390 likes | 588 Views
Beleidsnetwerken. Cf. effectiviteit van het beleid ~ kwaliteit behoeftebepaling ~ samenwerking binnen beleidsnetwerken die instaan voor beleidsuitvoering Beleidsnetwerken in het lokaal armoedebeleid (Filip De Rynck & Bart Verbelen) De magie van (interorganisationele) netwerken
E N D
Beleidsnetwerken Cf. effectiviteit van het beleid ~ kwaliteit behoeftebepaling ~ samenwerking binnen beleidsnetwerken die instaan voor beleidsuitvoering • Beleidsnetwerken in het lokaal armoedebeleid (Filip De Rynck & Bart Verbelen) • De magie van (interorganisationele) netwerken (Stijn Suijs)
Beleidsnetwerken in lokaal armoedebeleid ° onderzoek naar VFIK (voormalig armoedefonds) VFIK (als beleidsinstrument) beïnvloeding structuur en procesontwikkeling in de lokale netwerkvorming inzake armoedebestrijding ? leerrijk voor lokaal sociaal beleid: • conceptuele aspecten netwerkbenadering • analyse, evaluatie en sturing van netwerken
Conceptuele aspecten netwerkbenadering (1) Omschrijving (1) (drie vormen): • Sociale netwerken= specifieke relaties die individuen met elkaar verbinden cf. « sociaal kapitaal »; kwaliteit van en participatie aan samenleving • Professionele netwerken= een systeem van interacties tussen professionelen n.a.v. contacten rond bepaalde hulpvragers • Beleidsnetwerken = een systeem van interacties tussen van elkaar afhankelijke actoren rond bepaalde beleidsdoelstellingen uitgangspunt: sociale problemen be- en gestuurd door stelsels publieke en private actoren dubbele functie: analyseren + sturen
Conceptuele aspecten netwerkbenadering (2) Omschrijving (2): • Horizontale verhoudingen: interacties tussen lokale actoren • bepaald en gekleurd door specifieke lokale en omgevings- omstandigheden in bepaalde gemeente, streek (contingent) • gestuurd door inhoudelijke richtlijnen + formele vereisten en gedragsregels van centrale actoren • cf. decentralisatie (beter lokaal maatwerk) - centralisatie Verticale verhoudingen: interactie lokale en centrale actoren
Conceptuele aspecten netwerkbenadering (3) Omschrijving (3): • Welke rol spelen lokale besturen in netwerken? Discussie aangepaste rol lokale besturen: netwerkstuurders, stimulatoren voor netwerkvorming ...? ~ bestuurlijke vernieuwing: burger(s)(groepen), instellingen en overheid zijn samen verantwoordelijk voor het richting geven aan onze samenleving en zetten zich hiervoor samen actief in Sturingsconcept= gedeelde verantwoordelijkheid, noodzakelijke combinaties van actoren in stelsels van afhankelijkheid en betrokkenheid, combinaties hulpmiddelen
Conceptuele aspecten netwerkbenadering (4) Beleidsnetwerken op drie niveaus (1): Strategisch niveau • Strategische netwerken= interacties tussen actoren gericht op het vastleggen van de prioriteiten voor besteding van de (SIF)middelen • Netwerk rond beleidskader en basiskeuze • strategie: besluitvorming over beleidskaders en prioriteiten = wat, hoe, wanneer, met wie en om welke doelstellingen op welke termijn te bereiken? • OCMW en gemeentebestuur komen tot positie-omschrijving en rolbepaling
Conceptuele aspecten netwerkbenadering (5) Kwaliteitsvoorwaarden netwerkvorming op strategisch niveau: • De onderbouw voor de besluitvorming (verantwoording) • De interne coördinatie (zorg stevige interne coördinatie) • De positie van de sleutelfiguren (gezagsvolle, herkenbare positie in eigen organisatie; duidelijke afspraken procedures besluitvorming) • Overleg met externe actoren (externe actoren actief betrekken; breder draagvlak voor besluitvorming) • Een publiek debat (brede publiek betrekken bij besluitvorming ) • De evaluatie van de beleidsvoering (systematisch) • De stuurgroep op strategisch niveau (goede communicatie tussen beleid en praktijk; tussen beleidsvorming en beleidsuitvoering; factoren: politieke stabiliteit, omgevingsdruk, invloed van personen)
