200 likes | 510 Views
Theater en politiek. Bertolt Brecht. E. Welke relatie hebben de personages onderling? Svendson lijkt een goede verstandhouding te hebben met VO en Tsjech.
E N D
Theater en politiek Bertolt Brecht
E. Welke relatie hebben de personages onderling? Svendson lijkt een goede verstandhouding te hebben met VO en Tsjech. Britt heeft het over de buurvrouw, Tsjech. Zij woont dus vlakbij. Hij vraagt Svendson lid te worden van een vereniging waarin alle buren ingaan tegen de klant. De klant merkt een vijandige sfeer op tegen zijn personage en heeft het nog steeds over verwantschap met Svendson. 7.
F & G. Welke gebeurtenissen volgen elkaar op en hoe reageren de personages hierop? VO en Tsjech worden achtereenvolgens vermoord. (cf. Anschluss of annexatie van Oostenrijk bij Groot-Duitsland op 13 maart 1938. In hetzelfde jaar nam Hitler ook heel Tsjechoslovakije over, opdat de Duitsers uit het Sudetenland ook tot het Derde Rijk zouden behoren.) 7.
Britt en Gall willen Svendson introduceren in de vereniging tegen geweld. Zij beschuldigen de klant ervan de moorden te hebben gepleegd, maar de klant zegt dat hij Tsjech enkel wou beschermen. • (Deze personages vertegenwoordigen de positie van Groot-Brittanië en Frankrijk. Het was echter onder druk van deze twee landen dat Tsjechoslovakije aan Duitsland werd toegevoegd. Zij hebben zich ondanks de Vrede van Versailles niet verzet omdat ze zelf politiek niet sterk genoeg waren om tegen Duitsland in te gaan. In het stuk doen Gall en Britt ook niks tegen de moord op Tsjech.)
(In scène 4 komen we uiteindelijk aan het begin van WOII. In het stuk wil Brecht de politieke wantoestanden ten opzichte van Duitsland en het optreden van Hitler aanklagen. Hij wil de mensen de waarheid laten inzien en geen rad voor de ogen draaien. Ze moesten weten wat er echt gebeurde tussen de verschillende landen in die aanloop naar WOII.) 7.
H. Welke motieven vind je hier? • Het ijzer is een motief. Naar het einde blijkt het een heel belangrijke rol te spelen in de relaties tussen de verschillende personages. • (Zweden bleef ijzer verkopen aan Duitsland, hoewel het beweerde zich neutraal op te stellen in de oorlog.) • I. Vat het thema samen in één zin. • Het thema van het stuk is de gepretendeerde neutraliteit van Svendson die in ruil voor geld en later andere materiële zaken zijn ijzer verkoopt aan de klant, hoewel hij weet dat die met immorele zaken bezig is. 7.
Wat kost het ijzer? Is het verhaal van Svendson. Svendson verkoopt ijzer. Wanneer er een nieuwe klant komt is hij verheugd. Als blijkt dat deze klant zijn buurman omgelegd heeft, laat Svendson zich niet tegenhouden om hem alsnog ijzer te verkopen. Svendson verkoopt zijn ijzer aan iedereen die betaalt en wil het ook best verkopen in ruil voor handelswaar van zijn overleden vrienden. Hij zegt niet te weten dat de klant het gebruikt om zijn buren om te leggen. Ook wanneer de overgebleven buren een appel op hem doen, blijft hij bij zijn standpunt. Uiteindelijk wordt ook hij slachtoffer en komt de klant zwaarbewapend het overgebleven ijzer opeisen. Het verhaal vertelt hoe Duitsland alle buurlanden een voor een binnenviel en alles verwoestte. 8.
Belangrijke kernwoorden zijn: • Verstand prikkelen • Rationele inzichten • Politiek • Vervreemding • Afstand houden 9.
1. De scènes volgen elkaar niet logisch op: niet van toepassing, wel grote tijdssprongen. 3. Verschillende locaties worden tezelfdertijd weergegeven: verschillende landen via de personages. 4. Een verteller richt zich rechtstreeks tot het publiek: in de proloog. 5. Er wordt gebruik gemaakt van posters, projecties: aan de hand van de kalender kom je te weten welk jaartal het is. 10.
7. Licht en geluidsapparatuur niet verdekt opgesteld: niet van toepassing. 8. Acteur leeft zich niet in: afhankelijk van de opvoering, maar de kostumering wijst in die richting. 9. Acteur richt zich tot het publiek: niet van toepassing. 10-11. Acteur geeft commentaar in de vorm van een lied: niet van toepassing. 10.
Brecht klaagt het feit aan dat in de wereld het geld steeds naar de rijken terugkeert en de armen niets hebben. Door de grote kloof tussen groepen mensen kan er geen harmonieus leven zijn en is het menselijke leven per definitie onvolmaakt. Hieruit spreken de communistische/marxistische sympathieën die Brecht koesterde. 11.
Met deze zin wist Brecht te duiden waar de menselijke prioriteit ligt. Eten komt voor de moraal; pas als in al onze eerste levensbehoeften is voldaan, kunnen we aandacht schenken aan hogere waarden zoals ethiek. Wil men mensen tot betere inzichten brengen, dan moet er eerst en vooral voor gezorgd worden dat die primaire behoeften gelenigd zijn en dat er een rechtvaardigere samenleving komt die daarvoor zorgt. 13.
Het Existentialisme & Het theater van het absurde Franz Kafka
A. Hoe heeft WOII het wereldbeeld onomkeerbaar veranderd? Holocaust en concentratiekampen, bombardementen op Dresden en de atoombommen op Japan tonen aan dat het laagje beschaving bijzonder dun is. In wezen is de mens destructief en gewelddadig. De vernietigingskracht is enorm en dus is vanaf de KO de vrede een wankel evenwicht. De desillusie in de mensheid is enorm. 2. Tijdsbeeld
B. Welk verband bestaat er tussen WOII en het existentialisme Van desillusie naar existentialisme: wat is de zin van een dergelijk bestaan? De mens wordt geboren en sterft, maar het bestaan zelf is zinloos en absurd. 2.
C. Verklaar de uitspraak van Sartre ‘L’enfer, c’est les autres’. De mens is een hel voor andere mensen, niet in religieuze zin, maar in humanistisch perspectief. 2.
A. Iemand verschijnt op de wereld en definieert zichzelf uiteindelijk door middel van zijn eigen daden. B. Je keuzes bepalen wie je bent. C. Er is geen mastermind in het universum die zin geeft aan ons bestaan. D. Religie is een uitvinding van mensen om hun eigen waarden over te brengen (of anderen te domineren). E. Men doet niet wat men wil, maar men is wel verantwoordelijk voor wat men is. 3.
F. De mens is verantwoordelijk voor wat hij is. Niets of niemand anders. G. Je moet je beperkingen aanvaarden en ook de vrijheid van anderen respecteren. H. De maatschappelijke waarden die verbonden zijn aan de genoemde elementen hebben ons denken bepaald en beperken onze vrijheid en moeten als dusdanig eerst worden overwonnen. I. Er is geen werkelijkheid zonder actie. J. Iedere mens moet zijn eigen weg maken/uitstippelen/uitvinden. 3.
A. ‘Absurd’ betekent in het gewone taalgebruik: ontbreken van logica. B. ‘Absurd’ betekent in filosofische zin iets anders, al zijn de betekenissen wel aan elkaar gelinkt. Het verwijst in het existentialisme naar de absurditeit of zinloosheid van het bestaan, het ontbreken van enige zingeving of uitwendig doel. 5.