320 likes | 642 Views
LIEDJES UIT DE OUDE DOOS. Alle eendjes zwemmen in het water. Alle eendjes zwemmen in het water. Falderalde riere, falderalde riere. Alle eendjes zwemmen in het water. Falderalde ralde ralde ra. Poesje Mauw. Poesje Mauw, Kom eens gauw. Ik heb lekkere melk voor jou.
E N D
Alle eendjes zwemmen in het water. Falderalde riere, falderalde riere. Alle eendjes zwemmen in het water. Falderalde ralde ralde ra.
Poesje Mauw, Kom eens gauw. Ik heb lekkere melk voor jou. En voor mij, rijstebrij. O, wat heerlijk smullen wij.
‘k Zag twee beren broodjes smeren. O, dat was een wonder. ’t Was een wonder boven wonder, Dat die beren smeren konden. Hi hi hi, ha ha ha, ‘k stond erbij en ik keek ernaar.
Schaapje, schaapje heb je witte wol ? Ja baas, ja baas, drie zakken vol. Eéntje voor de meester en ééntje voor de vrouw. Eéntje voor het kindje dat bibbert van de kou. Schaapje, schaapje heb je witte wol ? Ja baas, ja baas, drie zakken vol.
Rije rije rije in een wagentje. En als je dan niet rijen kunt, dan draag ik je.
Eén, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van. Eén, twee, drie, vier hoedje van papier. Heb je dan geen hoedje meer, maak er eentje van papier. Eén, twee, drie, vier, hoedje van papier.
Moriaantje zo zwart als roet, ging eens wandelen al zonder hoed. En het zonnetje scheen op haar bolletje. Daarom droeg zij een parasolletje.
Parapluutje,parasolletje. Eéntje voor de regen en ééntje voor de zon, pardon.
Slaap kindje slaap, daar buiten loopt een schaap. Een schaap met vier witte voetjes, dat drinkt zijn melk zo zoetjes. Slaap kindje slaap
Klein, klein kleutertje, wat doe jij in mijn hof ? Je plukt er alle bloempjes af en maakt het veel te grof. Mamaatje die zal kijven. Papaatje die zal slaan. Klein, klein kleutertje , laat alle bloempjes staan.
In een klein stationnetje, ’s morgens in de vroegte stonden zeven wagentjes netjes op een rij. ‘k Zie het machinistje draaien aan een wieleke. Akke, akke, tuut tuut, weg zijn wij .
In het bos daar staat een huisje. ‘k keek eens door het vensterraam. Kwam een haasje aangelopen, klopte aan de deur. Help mij, help mij, uit de nood. Of de jager schiet mij dood. Laat mij in uw huisje klein. ‘k Zal u dankbaar zijn.
De wielen van de bus die draaien rond, draaien rond, draaien rond. De wielen van de bus die draaien rond, als de bus gaat rijden.
Twee emmertjes water halen. Twee emmertjes pompen. De meisjes op de klompen. De jongens op hun houten been. Je mag niet door mijn straatje heen. Van je ras rasras Rijdt de koning door de plas Van je voort voortvoort Rijdt de koning door de poort Van je erkerkerk Rijdt de koning naar de kerk Van je één, twee, drie!
Hop! hop! hop! Hop! paardje we rijden naar de stad. En … zet zijn hoedje af en zegt goeiedag.