330 likes | 565 Views
Allogene stamceltransplantatie. Afdeling Hematologie Universitair Medisch Centrum Groningen www.hematologiegroningen.nl. Soorten hematopoietische (stam)celtransplantatie. Autoloog (= eigen) Allogeen (= van iemand anders) Kan verder worden onderscheiden op basis van:
E N D
Allogene stamceltransplantatie Afdeling Hematologie Universitair Medisch Centrum Groningen www.hematologiegroningen.nl
Soorten hematopoietische (stam)celtransplantatie • Autoloog (= eigen) • Allogeen (= van iemand anders) Kan verder worden onderscheiden op basis van: • verwantschap donor: • verwante donor • niet-verwante donor • intensiteit voorbehandeling: • myeloablatieve voorbehandeling • niet-myeloablatieve voorbehandeling
Allogene stamceltransplantatie(transplantatie met donorcellen)Twee soorten transplantatie • Myeloablatief: maximale chemotherapie en eventueel totale lichaamsbestraling, waardoor • vernietigen achtergebleven beenmerg en tumorcellen • toevoegen afweercellen van de donor • Niet-myeloablatief: minimale chemotherapie en bestraling, waardoor • uitsluitend toevoegen van donor-afweercellen • aanslaan van het transplantaat
Stamceltransplantatie bij hematologische maligniteitenRationale voor myeloablatieve voorbehandeling • Het liefst wordt veel meer chemotherapie gegeven, omdat de tumor dan beter zal reageren. • Maar: veel meer chemotherapie geven kan niet, want dat zou het beenmerg met de stamcellen blijvend beschadigen. • De andere weefsels in het lichaam (zoals hart, longen, zenuwweefsel) moeten zonder schade wel meer chemotherapie kunnen verdragen.
Stamceltransplantatiemet myeloablatieve voorbereidingAchtergrond Patiënt wordt behandeld met een super-intensief schema, dat zal resulteren in: • zo veel mogelijk tumorcelafname • blijvende beenmergbeschadiging Vervanging m.b.v. normale bloedvormende stamcellen is nodig
Allogene myeloablatieve stamcel-transplantatie heeft veel bijwerkingen De combinatie van maximaal intensieve chemotherapie met eventuele totale bestraling en het toelaten van ‘vreemd’ beenmerg kan veel complicaties veroorzaken. Hoe jonger, hoe beter deze behandeling verdragen wordt. Als al eerder een autologe SCT verricht is, is deze behandeling nauwelijks mogelijk. Voor 40-plussers en voor patiënten die al eerder getransplanteerd zijn, is daarom een aangepast (niet-myeloablatief) schema ontwikkeld.
Verschil in mechanisme myeloablatieve voorbehandeling en niet-myeloablatieve voorbehandeling Alle bloedvormende cellen van patiënt gaan kapot door zware chemotherapie; bloedvorming wordt snel overgenomen door donor(stam)cellen Verhouding cellen donor/ontvanger Afweercellen van patiënt beschadigd door lichte chemotherapie; bloedvorming wordt geleidelijk overgenomen door donor(stam)cellen
Patiënten die in aanmerking komen voor allogene stamceltransplantatie • Patiënten met een ernstige hematologische ziekte waarbij het risico om te overlijden aan de transplantatie opweegt tegen de kans te overlijden aan de ziekte, komen in aanmerking voor een allogene HCT • Patiënten moeten een allogene donor hebben • Patiënten moeten voldoende goede conditie hebben om allogene HCT aan te kunnen
Indicatie SCT is afhankelijk van soort ziekte 100% Ziekte met zeer goede prognose Geen indicatie voor allo HCT Curve na allogene SCT % overleving 50% Ziekte met slechte prognose Wel indicatie voor allo HCT 10 20 Tijd in jaren
Patiënten die in aanmerking komen voor allogene stamceltransplantatie • Acute myeloïde leukemie, mits geen goede prognose • Acute lymfatische leukemie, mits slechte prognose • Chronisch myeloïde leukemie als geen reactie op medicatie (Glivec, Dasatinib) • Experimentele behandeling bij multipel myeloom (ziekte van Kahler) • Sommige vormen van non-Hodgkin-lymfoom • Sommige vormen van chronisch lymfatische leukemie • Aplastische anemie
Voorbereiden van de patiënt voor een allogene SCT • Controle op ziekteactiviteit (bv. beenmergonderzoek en/of scans) • Controle conditie patiënt (bv. longfunctie en echo van het hart) • Controle op infecties (bloedonderzoek, bezoek KNO-arts, bezoek kaakchirurg) • Starten met voorbereidende medicatie • Bezoek aan afdeling radiotherapie • Zo nodig nog zaadcellen invriezen
Donorselectie bij stamceltransplantatie • Donor moet zo goed mogelijk passen bij de patiënt. • Donor moet gezond zijn. • Donor moet in vrijheid toestemming kunnen geven. • Passendheid wordt bepaald door HLA-typering (complex soort bloedgroepensysteem). • Bij voorkeur HLA-identieke broer of zuster (circa 25% kans). • Als alternatief (geen familiedonor beschikbaar) vrijwillige HLA-identieke donor uit werelddonorbank.
