1 / 17

Proefwerk H2 licht.

Proefwerk H2 licht. Uitwerking. Vraag 1. 1 Beoordeel de volgende beweringen op hun juistheid. (1p) I Licht verspreidt zich vanuit een lichtbron in alle richtingen. II Licht verspreidt zich volgens gebogen lijnen. A I en II zijn juist B alleen I is juist C alleen II is juist

chika
Download Presentation

Proefwerk H2 licht.

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Proefwerk H2 licht. Uitwerking

  2. Vraag 1 1 Beoordeel de volgende beweringen op hun juistheid. (1p) I Licht verspreidt zich vanuit een lichtbron in alle richtingen. II Licht verspreidt zich volgens gebogen lijnen. • A I en II zijn juist • B alleen I is juist • C alleen II is juist • D I en II zijn niet juist

  3. Vraag 2 Beoordeel de volgende beweringen op hun juistheid. (1p) I Bij het zien komt er licht van een lichtbron in je oog. a) Licht van de licht bron komt in het oog en je ziet de lichtbron. b) Licht van de lichtbron reflecteert op het voorwerp en daardoor kan je het zien II Als iemand veraf niet goed ziet is de ooglens te sterk en valt het brandpunt in de oogbol. • A I en II zijn juist • B alleen I is juist • C alleen II is juist • D I en II zijn niet juist

  4. Vraag 3 3 Beoordeel de volgende beweringen op hun juistheid. (1p) I Verziendheid kun je corrigeren met bolle lenzen. II Iemand die veraf gelegen dingen niet scherp kan zien is verziend. • A I en II zijn juist • B alleen I is juist • C alleen II is juist • D I en II zijn niet juist

  5. Vraag 4 4 Voor de gang van licht door een bolle lens geldt: (1p) I Lichtstralen die evenwijdig aan de hoofdas binnen- komen, gaan na breking door het brandpunt F. II Lichtstralen door het midden van de lens, gaan na breking door het brandpunt F. • A I en II zijn juist • B alleen I is juist • C alleen II is juist • D I en II zijn niet juist

  6. Vraag 5 & 6 5. Wat is precies (in woorden) het brandpunt bij een positieve lens. 6. De lensnamen. (2p) a) Geef twee namen voor een lens die in het midden dunner is dan aan de buitenkanten. Divergerende, negatieve, holle lens (1P) B) Geef een voorbeeld van een apparaat die gebruik maakt van een lens die kan vergroten. Overhead projector, loep, diaproject, beamer, filmprojector, vergrootapparaat

  7. Vraag 7 7. Geef bij onderstaande lenzen aan of het om het een (3p) convergerende of divergerende lens gaat. Breking naar hoofdas toe is positieve lens. Breking van hoofdas af is negatieve lens. pos, neg, neg con, div, div

  8. Vraag 8 8. Lenstekening en benaming (3p) a) Maak met behulp van een tekening ( met lens en voorwerp) duidelijk hoe een positieve lens werkt. (2p) b) Noteer de “onderdelen” bij de tekening. + V F Hoofdas B f = 4cm v = 6cm

  9. Vraag 9 • Voor een bolle lens staat een lichtgevende pijl. Van de pijl wordt een beeld op een scherm gevormd. (2p) Wat gebeurt er met de grootte van het beeld, als je de pijl iets dichter naar het brandpunt toe schuift? Het beeld wordt groter. Op het brandpunt is geen beeld Tussen het brandpunt en de lens ontstaat er een virtueel beeld.

  10. Vraag 10 10Als je een spiegelreflexcamera koopt, dan kun je kiezen uit verschillende lenzen kiezen. Wat kun je zeggen over de grootte van de brandpuntsafstand t.o.v ´normaal´ zien met het oogbij een: (1p) a) groothoeklens (Er staat meer op de foto dan jij ziet) Is kleiner (er wordt minder ingezoemd-vergoot) (1p) b) telelens (voorwerpen haal je dichterbij) Is groter (er wordt meer ingezoemd-vergoot)

  11. Vraag 11 • Jantje heeft onderstaande foto ontwikkeld vanaf het negatief. (2p) Bereken met welke factor de foto vergroot is? N = B : V = 6,7 : 2,9 = 2,31 x V = 2,9 cm B = 6,7cm

  12. Vraag 12 • Maak gebruik van het middelpunt. • Lijnen vanuit L1 komen allemaal samen in B1.

  13. Vraag 13 13. Welke van de twee hieronder getekende lenzen is het sterkst? Waarom? De straal van de cirkel is gelijk aan de brandpuntsafstand Des te kleiner de straal des te sterk (boller) de lens.

  14. Vraag 14 F

  15. Beeldconstructie V = 3cm F Hoofdas B f = 4cm v = 6cm

  16. De positieve lens Bij voorwerpen die niet op de hoofdas staan zijn er dus dubbele constructie stralen. + V B F Hoofdas

  17. Vraag 15 Beeldconstructie V = 3cm F Hoofdas B f = 4cm v = 6cm

More Related