480 likes | 731 Views
Negatief polaire uitdrukkingen. Henri ëtte de Swart 10 mei 2005. Negatief polaire uitdrukkingen. Negatief polaire uitdrukkingen: komen alleen voor in ‘negatieve’ omgeving. Julia hoeft niet te komen. *Julia hoeft te komen. Niemand hoeft huiswerk te maken.
E N D
Negatief polaire uitdrukkingen Henriëtte de Swart 10 mei 2005
Negatief polaire uitdrukkingen • Negatief polaire uitdrukkingen: komen alleen voor in ‘negatieve’ omgeving. • Julia hoeft niet te komen. • *Julia hoeft te komen. • Niemand hoeft huiswerk te maken. • *Iedereen hoeft huiswerk te maken.
Vragen over NPIs I • Zijn NPIs door de talen heen hetzelfde soort ‘rare’ woordjes? Zit er een patroon in? • Wat is de betekenis van NPIs, hebben ze een gemeenschappelijke kern, of verschilt dat ook? • Ladusaw (1996): de vraag van de licensee.
Vragen over NPIs II • In wat voor conteksten komen NPIs voor? Verschilt dat van taal tot taal of zit daar een patroon in? • Ladusaw (1996): de vraag van de licensor
Vragen over NPIs III • Wat is de relatie tussen licensor en NPI? Zitten daar syntactische beperkingen op, zo ja welke? • Ladusaw (1996): vraag van de licenserings relatie. Rol van c-commanderen. • I didn’t see anyone. • *Anyone didn’t come.
Vragen over NPIs IV • Wat gebeurt er als je NPIs gebruikt in een niet-licenserende contekst? • Ladusaw (1996): de status vraag. • *I saw anyone. (ongrammaticaal) • Ik heb een cent op zak. (letterlijk) • ?De kritiek was mals. (pragmatisch onwelgevormd).
Minimizers • Hij zegt nooit een woord. • Ik heb geen rooie cent. • Ik kon geen hap door m’n keel krijgen. • Niemand stak een vinger uit om te helpen. • Zij aarzelde geen seconde. • Zij gaf geen duimbreed toe. • Hij heeft er geen flauw benul van.
Letterlijk en figuurlijk • Hij zei een woord. • Hij zegt nooit een woord. • Zij heeft een cent op zak. • Zij heeft nooit een cent op zak. • Zij aarzelde een seconde. • Zij aarzelde geen seconde.
Betekenis van minimizers • Kleinst mogelijke hoeveelheid of maateenheid. • Vaak op een schaal. • Existentiële kracht: . • Hij zei een woord. • Hij zei geen woord.
Fauconnier • Fauconnier (1976): negatie leidt tot omkeren van schalen. • Wat in een bewerende zin een zwakke bewering is, wordt bij ontkenning de sterkst mogelijke bewering door omkering van de schaal.
Engelse minimizers • He didn’t have a red cent. • She didn’t say a word. • I tried every argument, but she didn’t budge an inch. • He doesn’t drink a drop. • She can’t sing a note.
Franse minimizers • Il n’a pas mangé une bouche. • Hij heeft geen hap gegeten. • Je suis sans le sou. • Ik ben zonder de stuiver. • Il ne dit jamais mot. • Hij zegt nooit woord.
Deense minimizers • Der er ikke en kat der veed det. • Er is niet een kat die het weet. • Han læser ikke spor. • Hij leest niet spoor (geen woord).
Superlatieven • Effecten van omkering schaal ook bij superlatieven die minimaal punt aangeven. • Hij heeft niet het flauwste benul waar ik het over heb. • Je n’en ai pas la moindre idée. • The man who has deserved punishment has not the least reason to reckon upon this.
Onvergelijkbaarheid I • Ik kan niet aan haar tippen. • Ik kan nog niet in haar schaduw staan. • Hij kent zijn gelijke niet. • Vergelijkbare effecten als met minimizers/superlatieven.
Onvergelijkbaarheid II • Linux a encore bien du chemin àparcourir avant d'arriver à la cheville de Panther! • They are not in the sameleague, however: the class-size reduction studies are far greater in size and scope, have been demonstrated to be reliable and ...
