1 / 30

Leerhuis

HOOFDSTUK 2. Leerhuis. Karen Armstrong De grote transformatie. HOOFDSTUK 2. R I T U E L E N (ca. 900 – 800 v. Chr.). Van Dale zegt: ritus: het ritueel van de episcopale eredienst;

damian
Download Presentation

Leerhuis

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. HOOFDSTUK 2 Leerhuis Karen Armstrong De grote transformatie

  2. HOOFDSTUK 2 R I T U E L E N (ca. 900 – 800 v. Chr.) • Van Dale zegt: • ritus: het ritueel van de episcopale eredienst; • geheel van overgeleverde (religieuze) gebruiken, plechtigheden en ceremoniën in verband met belangrijke momenten in het (openbare) leven; ook als tweede lid in samenstelling als de volgende, waarin het eerste lid een handeling of toestand noemt afstudeerritueel, begrafenisritueel, doopritueel, inzegeningsritueel, offerritueel, openingsritueel, reinigingsritueel, vastenritueel, vruchtbaarheidsritueel; • afzonderlijke rite; • (schertsend) geheel van (onbelangrijke) bezigheden (die te vaak en/of met veel ostentatie uitgevoerd worden) toen begon het ritueel van het brillenpoetsen weer; • de dagelijkse rituelen iemands vaste patroon van de gewone dagelijkse bezigheden. Hoofdstuk 2: Rituelen

  3. Indeling van hoofdstuk 2 • Blz. 70 t/m. 84: de Griekse / Myceense volkeren; • Blz. 84 t/m. 93: de Kanaänitische bevolking; • Blz. 93 t/m. 103: De Chinese wereld; • Blz. 103 t/m. 112: India. Hoofdstuk 2: Rituelen

  4. Het Myceense Griekenlandca. 1450 – ca. 1200 v. Chr. Tijdsindeling over Kreta • Neolithicum ca. 7000 v. Chr. - ca. 3200 v. Chr. • Minoïsche beschaving: • Prepalatiale periode (Vroege Bronstijd) ca.3200 v.Chr.-ca.1950 v. Chr. • Palatiale periode ca.1950 v. Chr.- ca.1375 v. Chr. • Proto-palatiaal ca. 1950 v. Chr. - ca.1700 v. Chr. • Neo-palatiaal ca. 1700 v.Chr. - ca. 1450 v. Chr. • Laat-palatiaal ca. 1450 v.Chr. - ca. 1375 v. Chr. (Dit is het einde van de feitelijke Minoïsche beschaving) • Myceense beschaving: • Myceens Kreta ca.1375 v. Chr. - ca.1111 v. Chr. • Doriërs vallen Kreta binnen ca.1111 v. Chr. • (Dit is het einde van de feitelijke Myceense beschaving) Hoofdstuk 2: Rituelen

  5. De Myceense Grieken Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Myceense_beschaving • De Griekse volkeren vóór de Spiltijd: • Minoïsche beschaving (2200-1375 v. Chr.): lijken zachtmoedig • Myceense beschaving (1450-1200 v. Chr.): vertoon van macht op basis van nieuwste militaire technieken. AgamemnonKoning van Mycene De Grieken: ca. 2000 v. Chr. vestigden een Indo-europees volk zich aan de randen van de Minoïsche maatschappij. Stichtten een Koninkrijk. Van hun religie weten we niet veel. Wel kenden zij al de goden: Zeus, Athena, Poseidon en Dionysus. Hoofdstuk 2: Rituelen

  6. Kenmerken van de religie der Grieken • Pessimistische inslag, goden- en mensbeschouwing. • Hun gevoel voor het tragische zal hun religieuze bijdrage aan de Spiltijd zijn (N.B. de Griekse tragedies). • In de Griekse theogonie is dat duistere en tragische besef (het fatum) goed terug te zien. Een meedogenloze strijd, haat, list en bedrog aan het begin van de tijden. • De chtonische godheden/machten, diep in de aarde levens, domineerden de Griekse religie in de 9de eeuw en later. • “Chtonisch”: betrekking hebbend op de aarde, m.n. als voorwerp van godsdienstige gevoelens. Synoniem: aardgoden. • Ook zijn de Grieken de wraakgodinnen (Erinyen) nooit kwijt geraakt. • Fatum, schuld, afschrikking en diepgewortelde angstkenmerkte de Griekse cultus. Ook in de Grieksebloeitijd (5de eeuw) heerste het besef dat de mensnooit zelf baas was over eigen handelen. Hoofdstuk 2: Rituelen

