Vraag 8 Waar of niet waar? • Animale zenuwstelsel: • interactie met de omgeving • bestuurt dwarsgestreepte skeletspieren • Autonome zenuwstelsel: • reguleert organen • Waar • Niet waar
Vraag 9 Autonome zenuwstel Waar of niet waar? • Orthosympatische zenuwstelsel rust • Parasympatische zenuwstelsel activiteit • Waar • Niet waar
Autonome zenuwstel • Orthosympatische zenuwstelsel activiteit • hart • ademhaling • bloedsuikerspiegel • spant skeletspieren • Parasympatische zenuwstelsel rust • spijsvertering • bloedsuikerspiegel • hart • ademhaling
Winnaar ???
MRI scan = magnetic resonance imaging • Maakt zachte weefsels zichtbaar zoals hersenen en ruggenmerg. • film
MRI scan • Magnetisch veld H-atomen gelijk gericht. • Gerichte radiogolf patroon verstoord. • H-atoom terug naar positie signaal detectie
fMRI = Functioneel MRI • Maakt onderscheid tussen hemoglobine met en zonder O2. • Actieve delen van de hersenen verbruiken veel O2. • Hersenactiviteit kan met fMRI zichtbaar worden gemaakt.
Reflexen • Onbewust (gladde spieren) • pupilreflex, • maagportierreflex, • hartspieren • en klieren (speeksel) • Bewust (dwarsgestreepte spieren) • terugtrekreflex (kan onderdrukt worden)
Proef • Hand onder knie
Kniepeesreflex • Spanning in kniepees verhoogt rek op spieren detectie door sensoren sensorische zenuw ruggenmerg motorische zenuw spier trekt samen