Conceptuele aspecten netwerkbenadering (6) Beleidsnetwerken op drie niveaus (2): Programmaniveau • Programma-netwerking = interacties tussen actoren op een bepaald beleidsveld gericht op het formuleren van beleidsdoelstellingen op dat terrein (tewerkstelling, huisvesting, gezondheid, onderwijs, …) • Programma gericht op sector; doelgroep; territorium • Keuzes maken die prioriteitenstelling inhouden • OCMW en gemeente kunnen verschillende rollen opnemen: zelf verantwoordelijk, stimuleren of ondersteunen, …
Conceptuele aspecten netwerkbenadering (7) Beleidsnetwerken op drie niveaus (3): Projectniveau • Projectnetwerken= interacties tussen actoren gericht op het opzetten en implementeren van korte termijndoelen rond één bepaald beleidsobjectief
Conceptuele aspecten netwerkbenadering (8) Beleidsnetwerken op drie niveaus (4): Wisselwerking strategisch, programma en project-niveau • niet gescheiden of hiërarchisch • wel: drie niveaus van actie allemaal en samen nodig • belang geschikte vaardigheden en persoonlijkheden (professionele sleutelfiguren)
Analyse en evaluatie van netwerken (1) • De arena = set van actoren die op een bepaald beleidsveld aanwezig zijn netwerken: tussen actoren ook interacties Kenmerken: open of gesloten; lokaal gebonden of niet lokaal; decentraliserend of centraliserend; structuur: aantal actoren, terreinbezetting, publiek of privaat • Actoren en individuen = al diegenen die zich in de arena als een handelende partij met eigen doelstellingen opstellen Verschijningsvormen: individuen, groepen, organisaties Interne evoluties (wisseling personen, koerswijziging organisaties) in het oog houden en erop inspelen
Analyse en evaluatie van netwerken (2) • In kaart brengen van de arena en de actoren = omschrijving van de structuur van de arena, de aard van de actoren, de evolutie van de arena, de recente evoluties bij de verschillende actoren die voor een goed begrip van de organisatiedynamiek van de afzonderlijke actoren belangrijk zijn • Het publiekrechtelijke en institutionele kader = inventaris van de wijzigingen in het kader • De omgevingsfactoren macro: alg. economische, sociale en culturele fact.+ centrale beleid meso: specifieke elementen die ec., soc. en cult. context kleuren micro: factoren die gedrag, cultuur en doelstellingen individuen bepalen + werking stuurgroepen
Analyse en evaluatie van netwerken (3) • De inbreng van doelgroepen als bijzondere vorm van omgevingsfactor = systematisch aandacht voor inspraak en het organiseren van beïnvloedingskanalen voor doelgroepen (externe omgevingsdruk) • Formele en informele relaties - formele overlegvormen en officiële structuren: waar vinden actoren elkaar, welke formele overlegstructuren bestaan er, welke beheersstructuren zijn er en wie zetelt daarin, wie vervult dubbelmandaten? - informele relaties = geheel = lokale communicatiepatroon = basisinfrastructuur
Analyse en evaluatie van netwerken (4) • Machtsbronnen, hulpbronnen, machtsbalansen - machtsbronnen: actoren zijn vaak afh. inbreng van andere actoren - hulpbronnen worden machtsbronnen wanneer andere actoren die nodig hebben = hart van de netwerkvorming: zonder afhankelijkheid zijn er geen netwerken, hoe zwak deze afhankelijkheid zich soms ook voordoet. Verhoudingen van afhankelijkheid zijn bindend element tussen actoren en die toelaten netwerken af te bakenen. - machtsbalansen worden gevormd door wederzijdse afhankelijkheden van hulpbronnen Hoe verhouden actoren zich tot elkaar in termen van afhankelijkheid? Hoe evolueert deze afhankelijkheid in de tijd?