  7. Kenmerken van de religie der Grieken (2) • De Erinyen of Furiën waren de enige goden die enig moreel gevoel toonden, maar in hun wraak geen medelijden en mededogen bezaten. • Het kwaad moet – blijkbaar – altijd gestraft worden en dat zonder aanzien des persoons en diens situatie. • Alleen als een persoon van zijn schuld werd gereinigd stopten de Erinyen met hun wraak. De Erinyen veranderden dan in Eumeniden = "Welgezinden". Een misdadiger kon zich van de Erinyen bevrijden door veel berouw te tonenen zich te reinigen van zijn schuld, door goede daden te verrichten (bijv. Orestes). Hoofdstuk 2: Rituelen

  8. William-Adolphe Bouguereau (1825-1905). The Remorse of Orestes (1862). De wroeging van Orestes. Orestes is hier omringd door de furiën of wraakgodinnen. Pas als hij ernstig berouw toont laten ze hem gaan. Hoofdstuk 2: Rituelen

  9. Het verhaal van Orestes en de Furiën. • Een beroemd slachtoffer van de Erinyen was Orestes, omdat hij zijn moeder Klytaimnestra doodde. Dit was echter een gevolg van het feit dat zijn moeder eerder zijn vader Agamemnon in bad had gedood. Klytaimnestra was op haar beurt weer kwaad op Agamemnon, omdat hij zijn dochter Iphigenia wilde offeren, in opdracht van Artemis. • Hoewel Orestes voor het plegen van de moord hiertoe was aangezet door de god Apollon werd hij toch achtervolgd door de Erinyen. De godin Athene bracht deze onrechtvaardige zaak voor een speciale goddelijke rechtbank, de Areopagus. Aanklaagsters van Orestes waren de Erinyen, die optraden namens de moeder van Orestes. Verdediger van Orestes was Apollon. Bij de stemming in de jury gaf de stem van Athene de doorslag. Orestes werd vrijgesproken, en de Erinyen verzoenden zich met deze uitspraak en werden Orestes welgezind. En hij deed nooit meer iets mis • Dit verhaal laat een visie zien van de oude Grieken op het lot van de mens. De mens kan niet ontsnappen aan de grillen van de goden, en kan het eigenlijk nooit goed doen. Eenzelfde filosofie blijkt uit de geschiedenis van Oedipus, die stamt uit een vervloekte koningsfamilie. Oedipus vermoordde ongewild zijn vader, ook door misleiding van de goden, en huwde vervolgens zijn moeder. Hoofdstuk 2: Rituelen

  10. De riten van de Griekse religie • De verdwijnende godin in de tempel van Hera (op Samos). Een onbetrouwbare godin, die met haar verdwijning(en) de natuurlijke orde bedreigde. • In de riten van het festival van Thesmophoria speelden de Grieken dit verontrustende drama telkens weer na. Steeds ook weer eindigde dit naspelen in de z.g. catharsis (de zuivering). • Dit ritueel dwong de Grieken hun oerangsten (oer-belevingen?) te herbeleven en ook te zien dat ze toch weer veilig naar de andere / goede kant konden komen. Hera op het medaillon van een roodfigurige kylix van de schilder van Sabouroff (ca. 470 v.Chr., Staatliche Antikensammlungen te München). Hoofdstuk 2: Rituelen