‘universele’ NPIs • Ik ken die hele vent niet. • Ik heb hem in jaren niet gezien. • I wouldn’t hurt him for the world. • He doesn’t like me at all. • Je ne suis pas du tout jaloux.
Andere soorten NPIs • Modale werkwoorden • Niemand hoeft zijn huiswerk over te doen. • Sie brauchen nichts zu sagen. • Je n’ai pas besoin de vous.
Idiomatische uitdrukkingen • Het is hier niet pluis. • De kritiek was niet mals. • Die politicus is niet voor de poes. • Ce n’est pas catholique.
Indefinieten I • I said something • #I didn’t say something (PPI) • *I said anything. • I didn’t say anything (NPI) • I didn’t want to marry someone I had never met in my life. () • I didn’t want to marry anyone I had never met in my life. ()
Indefinieten II • J’ai dit quelque chose. • #Je n’ai pas dit quelque chose. (PPI) • *J’ai dit quoi que ce soit. • Je n’ai pas dit quoi que ce soit. (NPI ) • Je ne veux pas épouser quelqu’un que je ne connais même pas. () • Je ne veux pas épouser qui que ce soit que je ne connais même pas. (NPI )
Semantische verklaring • Ladusaw (1979): NPIs komen voor in conteksten met een monotoon dalende operator. • Dalende monotonie: inferentie eigenschappen die vergelijkbaar zijn met omkering van schalen.
Gegeneraliseerde kwantoren • N en VP denoteren eigenschappen (verzamelingen individuen). • NP denoteert verzameling van eigenschappen (verzameling van verzamelingen). VP NP • Det legt relatie tussen twee verzamelingen A en B gegeven door N en VP: Q(A,B).
Eigennamen in GQ • Jenny is gelukkig. • Gelukkig(j) j G (1e orde) • Gelukkig {P| P(j)} G • GQ-theorie j
Standaardkwantor I • Alle studenten zijn intelligent. • Intelligent Alle studenten • Intelligent {P|x (St(x) P(x))} S I S I
Standaardkwantor II • Geen student is rijk. • Rijk Geen student. • Rijk {P| x St(x) P(x)} S R RS=
2e orde • De meeste studenten zijn gelukkig • Gelukkig de meeste studenten SG |SG| > |S-G|
Relaties • Alle studenten zijn intelligent • Studenten Intelligent • Geen student is rijk • Student Rijk = • De meeste studenten zijn gelukkig • |Student Gelukkig| > |Student – Gelukkig|.
Monotonie • Inferentie eigenschappen. • MON: Q(A,B) en B B’, dan Q(A,B’). • MON: Q(A,B) en B’ B, dan Q(A,B’). • MON: Q(A,B) en A A’, dan Q(A’,B). • MON: Q(A,B) en A’ A, dan Q(A’,B).
Rechts stijgend • MON: Q(A,B) en B B’, dan Q(A,B’). • Alle kinderen kwamen laat thuis • Alle kinderen kwamen thuis. • Geen kind kwam laat thuis -/-> • Geen kind kwam thuis. • Precies vijf kinderen kwamen laat thuis -/-> Precies vijf kinderen kwamen thuis.
Rechts dalend • MON: Q(A,B) en B’ B, dan Q(A,B’). • Geen kind kwam thuis • Geen kind kwam laat thuis. • Alle kinderen kwamen thuis -/-> • Alle kinderen kwamen laat thuis. • Precies vijf kinderen kwamen thuis -/-> • Precies vijf kinderen kwamen laat thuis.
Links stijgend • MON: Q(A,B) en A A’, dan Q(A’,B). • Minstens twee kleine kinderen kwamen laat thuis Minstens twee kinderen kwamen laat thuis. • Geen klein kind kwam laat thuis -/-> Geen klein kind kwam laat thuis. • Alle kleine kinderen kwamen laat thuis -/-> Alle kinderen kwamen laat thuis.
Links dalend • MON: Q(A,B) en A’ A, dan Q(A’,B). • Geen kind kwam laat thuis Geen klein kind kwam laat thuis. • Alle kinderen kwamen laat thuis Alle kleine kinderen kwamen laat thuis. • Minstens twee kinderen kwamen laat thuis -/-> Minstens twee kleine kinderen kwamen laat thuis.