Analyse en evaluatie van netwerken (5) • Doelstellingen en doelstellingenstructuur Doelstellingen= een gemeenschappelijke perceptie op beleidsproblemen (communicatie) - doelstellingen vaak product van onderhandelingen tussen actoren Welke actoren ontwikkelen welke doelstellingen? Welke actoren delen welke doelstellingen? Op welke punten zijn er conflicten over doelstellingen? Hoe evolueert de formulering van doelst. gedurende interactieproces? Welke actoren verdedigen welke doelstellingen in dit proces? Doelstellingenstructuur= verhouding van doelstellingen - communicatie draagt bij tot netwerkcultuur (gedeelde beelden problemen +gemeenschappelijkheid van acties)
Analyse en evaluatie van netwerken (6) • Autonomie en afhankelijkheid - afhankelijkheidsbalansen zijn veelvuldig - onderhandelingen door elkaar en door netwerken • Interacties, rollen en strategieën - relaties tussen actoren gericht op onderhandelingen over doelstellingen - drie basistypes: conflict, samenwerking, consensus of compromisvorming
Analyse en evaluatie van netwerken (7) Centraal bij analyse en evaluatie van netwerken= • wenselijk te betrekken actoren zoals door initiatiefnemers geformuleerd • mate van effectieve betrokkenheid en inbreng van hulpmiddelen • dynamiek in betrokkenheid van actoren • vormen en evaluatie van overleg en communicatie tussen actoren • evaluatie van dynamiek in interacties tussen actoren gericht op betere coördinatie, samenwerking en uitwerking gedeelde doelstellingen
Analyse en evaluatie van netwerken (8) Ontstaan en functioneren netwerken (samengevat): Interacties in netwerken ontstaan wanneer men afhankelijker wordt van elkaar, wanneer er een vorm van eensgezindheid is over de problemen en wanneer de actoren zien dat het eigen belang door samenwerking kan gediend worden.
Sturing van netwerken (1) • Verschillende aard van netwerken - mate van vrijheid en vrijblijvendheid van de samenwerking (cf. invoering protocollen of contracten) - aard van de onderwerpen - omvang - tijdsdimensie - open of gesloten, sociocratisch (gericht op terugkoppelen naar doelgroepen) of technocratisch (gericht op bereiken akkoorden tussen betrokken partners)
Sturing van netwerken (2) • Fasen in netwerkontwikkeling - Nulfase (Aftasten: hoe kijken naar problemen + wat is gemeenschappelijk in verschillende probleemformuleringen?) - Expressiefase (Voorzichtig uiten van intentie om samen te werken: welke vormen van samenwerking zijn mogelijk? ) - Studiefase (Grondig doorlichten van probleem: komen tot gemeenschappelijke probleemformulering?) - Productiefase (Bepalen doelstellingen, maken concrete afspraken taakverdeling: welke zijn kosten en baten op korte en lange termijn?) - Uitvoeringsfase (Uitvoeren, bijsturen en bij-onderhandelen nog op dezelfde lijn?)
Sturing van netwerken (3) • Netwerkmakelaars = sleutelfiguren die in de communicatie tussen actoren een centrale rol spelen en centrale positie bekleden Functievereisten: - problematieken en lokale situatie goed kennen - aanvaard zijn door relevante actoren - contacten hebben en gevoeligheden kennen - centraal in communicatiekanalen + communicatievaardigheden - onderhandelingscapaciteiten + strategisch vermogen - kosten en baten inschatten - oog voor verschillende rationaliteiten en actoren
Sturing van netwerken (4) • Sturing van de sturing = kader (procedures en spelregels rond informatie-uitwisseling, overleg, besluitvorming,…) waarbinnen de onderhandelingen zich kunnen afspelen ! Contraproductieve effecten van stuurgroepen
Interorganisationele netwerken ° onderzoek VIBOSO samenwerkingsverbanden tussen opbouwwerkinstellingen en andere organisaties uit welzijnsveld • netwerken in maten en soorten • geen toverformules voor netwerkvorming • netwerken als magische sleutels?