  11. Typering van de religieuze tradities van de Griekse Spiltijd • Geworteld in angst en pijn; • Het is essentieel dit lijden niet te ontkennen; • Volledige erkenning was zelfs onontbeerlijk voor verlichting; • De ekstasis: ‘uittreding’ gevolgd door de catharsis: zuivering Via de externe riten werd het verborgen trauma van de Griekse voortijd nagespeeld, herbeleefd. De deelnemers werden via de riten geïnitiateerd, ze beleefden een overgangsrite naar een hernieuwd leven. Misschien was zelfs de dood dan wel een initiatie naar een nieuw leven? Hoofdstuk 2: Rituelen

  12. De Kanaänitische volken±1000 v. Chr. tot 722 v. Chr. • Aan het eind van de 9de eeuw zou Israël een belangrijke macht. De Egyptische Farao Sisak zou niet alleen Jeruzalem hebben geplunderd, maar ook nog 150 andere steden. Wat iets zegt over het belang en de grootheid van Kanaän van die dagen. • Tot de 9de eeuw gingen Jahweh en andere goden (bijv. Baäl) goed samen. • In de 9de eeuw begon een aantal Israëlieten (de alléén-Jahwe beweging) het aantal goden te verminderen / schrappen. • Jahweh was de Allerhoogste geworden, een nationale God die geen gelijken meer had, maar wel ondergeschikte hemel wezens: de Raad van Hemelingen. Hoofdstuk 2: Rituelen

  13. Jahweh was een krijgsgod Omdat Jahweh een krijgsgod was moesten er ook goden voor de landbouw (Baäl & Anat) zijn. Maar Jahweh was de hoofdgod: “Wie van de andere godenis als Jahweh?Dus: polytheisme. Phoenisch Baälbeeldje Hoofdstuk 2: Rituelen Anat als krijger

  14. De alleen-Jahweh-beweging • Een kleine groep profeten wilden alleen Jahweh de eer geven. • In de legenden over Elia en Elisa spelen de oude orale tradities door, zonder historisch te zijn, maar wel een herinnering aan de alléén-Jahweh-beweging van vóór de 7de eeuw. • Elia contra Achab. Elia: de alleen-Jahweh-man. • Elia bracht spanningen te weeg bij Israël. Baal was een beproefde vruchtbaarheidsgod, Jahweh niet. Elia vroeg het volk dat vertrouwen op te geven en ook in Jahweh een vruchtbaarheidsgod te gaan zien. • Maar, in het verhaal waar Elia God in een briesje aanwezig ziet, breekt ook de Transcendentie van Jahweh door. • Hier is sprake van de transcendentale doorbraak van de Kanaänitische Spiltijd. Hoofdstuk 2: Rituelen

  15. De doorbraak van de roep om sociale rechtvaardigheid Psalm 28: 3 Maar ach, hier is het recht vergeten;Men heeft noch kennis noch geweten;Men wandelt in de duisternis;Het wankelt al, wat zeker is;Dies ziet men 's aardrijks grondvest beven'k heb wel voorheen u d' eer gegeven,Dat Ik u goden heb genoemdEn als Gods kinderen geroemd!4Gij zult nochtans het leven derven,En als gemene mensen sterven;Eens storten van den stoel der eerIn 't graf, als elk der vorsten, neer.Sta op, o God, en wil ontwaken.Ai, oordeel 't aardrijk, richt de zaken;Want Gij bezit op aard' alomDe volkeren in eigendom. 1In d' achtbre GodsvergaderingenStaat God, als Richter der gedingen.Hij oordeelt over goed en kwaad,In 't midden van der goden raad:"Hoe lang zult gij van 't richtsnoer wijken,Een onrechtvaardig vonnis strijken,En acht slaan op het aangezichtDer goddelozen in 't gericht?"2Toont aller goden God te vrezen;Doet recht aan armen en aan wezen,Rechtvaardigt hem, die billijk klaagt,Verdrukt of arm uw hulpe vraagt;Verlost geringen uit hun lijden,En wilt behoeftigen bevrijden,Rukt z' uit der goddelozen hand;Gerechtigheid verhoogt een land. Hoofdstuk 2: Rituelen