HLA-typering toont dat patiënt en broer 3 hetzelfde van de ouders hebben geërfd: broer 3 kan donor zijn vader moeder patiënt broer 1 broer 2 broer 3 zus 1 Stichting Europdonor; www.europdonor.nl
Allogene stamceltransplantatie doet méér dan alleen meer chemotherapie geven Er wordt gebruikgemaakt van de afweercellen van de donor als antitumoreffect: het graft-versus-tumoreffect
Graft-versus-tumoreffect Afweercellen van de donor herkennen kleine verschillen op tumorcellen en vallen deze aan. Dit kan worden vergeleken met het computer- spelletje Pac-man, waarbij Pac-man de balletjes (tumorcellen) opeet. Donor- afweercel Tumorcellen
Stamcellen voor transplantatie Stamcellen zitten in het beenmerg en circuleren in een gering percentage ook in het bloed. Stamcellen worden verzameld door: 1. Stamcelaferese van het bloed 2. Beenmerg uit het bekken op te zuigen onder algemene narcose
Perifeer bloed als bron voor stamceltransplantatie • Even goed als beenmerg- stamcellen • Herstel na bloed is sneller dan na beenmerg
Procedure allogene stamceltransplantatie • Patiënt wordt door eerste behandeling in remissie gebracht (zo min mogelijk rest-tumorcellen aanwezig). • Donor ontvangt bloedgroeifactor (G-CSF) voor stamcelmobilisatie. • Stamcellen worden verzameld. • Patiënt krijgt voorbereidende therapie. • Een dag later worden donorstamcellen teruggegeven (via infuus). • Na 2-3 weken zijn stamcellen uitgegroeid en heeft de patiënt voldoende donorcellen in het bloed.
Stamcelmobilisatie (allogene SCT) 2. Donor geeft toestemming 1. Keuring donor 3. G-CSF aan donor CD34-analyse 4. Mobilisatie stamcellen 5. Patiënt krijgt therapie 6. Teruggave = transplantatie
Stamceltransplantatie met beenmergstamcellen • ‘Oogst’ beenmerg d.m.v. multipele puncties uit het bekken • Standaardprocedure gedurende 1970-1995 • Nu alleen in zeldzame situaties
Stamcelverzameling: afname beenmerg uit het bekken (rugzijde)
Stamcelverzameling: opgezogen beenmerg wordt overgeheveld in flessen
Het transplantaat wordt bewerkt en samengebracht in een infuuszakje, om aan de patiënt terug te geven. De stamcellen vinden hun weg vanuit het bloed naar het beenmerg en groeien daar weer uit.
Voor- en nadelen allogene stamceltransplantatie Voordelen: • Donor is gezond, stamcellen zijn gezond. • Meer kans op blijvende genezing. Nadelen: • Grote kans op omgekeerde afstoting (donorcellen vallen patiënt aan). • Meer bijwerkingen, zelfs risico op overlijden.
Graft-versus-hosteffect • De afweercellen van de donor zijn niet zo slim dat ze alleen de nog aanwezige tumorcellen aanvallen. • De afweercellen van de donor zullen ook kleine verschillen op gezonde cellen van de ontvanger herkennen. • De ziekte die veroorzaakt wordt doordat afweercellen van de donor gezonde cellen van de ontvanger aanvallen, noemen we graft-versus-hostziekte.
Graft-versus-hostziekte (GVHD) • Acute GVHD kan zich presenteren in: • huid (variërend van roodheid tot blaarvorming) • darm (variërend van beetje diarree tot ernstige waterdunne (liters!) diarree met krampende buikpijn) • lever (variërend van laboratoriumafwijkingen tot geelzucht) • Chronische GVHD presenteert zich anders, bv. als droge mond/ogen, huidafwijkingen.
Chronische GVHD Deze subtiele afwijkingen van het wangslijmvlies zijn voldoende om de diagnose chronische GVHD te kunnen stellen.
Samenvatting: procedure allogene stamceltransplantatie • Patiënt wordt door eerste behandeling in remissie gebracht (zo min mogelijk rest-tumorcellen aanwezig). • Donor ontvangt bloedgroeifactor (G-CSF) voor stamcelmobilisatie. • Patiënt krijgt voorbereidende therapie: • zwaar bij myeloablatief • licht bij niet-myeloablatief. • Stamcellen worden verzameld bij donor en later op de dag teruggegeven aan patiënt (via infuus). • Overname van de bloedvormende cellen door donorcellen kan beginnen.
StamceltransplantatieConclusie • Allogene stamceltransplantatie: is vaak de enige behandeling die tot genezing kan leiden, maar is ook een behandeling met risico om aan deze transplantatie te overlijden. • Werking berust op twee mechanismen: • vervangen van patiëntenbeenmerg door donorcellen • toevoegen van afweersysteem donor (antitumoreffect). • Belangrijkste bijwerkingen zijn de omgekeerde afstotingsreactie (graft-versus-hostziekte) en infectieuze problemen.