Netwerken in maten en soorten (1) • Netwerken van materiële voorwerpen (cf. « netwerkstad ») • Sociale netwerken (= verbinding tussen personen; professionele netwerken) • Samenwerkingsverbanden tussen organisaties (invalshoek= organisatieverband)
Netwerken in maten en soorten (2) • Twee benaderingen: - Nadruk op afhankelijkheidsrelaties (~ conflictmodel) cf. Snel: strategie machtsverwerving o.b.v. analyse afh. relaties cf. De Rynck & Verbelen: betrokkenheid op issue niet voldoende; ook onderlinge interactie- en relatiepatronen - Nadruk op samenwerkingsrelaties (~ consensus- en/of onderhandelingsmodel) constructies waarin actoren besluiten tot gezamenlijke activiteiten
Netwerken in maten en soorten (3) • Samenwerking en samenwerking is twee zes continua (Warren) - gemeenschappelijke belangen (0 - 100%) - feitelijke beslissing bij individuele acties of samen - formele beslissing bij individuele acties of samen - hulp- en machtsbronnen niet gedeeld of volledig gedeeld - engagement enkel t.a.v. eigen organisatie of t.a.v. samen - identificatie / oriëntatie enkel t.a.v. eigen organisatie of t.a.v. samen
Netwerken in maten en soorten (4) vier ideaaltypes van samenwerkingsverbanden • Markstructuren (gedrag actoren gevoed door belangen eigen organisatie; beslissingen geen invloed autonomie; cf. overleg en advies) • Coalitiestructuren (overlappende belangen leiden tot gemeenschappelijke acties; aanpassingen eigen aanbod, autonomie behouden; cf. ad hoc samenwerking) • Federatieve structuren (gemeenschappelijke entiteit die gemeenschappelijke belangen behartigt) • Eenheidsstructuren (autonomie opgeofferd aan gemeenschappelijk belang; besluitvorming formeel gecentraliseerd; cf. geïntegreerde buurtcentra) • Fusie (geen eigen identiteit; geen netwerk)
Netwerken in maten en soorten (5) • Netwerken in de enge betekenis definitie en noodzakelijke voorwaarden « netwerk » - specifieke vorm van samenwerking tussen meerdere organisaties of sleutelfiguren (partners, partijen, actoren) - onderlinge afhankelijkheid t.a.v. bepaald issue (symbiotische en competitieve interdependentie; asymmetrische afhankelijkheid) - samenwerking op vrijwillige basis (relatief) - samenwerking om bepaalde voordelen te bereiken / nadelen te vermijden - samenwerking is niet vrijblijvend
Geen toverformules voor netwerkvorming (1) • Centrale opdrachten(ook voor “gewone” organisaties) - Eens over issue samenwerking - Zoeken naar gemeenschappelijke doelstelling of finaliteit - Beslissingen i.v.m. partners - Balanceren tussen eigen en gemeenschappelijk belang - Worstelen met onderlinge machtsverhoudingen (gelijkwaardigheid in beslissingen) - Eigen cultuur, beslissingsstructuur, regels - Kleine of grote veranderingsprocessen eigen organisaties ! Samenwerkingsverband met zekere mate gelijkwaardigheid ! Gemeenschappelijke doelstellingen niet vooraf vastgelegd
Geen toverformules voor netwerkvorming (2) onderscheide aspecten in netwerkvorming • omgevingsaspect(externe factoren; voorwaardescheppende processen) • structureel aspect(« skelet ») • inhoudelijk aspect(« ziel ») • procesmatig aspect(ontwikkeling onderlinge verhoudingen)