Licenseerder is mon • *Minstens/Hoogstens vijf kinderen hoeven hun huiswerk over te doen. • Iedereen die ook maar iets heeft gezien moet zich melden. • Als je ook maar iets hebt gezien moet je het vertellen. • Wie heeft er ook maar enig vertrouwen in de regering?
Monotonie en minimizers • Monotoon dalende uitdrukkingen staan inferenties toe naar kleinere verzamelingen. • Minimizers duiden laagste punt aan op een schaal. • Inbedding van minimizer in dalende contekst leidt dus tot sterkst mogelijke bewering.
Verfijningen • Zwarts (1986), van der Wouden (1994): hiërarchie van negatie. • Monotoon dalend (weinig, hoogstens drie) • Anti-additief (geen, niemand, nooit, zonder) • Antimorfisch (niet, allerminst).
Anti-additiviteit • Test voor anti-additiviteit: VP disjunctie. • NP (VP1 of VP2) = NP VP1 en NP VP2 • Geen kind zingt of danst = Geen kind zingt en geen kind danst. • Weinig kinderen zingen of dansen Weinig kinderen zingen en weinig kinderen dansen.
Anti-morfisch • Test voor anti-morfisch: anti-additief plus f(XY)=f(X)f(Y). • Het sneeuwt of regent niet = Het sneeuwt niet en regent niet (anti-additief) • Het sneeuwt en regent niet = Het sneeuwt niet of regent niet (anti-morfisch)
Hiërarchie • Monotoon dalend: ‘zwakke’ negatie • Anti-additief: ‘sterke’ negatie • Anti-morfisch: ‘sterkste’ negatie • Hypothese van Zwarts/van der Wouden: NPIs kunnen gevoelig zijn voor sterkte van negatie.
NPIs onder ‘zwakke’ negatie • Weinig monniken kunnen vader abt uitstaan • *Weinig monniken zullen ook maar iets bereiken. • *Na hoogstens drie lezingen was de kritiek mals.
NPIs onder ‘sterke’ negatie • Niemand kan de schoolmeester uitstaan. • Niemand zal ook maar iets bereiken. • *Je kunt van iemand een mals oordeel verwachten.
NPIs onder ‘sterkste’ negatie • De kinderen kunnen de schoolmeester niet uitstaan. • De abst heeft het geheim allerminst aan ook maar iemand willen vertellen. • De kritiek was niet mals.
Complicaties I • Verdeling van NPIs over conteksten niet altijd gekoppeld aan kracht van negatie. • Tegenhangers van dezelfde NPI in verschillende talen niet altijd dezelfde beperkingen op contekst. • Vgl. J. Hoeksema’s lexicon van NPIs op http://odur.let.rug.nl/~hoeksema/lexicon_bestanden/frame.htm
Complicaties II • NPIs ook gelicenseerd in conteksten die niet monotoon dalend zijn, b.v. vragen, modaliteit. • Wie heeft er ook maar enig vertrouwen in de regering? • Kijken of ze aan oetker kunnentippen...
Syntactische aspecten • C-commanderen speelt een rol • I didn’t see anyone. • *Anyone didn’t come. • Niemand heeft ook maar iets gezien. • *Ook maar iemand heeft niets gezien.
Interventie effecten • He didn’t move because he was scared (ambigu) • He didn’t budge an inch because he was scared. (niet ambigu) • Sam didn’t read every child a story. ( OK) • Sam didn’t read every child any story. ( niet OK)
Geen c-commanderen? • A doctor who knows anything about advanced cancer treatment was nowhere to be found. • Een student die ook maar iets wist van semantiek was niet te vinden. • Altijd: ingebed in een indefiniet die klein bereik neemt t.o.v. licensor.
So far, so good • NPIs (licensee): veel rare woordjes, toch redelijke patronen, ook cross-linguïstisch. • ‘Negatieve’ conteksten (licensor): veel variatie, maar ook bepaalde patronen (monotonie). • Rol van syntaxis (licenseringsrelatie): vaak c-commanderen, maar soms anders.