430 likes | 702 Views
Zondag 5 november middagdienst. Psalm 124 Gezang 150 Psalm 99: 1.2.3.4 Verkondiging Psalm 25: 2.4.5.6 Gezongen Credo Exodus 19 Zondag 34, v+a 92 en 93. Welkom in deze middagdienst Voorganger: Ds. M. Janssens Ouderling: Egge Groenewold Organist: Krijn van Veen. Intro.
E N D
Zondag 5 november middagdienst • Psalm 124 • Gezang 150 • Psalm 99: 1.2.3.4 • Verkondiging • Psalm 25: 2.4.5.6 • Gezongen Credo • Exodus 19 • Zondag 34, v+a 92 en 93
Welkom in deze middagdienst • Voorganger: Ds. M. Janssens • Ouderling: Egge Groenewold • Organist: Krijn van Veen Intro
Psalm 124 : 1, 2, 3, 4 • Laat Israël nu zeggen blij van geest: • Indien de HEER niet bij ons was geweest, • toen vijandschap rondom was opgestaan, • indien de HEER niet bij ons was geweest, • Hij, onze hulp, wij waren lang vergaan.
Psalm 124 : 1, 2, 3, 4 • Het roofdier van hun toorn had ons verteerd, • een hoge vloed, had God het niet gekeerd, • was over ons verwoestend heengegaan – • de baaierd die onstuimig rebelleert • had ons bestaan welhaast te niet gedaan.
Psalm 124 : 1, 2, 3, 4 • Lof Hem die ons ter dood niet overgaf, • wij zijn gered, wij zijn gered van 't graf. • De vogelaar, die ons geen vrede liet, • wou toeslaan, maar zijn strik viel van ons af: • wij zijn ontkomen en hij greep ons niet.
Psalm 124 : 1, 2, 3, 4 • Die onze boeien slaakt, het is de HEER. • Die voor de vrijheid waakt, het is de HEER. • Door zijn verlossing zijn wij vrijgemaakt. • Ons heil is in de naam van God de HEER, • die God, die aard' en hemel heeft gemaakt.
Gezang 150 : 1, 2, 3, 4, 5 • In den beginne was het woord, • op aarde is zijn stem gehoord • die spreken wil tot elk geslacht, • Hij werd geboren in de nacht.
Gezang 150 : 1, 2, 3, 4, 5 • Hij werd geboren in de nacht • die al het licht heeft voortgebracht, • aan zon en maan zijn teugel legt, • Hij is de Heer, Hij werd een knecht.
Gezang 150 : 1, 2, 3, 4, 5 • Hij is de Heer, Hij werd een knecht, • op Hem wordt alle last gelegd, • Hij woont temidden van het kwaad, • Hij troont in onze lage staat.
Gezang 150 : 1, 2, 3, 4, 5 • Hij troont in onze lage staat • waar al wat leeft verloren gaat, • Hij kwam toen niemand naar Hem riep, • dit licht dat zoveel luister schiep.
Gezang 150 : 1, 2, 3, 4, 5 • Dit licht dat in het duister sliep • is God die ons bij name riep, • Hij roept totdat Hij wordt gehoord, • in den beginne was het woord.
We lezen uit de Nieuwe bijbelvertaling: Exodus 19
Exodus 19 • 1 In de derde maand, op precies dezelfde dag dat ze uit Egypte waren weggetrokken, kwamen de Israëlieten in de Sinaiwoestijn. 2 Ze waren vanuit Refidim verder getrokken en in de Sinaiwoestijn gekomen. Daar sloegen de Israëlieten hun kamp op, vlak bij de berg.
3 Mozes ging de berg op, naar God. De HEER riep hem vanaf de berg toe: ‘Zeg tegen het volk van Jakob, laat de kinderen van Israël weten: 4 “Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht.
5 Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken – want de hele aarde behoort mij toe. 6 Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk.” Breng deze woorden aan de Israëlieten over.’ 7 Mozes ging terug, riep de oudsten van het volk bijeen en deelde hun alles mee wat de HEER hem had opgedragen.
8 En het hele volk antwoordde als uit één mond: ‘We zullen alles doen wat de HEER heeft gezegd.’ Mozes bracht het antwoord van het volk aan de HEER over, 9 waarop de HEER tegen hem zei: ‘Ik kom naar je toe in een donkere wolk, dan kan iedereen het horen wanneer ik met je spreek en zullen ze voor altijd vertrouwen in je hebben.’ Toen Mozes de HEER vertelde wat het volk had geantwoord,
10 zei de HEER hem ook: ‘Ga terug naar het volk en zorg ervoor dat ze zich vandaag en morgen heiligen, en laten ze hun kleren wassen. 11 Bij het aanbreken van de derde dag moeten ze gereed zijn, want op die dag zal de HEER voor de ogen van heel het volk neerdalen op de Sinai.
12 Geef aan tot waar het volk mag komen, en waarschuw hen dat ze de berg niet op gaan; zelfs de voet daarvan mogen ze niet betreden. Wie zich op de berg waagt, moet ter dood gebracht worden. 13 Zo iemand mag met geen vinger aangeraakt worden; hij moet worden gestenigd of met pijlen doorboord. Of het nu mensen of dieren betreft, ze mogen niet in leven blijven.
Pas als het geluid van een ramshoorn weerklinkt, mogen ze de berg op gaan.’ 14 Weer ging Mozes naar beneden, naar het volk. Hij droeg hun op zich te heiligen en hun kleren te wassen. 15 ‘Zorg ervoor dat u overmorgen gereed bent,’ zei hij, ‘en dat u in de tussentijd geen gemeenschap hebt met een vrouw.’