Geen toverformules voor netwerkvorming (3) • Circulaire, zoekende processen (1) Zoekfase: - oriënteren op gemeenschappelijke issue (taak) - voorlopig engagement; klimaat wederzijdse erkenning (relatie) - besef eigen organiatiebelang ~ gemeensch. netwerkbelang (groei) Vormgevingsfase: - formeel gemeensch. doelst. en werkplan (groei) - verhouding actoren klaart uit (relatie) - zelfstandige entiteit met eigen cultuur en structuur (groei)
Geen toverformules voor netwerkvorming (3) • Circulaire, zoekende processen (2) Realisatiefase: - plan uitgevoerd (taak) - netwerkverhouding geconsolideerd; klimaat gelijkwaardigheid (relatie) - afstemmen organisatie- en netwerkbelangen (groei) Overgangsfase: - netwerk nadert einde (doel) - actoren niet langer afhankelijk (relatie) - en / of nieuwe structuur (groei)
Geen toverformules voor netwerkvorming (4) • Ontstaan van netwerken Voedingsbodem= - Grote verwantschap (geen garantie goede samenwerking) - Kernelement = wederzijdse afhankelijkheid t.o.v. enzelfde issue + (h)erkennen centrale issue op hetzelfde moment - Concrete (netwerkexterne) katalysatoren
Geen toverformules voor netwerkvorming (5) • Taakdimensie:plannen in moeilijk voorspelbare omgeving • Afhankelijkheden niet noodzakelijk op hetzelfde terrein • Onderlinge visie-, concurrentie en profileringsdiscussies • « Gemeenschappelijk belang » = doorsnee individuele organisatiebelangen • Afhankelijkheden niet statisch
Geen toverformules voor netwerkvorming (6) • Relatiedimensie: de partnerdans • Logische, rationale argumentaties na initiële aantrekkingskracht • Keuze om relatie aan te gaan meer binnen eigen mogelijkheden • Beïnvloedende factoren: • organisatie-interne (cultuur; structuur); • netwerk-interne (communicatie en interactie); • externe factoren (markt en beleid) • Kern-, context-, verankerings- en omkaderingsfactoren (Gehre) • Zelden gelijkwaardige relaties; gelijkwaardigheid in besluitvorming is voorwaarde
Geen toverformules voor netwerkvorming (7) • Groeidimensie:netwerken als paradox • Paradoxaal = uit eigen belang in netwerk ~ gemeenschappelijk belang moet eigen belang overstijgen • Kosten - baten - analyse : rendeert netwerk t.o.v. eigen organisatiebelang? • Pragmatische (overlevings)strategieën
Abracadabra: netwerken als magische sleutels? • Netwerken als ideaal model aanpak complexe sociale problemen? • Netwerken als antwoord nieuwe « onoverzichtelijkheid »? • Netwerken als antwoord toenemende verwevenheid risico ’s? samenwerking (netwerkvorming) is - onvermijdelijk - leerproces
Bibliografie deel 3 • Breda, J. & Goyvaerts, K. (1997). Netwerken van organisaties. Een theoretisch kader. In Welzijnsgids - Welzijnszorg, methodiek, afl. 23, 85-106. • De Rynck, F. & Verbelen, B. (1996). Beleidsnetwerken in het lokaal armoedebeleid. Concepten en analyse. In H. Baert (Red.) Concepten voor planning en sturing in het sociaal impulsfonds (pp. 37-58). Brussel: Koning Boudewijnstichting. • Gehre, G. (1999). Netwerken en structuren: dynamiek in balans? Mogelijkheden en onmogelijkheden van de Edufora. In F. De Rynck (Red.) Overheid in beweging. Basiswerk O.V.B.L. 2. Brugge: Die Keure. • Suijs, S. (1999). Netwerken: de dans der partners. Brussel: VIBOSO. • Suijs, S. (1999). De magie van (interorganisationele) netwerken. In Gids sociaal-cultureel en educatief werk, afl. 24, 119-142. • Suijs, S. (2001). Abracadabra. De magie van (interorganisationele) netwerken? In: Welzijnsgids - Welzijnszorg, methodiek, afl. 39, 81-106.