Uit de kraan komt water. Water kun je drinken en je kunt er nog véééél meer mee

1. Uit de kraan komt water. Water kun je drinken en je kunt er nog véééél meer mee

2. Ik geef de bloemetjes water

3. Ik doe lekker de ramen wassen met water. Ze worden lekker schoon

4. Met water kun je de auto wassen. De auto is weer schoon

5. Lekker even mijn gezicht wassen. Nu ben ik weer fris

6. Tanden poetsen is heel fijn. Dan krijg je geen gaatjes. Ik drink een slokje water en mijn tanden glimmen weer

7. Lekker soppen in het water met de dweil !!

8. Ik spoel het water door de wc

9. Ik sta heerlijk onder de douche. Ik vind het lekker om te douchen.

10. Bij soep koken heb je water nodig

11. Ik doe de afwas. De afwas wordt schoon door het water

12. Ik doe even wat water drinken want ik had erge dorst

13. Ik doe water in het koffiezetapparaat en dan kan de koffie komen

14. Met water en zeep was ik mijn handen

15. Met water en wasmiddel maak je bellenblaas.En dan kun je grote bellen blazen

16. Ik vul de waterballon met water.

17. EINDE