400 likes | 582 Views
Oefeningen vocabulaire les 10. Oefening 1. Doorgronden. Doorgrondde, heeft doorgrond. Uitlaten. Liet uit, heeft uitgelaten De hond uitlaten (vs) Zich uitlaten over iets = zijn mening zeggen over iets Ik wil me niet uitlaten over dat probleem. Opgroeien.
E N D
Doorgronden • Doorgrondde, heeft doorgrond
Uitlaten • Liet uit, heeft uitgelaten De hond uitlaten (vs) Zich uitlaten over iets = zijn mening zeggen over iets Ik wil me niet uitlatenover dat probleem.
Opgroeien • Groeide op, is opgegroeid
Zoenerig • De Nederlanders? Neen, de Russen zijn pas echt zoenerig – zelfs mannen zoenen elkaar. • Elkaar zoenen (vs) met elkaar zoenen • Zoenen = stevig kussen
Onzelfstandig • Sommigen zijn op hun vijfendertigste nog steeds onzelfstandig. • Sommigen zijn op hun vijfendertigste nog altijd onzelfstandig.
Zich niets aantrekken van iets • Ik trektme niets aanvan zijn kritiek. • Ik trekmeer niets vanaan.
Opschieten • Schiet op! = … • Je moet opschieten. • Komaan, een beetje opschieten.
Ergens met vreemde ogen tegen aankijken • Ik kijk met vreemde ogen tegenaan het gedrag van mijn vrienden.
Ergens met vreemde ogen tegen aankijken • Hij kijkt vreemd aantegendat zoenerige gedrag. • Hij zal vreemd aankijkentegendat zoenerige gedrag! • Hij kijkter vreemd tegenaan. • Hij zal er vreemd tegenaankijken. • Ik zeg je dat hij er vreemd tegenaankijkt. • Dat zoenerige gedrag, daarkijkt hij vreemd tegenaan.
Onverschillig • Hij gedraagt zich onverschillig.
Dat kan je niet maken! • Dat kan je echt niet doen!
Iemand terechtwijzen • Wees terecht, heeft terechtgewezen • Mijn buren mogen mijn hondje terechtwijzen. • Ik vind het niet eerlijk dat hij jou terechtwees / terecht wijst.
Erop wijzen • (((Jantje, ik wil je er even op wijzen dat het water erg diep is!))) • Stijlregister = vrij formeel • Ik wil er alleen even opwijzen dat Karel niet in 1400 maar in 1500 geboren is.
Zich staande houden • Je moet jestaande houden. • Ik zeg dat je jestaande moet houden.
Afwegingen maken • Je maakt afwegingen. • Je moet afwegingen maken. • (((Ik maak afwegingen of ik naar Spanje ga of naar Italië))) • Je moet goed afwegen of je er voor of er tegen bent.
De twijfel • Ik heb twijfels of ik dat kan doen.
De twijfel • Ik heb twijfels of ik dat kan doen. Ik heb twijfels overiets. Ik twijfel aaniets = Ik betwijfel iets. Ik twijfel eraanof ik dat kan doen.