  16. De doorbraak van de roep om sociale rechtvaardigheid • Karin Armstrong maakt duidelijk dat de roep om sociale gerechtigheid een kenmerk van de Spiltijd zal zijn, maar niet alleen in Israël, maar dat ook was bij de omringende godsdiensten. • Dat kenmerk is – zie inleiding op dit boek – in lijn met de wending naar het morele dat bij alle volkeren van de Spiltijd zich openbaart. Hoofdstuk 2: Rituelen

  17. Israël aan eind 9de eeuw v. Chr. • Er bleven andere goden bestaan, maar die bleven aan de andere kant van de Jordaan; • Geen monotheïsme dus, maar monolatrie (het aanbidden van één god); • De monolatrie dwong Israël een eenzame, pijnlijke reis te aanvaarden: de afscheiding van de mythische en cultische consensus van het Midden Oosten. • N.B. het boek: Een volk dat alleen woont(De strijd om de Joodse identiteit van de staat Israël). Auteur: Els van Diggele (2000), Ten Have. ISBN: 9 789025 951665 Hoofdstuk 2: Rituelen

  18. China: ong. 9de eeuw Kronen op het Hemelaltaar Armstrong laat hier zien hoe de (Chinese) riten de functie hebben om de natuurlijke orde van het Helaal op aarde te handhaven. • Chinese religie willen dat de mensenmaatschappij d.m.v. rituelen (li) zich conformeerde aan de Weg (tao) van de Hemel. • Máár, ze kenden geen ontologische scheiding tussen Hemel en Aarde. Tussen Hemel en Aarde bestaat continuïteit, geen scheiding (christendom). Hun visie was holistisch. • Het ging in de religie en in de rituelen vooral om alles op zijn juiste – goddelijke gestelde – plek te houden en te plaatsen. Hoofdstuk 2: Rituelen

  19. China: ong. 9de eeuw • De koning was de bemiddelaar tussen Hemel en Aarde. • Zijn taak was het alleen maar om de Hemelse Weg (tao) te volgen, en op correcte wijze de rituelen van deze Tao uit te voeren (zie Boek van Lu). • Hij was zo het archetypische ideaal. • Dat Archetypisch ideaal zou in de Spiltijd (ong. 300 v. Chr.) verder worden uitgewerkt, en op zijn diepte worden beschouwd. Hoofdstuk 2: Rituelen

  20. De uitvoering van de rituelen • De uitvoering van de riten hebben de functie om de natuurlijke orde van het Helaal op aarde te handhaven. • Psychisch werkte de nauwgezette uitvoering van de riten zo, dat • De deelnemers hun individualiteit verloren; • Alles een herhaling van de Hemelse orde was; • Dat die orde ook de orde op aarde herstelde of zou handhaven. • In de 9de eeuw begon men in te zien, dat het transformatieve effect van het ritueel belangrijker was dan de manipulatie van de goden (blz. 101). Hoofdstuk 2: Rituelen

  21. Over het opperste goed Het opperste goed is als water. Water doet goed aan alle wezens en strijdt niet. Het woont op plaatsen door alle mensen veracht. Daarin komt de goede Tao nabij. Hij leeft graag op lage plaatsen1. Zijn hart mint de diepte In weldoen mint hij de liefde, In spreken de waarheid, In bestuur de orde, In werken bekwaamheid, In handelen het geschikte moment, Hij strijdt niet, daardoor treft hem geen blaam.  1: De aarde LAO-TSEU, uit TAO TÊ TJING Vertaald uit Chinees door: ir. J.A. BLOK Uitg. Ankh-Hermes. Deventer 1987 Hoofdstuk 2: Rituelen

  22. Xunzi & Spiltijd: 300 v. Chr. • Het was Xunzi die in de 3de eeuw ging nadenken over de binnenkant van de voltrokken rituelen. • Het idee van een diepere spiritualiteit achter de riten. • De riten hebben een sterke transformatieve kracht voor de geest van de mens. • Riten niet meer om goden te beheersen, maar om de mens te beïnvloeden. Hoofdstuk 2: Rituelen