16 Op de derde dag, bij het aanbreken van de morgen, begon het te donderen en te bliksemen, er hing een dreigende wolk boven de berg, en zeer luid weerklonk het geschal van een ramshoorn. Iedereen in het kamp beefde. 17 Mozes leidde het volk het kamp uit, God tegemoet. Aan de voet van de berg bleven ze staan.
18 De Sinai was volledig in rook gehuld, want de HEER was daarop neergedaald in vuur. De rook steeg op als de rook uit een smeltoven, en de berg trilde hevig. 19 Het geschal van de ramshoorn werd luider en luider. Mozes sprak, en God antwoordde met geweldig stemgeluid. 20 De HEER was op de top van de Sinai neergedaald. Hij vroeg Mozes naar hem toe te komen, en Mozes ging naar boven.
21 De HEER zei tegen Mozes: ‘Ga naar beneden en waarschuw het volk dat ze niet te dichtbij komen in de hoop de HEER te zien, want dan zullen velen van hen het leven verliezen. 22 Ook de priesters, die gewoonlijk wel in de nabijheid van de HEER mogen komen, moeten op eerbiedige afstand blijven, anders zal de toorn van de HEER tegen hen losbarsten.’
23 Mozes antwoordde de HEER: ‘Het volk kan de Sinai niet op gaan. U hebt ons immers zelf bevolen de berg af te grenzen en als heilig te beschouwen.’ 24 De HEER zei: ‘Ga naar beneden, en kom samen met Aäron weer terug. Maar de priesters en het volk mogen niet dichterbij komen, zij mogen de berg niet op gaan, anders zal mijn toorn tegen hen losbarsten.’ 25 Mozes ging terug naar het volk en bracht hun dit over.
Psalm 99 : 1, 2, 3, 4 • God is Koning, Hij • sticht zijn heerschappij. • Volken hoort zijn stem. • Buigt u, beeft voor Hem, • die met macht gekroond • op de cherubs troont. • Aarde, word bewogen, • beef voor zijn vermogen.
Psalm 99 : 1, 2, 3, 4 • God, die recht gebood, • is in Sion groot; • van zijn troon belacht • Hij der volken macht. • Hoog en zeer geducht, • heilig en doorlucht • is uw naam, o HERE; • laten zij die eren!
Psalm 99 : 1, 2, 3, 4 • Niet op bruut geweld • hebt G'uw macht gesteld. • Gij o Koning, zegt: • Ik bemin het recht. • Onder uw beleid • heerst gerechtigheid; • uw verbond heeft leven • aan uw volk gegeven.
Psalm 99 : 1, 2, 3, 4 • Maakt Hem altezaam • groot, verheft zijn naam. • Buigt u voor Hem neer, • knielt voor Isrels Heer. • Aan zijn voeten reik • Hem uw huldeblijk. • Heilig, hoog in ere • is de Heer der heren.
Heidelbergse Cathechismus zondag 34 • Vraag 92: • Hoe luidt de wet van de HERE? • Antwoord: God sprak al deze woorden, • Ik ben de HERE uw God, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb…….
Heidelbergse Cathechismus zondag 34 • Vraag 93: • Hoe worden deze tien geboden ingedeeld? • Antwoord: In twee tafelen. Het eerste leert hoe wij ons tegenover God moeten gedragen; de tweede wat wij aan onze naaste verplicht zijn.
Psalm 25 : 2, 4, 5, 6 • HERE, maak mij uwe wegen • door uw Woord en Geest bekend; • leer mij, hoe die zijn gelegen • en waarheen G'uw treden wendt; • leid mij in uw rechte leer, • laat mij trouw uw wet betrachten, • want Gij zijt mijn heil, o Heer, • 'k blijf U al den dag verwachten.
Psalm 25 : 2, 4, 5, 6 • God is goed, Hij is waarachtig • en gaat zijn getrouwen voor, • brengt, aan zijn verbond gedachtig, • zondaars in het rechte spoor. • Hij zal leiden 't zacht gemoed • in het effen recht des HEREN: • wie Hem needrig valt te voet, • zal van Hem zijn wegen leren.
Psalm 25 : 2, 4, 5, 6 • Louter goedheid zijn Gods wegen • en zijn paden zijn vertrouwd • voor wie, tot zijn heil genegen, • zijn geboden onderhoudt. • Wil mij, uwen naam ter eer, • al wat ik misdeed vergeven. • Ik heb tegen U, o HEER, • zwaar en menigmaal misdreven.
Psalm 25 : 2, 4, 5, 6 • Wie heeft lust de HEER te vrezen, • 't allerhoogst en eeuwig goed? • God zal zelf zijn leidsman wezen, • leren hoe hij wandlen moet. • Wie het heil van Hem verwacht • zal het ongestoord verwerven, • en zijn zalig nageslacht • zal 't gezegend aardrijk erven.
Collecten • De collecten zijn vandaag voor: • 1. Diaconie • 2. Kerk
Geloofsbelijdenis • Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, • Schepper des hemels en der aarde. • En in Jezus Christus, zijnen eniggeboren Zoon, • onzen Here; • Die ontvangen is van den Heil’gen Geest, • geboren uit de maagd Maria; • die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
is gekruisigd, gestorven en begraven, • nedergedaald ter helle; • ten derden dage wederom opgestaan • uit de doden; • opgevaren ten hemel, • zittende ter rechterhand Gods, • des almachtigen Vaders; • vanwaar Hij komen zal om te oordelen • de levenden en de doden.
Ik geloof in den Heiligen Geest. • Ik geloof ene heilige, algemene, • christelijke kerk, • de gemeenschap der heiligen; • vergeving der zonden; • wederopstanding des vleses; • en een eeuwig leven. • Amen, amen, amen.