1 / 15

Vos en Haas

Vos en Haas. Op zoek naar koek. Vos is in de keuken. Hij heeft trek in koek. Maar er is geen koek. Vos doet de kast open. Er is rijst. En meel. En er zijn krenten. Dat wil Vos niet. Vos wil koek!. Vos kijkt in de koelkast. Hij heeft zo’n trek in koek!

bette
Download Presentation

Vos en Haas

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript

  1. Vos en Haas Op zoek naar koek

  2. Vos is in de keuken. Hij heeft trek in koek. Maar er is geen koek. Vos doet de kast open. Er is rijst. En meel. En er zijn krenten. Dat wil Vos niet. Vos wil koek!

  3. Vos kijkt in de koelkast. Hij heeft zo’n trek in koek! Maar er is geen koek. Er zijn eieren. En er is boter. En er staat een fles melk. Dat wil Vos niet. Vos wil koek!

  4. ‘Haas, ik wil koek!’ ‘Kijk dan, zoek dan’, zegt Haas. En ze leest weer in haar boek. Vos heeft de pest in.

  5. Er is geen koek! Er zijn appels in de mand. Er is een schaal met noten. Er is vlees en kaas en fruit. Maar Vos wil geen appel en geen noot! Hij wil geen kaas en vlees! Vos wil koek!

  6. Vos loopt naar buiten. Er staan worteltjes in de tuin. Die heeft Vos zelf gezaaid. Voor Haas. Want Vos lust geen worteltjes.

  7. Vos lust koek! En die is er niet! Er zijn tomaten en er is prei. Dat is goed voor soep. Maar daar maak je geen koek van.

  8. Vos belt aan bij Uil. Uil is de buur van Vos en Haas. Hij woont in een gat in de boom. ‘Dag Vos’, zegt Uil. ‘Dag Uil’, zegt Vos. ‘Heb je koek voor mij?’

  9. ‘Nee, het spijt me’, zegt Uil. ‘Ik heb wel suiker. Is dat ook goed?’ Vos schudt zijn kop. Hij wil geen suiker. Hij wil koek!

  10. Vos dwaalt door het bos. Overal heeft hij gezocht naar koek. Onder elke boom. Achter elke struik. Maar hij vindt alleen maar bessen. En die zijn zuur.

  11. Vos zucht. Koek groeit niet in de grond zoals worteltjes. En koek groeit ook niet als een appel aan een boom. En niet aan een struik zoals een bes. Wat is dat jammer!

  12. Het is al avond als Vos thuiskomt. Er brandt licht in de keuken. En het is een troep in huis. Maar dat geeft niet.

  13. Want het ruikt zo lekker naar… Vos snuift en snuift. Hij ruikt koek! En taart! En cake!En pannenkoeken! Hij ruikt wafels en gebak!

  14. ‘Verrassing!’ roepen Uil en Haas. Ze hebben de hele tijd gebakken.

  15. Al die tijd dat Vos in het bos was. Ze bakten alles wat in het kookboek stond!

More Related