390 likes | 526 Views
A perceptual interference account of acquisition difficulties for non-native phonemes. Paul Iverson, Patricia K. Kuhl, Reiko Akahane-Yamada, Eugen Diesch, Yoh’ich Tohkura, Andreas Kettermann, Claudia Sieber. Inleiding. Feiten Kind hoort spraak neurale organisatie verandert
E N D
A perceptual interference account of acquisition difficulties for non-native phonemes Paul Iverson, Patricia K. Kuhl, Reiko Akahane-Yamada, Eugen Diesch, Yoh’ich Tohkura, Andreas Kettermann, Claudia Sieber
Inleiding Feiten Kind hoort spraak neurale organisatie verandert kind specialiseert zich in die taal Volwassene 2de taal leren moeilijkheden want neurale organisatie aangepast aan L1 • segmenteren in woorden en fonemen • 2 verschillende L2 fonemen kunnen hetzelfde klinken • motorische articulatie van L2
Inleiding Hoe komt dat? Baby’s w geboren met perceptuele gevoeligheden vr alle talen Vroeger • categoriale perceptie voor talen die niet voorkomen in de omgeving verdwijnt geleidelijk Nu Neurologische organisatie verandert i.p.v. verdwijnt
Inleiding Wat verandert er? Hypothese 1(late selectie) Stimuli auditieve perceptuele registratie analyse en respons beslissing Hypothese 2(vroege selectie) Stimuli auditieve Perceptuele respons registratie analyse
Inleiding Evidentie H1 • Pisoni et al. Door training kunnen volwassenen niet- aangeboren fonemen verwerven • Werker & Tees Volwassenen kunnen vreemde fonemen soms onderscheiden zonder ze te kunnen categoriseren
Inleiding Evidentie H2 • Neurofysiologisch onderzoek (ERP) MMN vindt plaats voor aandacht een rol kan spelen • Ontwikkelingspsychologisch onderzoek (ERP) Kinderen van 6 tot 12 maanden oud (voor betekenis een rol speelt) bezitten taal-specifieke perceptie voor fonemen
Inleiding Evidentie H2(vervolg) • Kuhl & Iverson Minimale overlap tss het auditieve en wat het kind effectief waarneemt waarneming is beperkt tot prototypes voorbereiding op leren van L1 Veranderingen in perceptie zijn taal-specifiek en zijn dus eerder fonetisch dan puur auditief
Inleiding Doel samenbrengen van deze 2 verschillende visies: « Hoe kan taal-ervaring de lagere orde processen wijzigen zonder dat het leren van niet aangeboren fonemen verhinderd wordt? »
Methode Proefpersonen • 24 Japanners • 12 Duitsers • 19 Engelstalige Amerikanen Alle proefpersonen werden monolinguistisch opgevoed tot ze op school Engels leerden.
Methode Stimuli • 18 /ra/ en /la/ fonemen • De stimuli verschillen enkel in 2de (F2) en 3de (F3) formant 2 dimensionele stimulus grid
Methode 2 dimensionele stimulus grid
Methode • Formant frequentie zone met een hoge intensiteit verlopend over een korte tijd • Foneem een categorie van spraakklanken die op eenzelfde wijze geïnterpreteerd worden
Methode Experimenten 1. Identificatie en goodness 2. Gelijkenis 3. Discriminatie
Methode Procedure 1. Identificatie en goodness • ppn identificeren elke stimulus in termen van hun moedertaal • Is deze stimulus een goed exemplaar uit deze categorie? • schaal van 1 (slecht) tot 7 (goed) • 18 oefen trials • 36 experimentele trials
Methode 2. Gelijkenis • S1 S2 350 ms ISI • geen enkele stimulus vormde een paar met zichzelf • In welke mate gelijken of verschillen deze 2 stimuli? • Schaal van 1 (verschillend) tot 7 (gelijkend) • 36 oefen trials • 306 experimentele trials
Methode 3. Discriminatie • S1 S2 350 ms ISI• De helft van de beurten zijn dezelfde paren, de andere helft zijn verschillendeparen • Zijn deze 2 stimuli identiek? • 20 oefening trials • 480 experimentele trials
Resultaten Experiment: Gelijkheid • Lijken deze 2 stimuli op elkaar? • 1 2 3 4 5 6 7 • 2 dimensionele stimulus grid • gelijkende stimuli staan dicht bij elkaar • verschillende stimuli staan ver van elkaar
Resultaten 2 dimensionele stimulus grid r l r l
Resultaten F3 • Variatie tussen categ /r/ en /l/ • Categoriale perceptie • continue overgang r…………………l F2 • Akoestische variatie binnen 1 categorie
Resultaten Gelijkheid
Resultaten Gelijkheid Amerikaanse luisteraars • Gevoelig voor verschillen in F3 • Minder gevoelig voor akoestische verschillen tss stimuli aan de uiteinden van het rooster
Resultaten Gelijkheid
Resultaten Gelijkheid Japanse luisteraars • Gevoeliger voor variatie in F2 dan F3 • Geen opmerkelijke uitrekking van de perceptuele ruimte in het midden van de F3 dimensie
Resultaten Gelijkheid
Resultaten Gelijkheid Duiste luisteraars Amerikanen
Resultaten Experiment: Discriminatie • Zijn deze stimuli identiek? • Ja of nee • Helft paren identiek, andere helft zijn verschillend • F3 onderzoeken, dus F2 constant houden
Resultaten Discriminatie Aangeboden stimuli
Resultaten Discriminatie
Resultaten Discriminatie(1) Amerikaanse luisteraars •betere discriminatie nabij de r-l grenslijn dan binnen elke categorie Japanse luisteraars • discriminatie vermogen als F3 • geen piek op de r-l grenslijn • statistische vgl tss Amerikaanse en Japanse data Japanners hoger discriminatievermogen bij r dan bij l (significant verschil)
Resultaten Discriminatie(2) Duitse luisteraars Amerikanen • statistische vgl tussen de Amerikaanse en Duitse data: Duitsers hebben sign. hogere gevoeligh binnen /r/ categorie gevoeligheid was niet sign hoger binnen de /l/ categorie of aan de foneemgrens
Resultaten Experiment: Identificatie en goodness • In welke categorie hoort deze stimulus? • Is deze stimulus een goed exemplaar van deze categorie? • 1 2 3 4 5 6 7
Resultaten Japanse luisteraars
Resultaten Japanse luisteraars • Plaatsen elke stimulus in de /r/ categorie • Goodness naarmate F2 freq • Stimuli met lagere F2 frequentie gingen meer als een w klinken • Dus hogere gevoeligheid voor F2 kan veroorzaakt zijn doordat Japanners alle stimuli in 1 categorie zijn geplaatst
Resultaten Duitse luisteraars Amerikaanse luisteraars • Categoriale perceptie van Duitsers is minder scherp dan die van Amerikanen
Besluit • Hoewel aangetoond is dat Japanners problemen hebben om te discrimineren tussen r en l (F3), discrimineren ze beter op F2 dan de Amerikanen en Duitsers. • Dit interfereert met de verwerving
Besluit • Training procedures voor het aanleren van r-l aan Japanners veel verschillende stimuli veel praten • Duitse luisteraars hebben geen problemen met het verschil tussen r-l, omdat F2 irrelevant is voor hen
Besluit Verzoening tussen beiden hypotheses is niet bewezen maar deze studie helpt aan te tonen dat er mogelijks een interactie is tussen hogere- en lagere-orde processen