290 likes | 416 Views
woordenschatoefening. De afgelopen donderdag moest ik bij de tandarts en jammer genoeg moet ik daar de aanstande donderdag nog een keer toe gaan. woordenschatoefening. Fout Goed. woordenschatoefening.
E N D
woordenschatoefening • De afgelopen donderdag moest ik bij de tandarts en jammer genoeg moet ik daar de aanstande donderdag nog een keer toe gaan.
woordenschatoefening • Fout • Goed
woordenschatoefening • De afgelopen donderdag moest ik bij de tandarts en jammer genoeg moet ik daar de aanstaande donderdag nog een keer toe gaan. • aanstaande
woordenschatoefening • Afgelopen donderdag moest ik bij de tandarts en jammer genoeg moet ik daar aanstaande donderdag nog een keer toe gaan. • aanstaande • zonder lidwoorden
woordenschatoefening • Afgelopen donderdag moest ik bij de tandarts en jammer genoeg moet ik daar aanstaande donderdag nog een keer naar toe (gaan)/nog eens heen. • aanstaande • zonder lidwoorden • Ergens naar toe gaan • Ergens heen gaan
woordenschatoefening • Ik houd me liever wat achteraf, terwijl mijn zus steeds tevoren moet zijn.
woordenschatoefening • Ik houd me liever wat op de achtergrond, terwijl mijn zus steeds wil opvallen. • Zich op de achtergrond houden • Versus: opvallen
woordenschatoefening • Je kan de kaart van tevoren reserveren, maar je hoeft ze pas achteraf te betalen.
woordenschatoefening • Hoe snel hij hier opduikte, hoe snel hij weer verdween.
woordenschatoefening • Hoe snel hij hier opdook, hoe snel hij weer verdween. • Werkwoordstijden Infinitief OVT VVT Opduiken Dook op Opgedoken
woordenschatoefening • Even snel als hij hier opdook, zo snel verdween hij weer. • Werkwoordstijden Infinitief OVT VVT Opduiken Dook op Opgedoken • Constructie
woordenschatoefening • Ik heb een gare vlees besteld.
woordenschatoefening • Ik heb een gare vlees besteld. • Het vlees
woordenschatoefening • Ik heb een gaar vlees besteld. • Het vlees
woordenschatoefening • Ik heb gaar vlees besteld. • Het vlees • Vlees: “substantie”, geen lidwoord
woordenschatoefening • Ik heb gaar vlees besteld. • Het vlees • Vlees: “substantie”, geen lidwoord • Ik heb een gaar stuk vlees besteld.
woordenschatoefening • In Europa is het overvloed van goede jobs maar er is ook het gebrek aan goed opgeleide mensen.
woordenschatoefening • In Europa is er een overvloed van goede jobs maar er is ook het gebrek aan goed opgeleide mensen. • Er is
woordenschatoefening • In Europa is er een overvloed aan goede jobs maar er is ook het gebrek aan goed opgeleide mensen. • Er is • Een gebrek aan; een overvloed aan
woordenschatoefening • In Europa is er een overvloed aan goede jobs maar er is ook een gebrek aan goed opgeleide mensen. • Er is • Een gebrek aan; een overvloed aan • Een gebrek aan; een overvloed aan
woordenschatoefening • Ik geef het op omdat ik weet dat dat geen zin geeft om me nog door te zetten.
woordenschatoefening • Ik geef het op omdat ik weet dat dat geen zin heeft om me nog door te zetten. • Zin hebben
woordenschatoefening • Ik geef (het) op omdat ik weet dat het geen zin heeft om nog door te zetten. • Zin hebben • (iets) opgeven • het • Doorzetten = volhouden
woordenschatoefening • Doorzetten = volhouden
woordenschatoefening • Doorzetten = volhouden • “even doorzetten”
woordenschatoefening • Doorzetten = volhouden • “even doorzetten” • Zich doorzetten = vermeerderen, verhevigen
woordenschatoefening • Doorzetten = volhouden • “even doorzetten” • Zich doorzetten = vermeerderen, verhevigen • “de trend zet zich door”;
woordenschatoefening • Doorzetten = volhouden • “even doorzetten” • Zich doorzetten = vermeerderen, verhevigen • “de trend zet zich door”; “Als die trend zich doorzet, dan begint de Russische export rond 2009 te dalen.”
woordenschatoefening • Doorzetten = volhouden • “even doorzetten” • Zich doorzetten = vermeerderen, verhevigen • “als gevolg van de aanslag in Spanje zal deze negatieve ontwikkeling zich doorzetten”