  23. India ong. 900 – 800 v. Chr. • Zij maakten einde aan religieus gemotiveerd geweld (verandering in de economie); • De ritualisten haalden die riten weg die mensen tot geweld zouden kunnen voeren. • Geweldloosheid (ahimsa) werd richting; • Een stipte uitvoering van het ritueel / fouten konden nu worden hersteld. • Strijdwagen van de deva’s Brahmanateksten: 9de t/m. 7de eeuw v. Chr. Hoofdstuk 2: Rituelen

  24. Prajapati als weg tot verinnerlijking van de dood • Uitbanning van het geweld – gevecht via spel (ahisma=geweldloosheid). • Verslaan van de dood door Prajapati. Hij slokte de dood op. Hij was nu alleen. • De mens moet nu ook de dood verinnerlijken, door de dood een deel van de mens zelf maken. • Vraagt om inzicht in het innerlijke van de mens: door zelf offer(dier) te worden bevrijdt de offeraar zich (ritueel) van de dood. Hoofdstuk 2: Rituelen

  25. Werk van de Hervormers: groei naar inzicht in het innerlijk van de mens • Het belangrijkste effect van de hervorming van de rituelen was de ontdekking van de innerlijke wereld. • In de Indiase oudheid was de religie naar buiten en nu naar binnen gericht. • Atman = geest = zelf-ziel • Meditatie = weg naar goddelijke onsterfelijkheid • Hij die weet: `dat ben ik`. Hoofdstuk 2: Rituelen

  26. De Indiase Spiltijd • Met het werk van de rituele hervormers was de Indiase Spiltijd begonnen: • Bevrijding van de externe riten • Schepping van het autonome zelf • Naar binnen kijken – meditatie • De Indiase queeste zou van dat moment af zich richten op de speurtocht naar het eeuwige zelf. • Máárwat ontbrak was de sterke ethische / morele betrokkenheid op de ander en het op de loer liggen van een monsterlijk egoïsme. Hoofdstuk 2: Rituelen

  27. Een paar verzen van Brahmaan 383 Span jezelf in, verbreek de stroom;Verwerp sensueel verlangen, o Brahmaan!Als de vernietiging van het gevormde gekend is,Dan ken je het Ongemaakte, o Brahmaan. 384 Wanneer betreffende twee dingenEen Brahmaan de overkant bereikt heeft:Dan verdwijnen alle ketensVan die wetende man. 385 Voor wie deze zijde en gene zijde;Voor wie beide oevers niet bestaan:Wie angstloos is, vrij van ketens:Hem verklaar ik een Brahmaan. Hoofdstuk 2: Rituelen

  28. Een paar verzen van Brahmaan 386 Wie mediteert, zonder smet,Al zittend, zonder corruptie,En zijn taak volbracht heeft:Het hoogste welzijn is bereikt,Hem verklaar ik een Brahmaan. 391 Wie geen slechte daad begaatMet lichaam, spraak en geest:In drie domeinen is hij beheerst;Hem verklaar ik een Brahmaan. 392 Van wie men de Dhamma leren kennen heeft,Zoals onderwezen door de Volledig Verlichtte:Men dient hem vol respect eer te betuigen,Zoals een Brahmaan het offervuur. Hoofdstuk 2: Rituelen

  29. 396 Ik noem niet iemand een BrahmaanDoor geboorte of afkomst uit een moeder.Hij wordt een hooghartig man genoemd,Indien hij nog iets in bezit heeft.Maar wie niets heeft, en nergens aan hecht:Hem verklaar ik een Brahmaan. 397 Wie alle ketens doorbroken heeft,En werkelijk geen verlangen heeft:Wie gehechtheid voorbij, onthecht is:Hem verklaar ik een Brahmaan. 402 Wie zelf het einde kentVan het lijden hier;Onthecht, de last neergelegd:Hem verklaar ik een Brahmaan. 403 Wie diepe wijsheid heeft, verstandig is;Wie weet wat het pad is en wat niet;Wie het hoogste welzijn bereikt heeft:Hem verklaar ik een Brahmaan. Hoofdstuk 2: Rituelen

  30. Atman Het wonder van Atman Hoofdstuk 2: Rituelen

More Related