210 likes | 227 Views
Learn about the technique, benefits, and examples of free jumping for young horses. This training method promotes mental and physical relaxation, gymnastic development, strength training, and correction for trained horses. It also serves as a foundation for young horses, promoting balance and self-confidence. Examples and events for free jumping are included.
E N D
Vrijspringen Docent: Jos Brinkman
Inleiding • Waar Letten we op? • Waar Kijken we naar? • Wanneer beginnen we er mee? • Waarom doen we het? • Http://youtu.be/dq-SznPlkRI • http://youtu.be/kQKeVLxQsD8
Wat is vrij springen • Je laat je paard springen zonder ruiter op zijn rug. • Je zet een aantal sprongen op gepaste afstand in een lijntje. • Beide zijden van het lijntje zet je af zodat het paard niet kan uitbreken. • Je leidt je paard in zijn aanloop naar de sprongen en op het juiste moment laat je hem los. • Je drijft (niet opjagen!) je paard met de zweep en/of je stem door het lijntje. Er zijn competities voor het vrij springen en tijdens keuringen worden de jonge paarden beoordeeld op hun techniek in de vrije sprong. De beoordeling op de techniek van een jong paard zijn niet zaligmakend omdat het vaak voorkomt dat een paard die als jong paard geen geweldige techniek liet zien, uiteindelijk toch uitgroeide tot een goed springpaard. Andersom is het vaak wel zo dat wanneer een jong paard een goede techniek laat zien, hij ook goed zal springen onder het zadel. Het biedt echter geen garantie voor een goede springloopbaan in de toekomst. In de handel is het echter prettig als je een goede beoordeling kunt tonen op de springtechniek van een paard.
Het vrije springen op jonge leeftijd geeft wel inzicht in: • vermogen• moed• vechtlust• aanpassingsvermogen • inschattingsvermogen
DOEL van het VRIJSPRINGEN • psychische en fysieke ontspanning • gymnastiseren • training kracht • correctie van reeds opgeleide paarden • basis voor het jonge paard en bevorderen van de balans • bevorderen zelfvertrouwen • afwisseling • verbeteren techniek • beoordelen intelligentie, aanpassingsvermogen en karakter • beoordelen techniek Toelichting Het laten springen van een jong paard bevordert de techniek, handigheid en het paard doet ervaring op. Deze elementen leveren een voordeel op, op dat moment maar zijn geen garantie voor een beter springpaard in de toekomst. (volgens een langjarige studie aan de universiteit van Utrecht) Het vrije springen lijkt wel een goede voorbereiding om het paardenlichaam, pezen, banden en botten aan de belasting te laten wennen.
Waar vrijspringen? • Vrijdag 20 februari 2015 SAASVELD • Maandag 30 maart 2015 aanvang 19.30 uur SAASVELD • STAMBOEK KEURINGEN van het KWPN • HENGSTEN KEURINGEN van VERSCHILLENDE STAMBOEKEN in Nederland en Buitenland
De afstanden bij het vrijspringen Ter beoordeling van de commissie die de paarden laten springen en afhankelijk van de omstandigheden o,a, Bodem en omgeving. 1e sprong is een rij strobalen met een balk er bovenop óf een steilsprong van balken eventueel voorafgaand op ongeveer 3 meter door een drafbalk. Afstand tussen de 1e en 2e sprong varieert tussen de 6.80 meter en 7.00 meter. (gemeten van de achterzijde 1e sprong tot voorzijde 2e sprong.) 2e sprong is een steilsprong van balken. Afstand tussen de 2e en 3e sprong varieert tussen de 7.30 meter en 7.60 meter. (gemeten van de achterzijde steilsprong tot voorzijde oxer.) 3e sprong is een oxer en recht aan de voorzijde van balken. Voor de oxer ligt een grondbalk op ± 30 cm.o.a. afhankelijk van de bodem en omgevingsomstandigheden.
• Wat betreft de afstanden, kunnen ervaren sportpaarden goed springen met de standaard afstanden. Bij jonge paarden moet je de afstanden aanpassen aan de lengte van de galoppassen van het paard. Jonge paarden moeten het zelfvertrouwen nog opbouwen en dat moet je niet beschamen door voor hen onmogelijke afstanden neer te zetten. •Voor en na het lijntje een afstand van minimaal 7 meter. Afzetten van het lijntje• Aan de andere kant dan de bakrand zet je het springlijntje het liefst af met springbalken op ongeveer één meter hoog. Bij ervaren paarden voldoet het om een (breekbaar) lint te spannen. Zet het lijntje af, vanaf (indien mogelijk) ongeveer 6 meter voor de sprong. Bij sommige ervaren paarden is deze afzetting niet meer nodig, maar wel aan te bevelen om ten alle tijde uitbreken te voorkomen. • Er zijn paarden die erg aan de wand kleven zodat je bij deze paarden de hindernis aanleunt aan de zijde van de wand.Jonge paarden hebben meer vertrouwen als de hindernissen gekleurd zijn, maar niet al te kleurrijk zijn. Bij effen of natuurlijk gekleurde balken kan het paard moeilijk de hoogte of afstand inschatten.
OPBOUW LIJNTJE Plaats• Zorg voor een afgesloten ruimte. Een rijbak van 20x40 meter is het meest ideaal.• Bouw het lijntje op de lange zijde tegen de bakrand aan, zodat je paard aan die kant al niet kan uitbreken.Grondbalken• Geef iedere hindernis een duidelijke grondlijn, bijvoorbeeld een grondbalk op de juiste afstand (ongeveer 15-30 cm voor de hindernis).• Leg tussen, voor en na de hindernis eventueel een balk of een plank om ritme en juiste afstand te leren. Een plank heeft de voorkeur omdat deze niet kan wegrollen en daardoor blessures voorkomt.Hoogte, breedte• De hoogte van de hindernissen is afhankelijk van het niveau van je paard. Overvraag je paard nooit, daarmee ondermijn je het vertrouwen van je paard! Begin je training altijd met lage hindernissen en bouw langzaam omhoog.• Ter verbetering van de springtechniek kun je de laatste oxer beter breder bouwen dan hoger. Een brede oxer, parallel opgebouwd (voorste en achterste balk even hoog) bevordert het juiste achterbeengebruik en de bascule. Ter voorkoming dat het paard in de oxer springt kun je een balk dwars ver de hindernis leggen. (zie plaatje)
Springen: -kan zich in de laatste galopsprong voor de hindernis sterk verzamelen en het achterbeen ver onder de massa plaatsen om een krachtige afzet te krijgen -springt vlug en met kracht van de grond -springt met de schoft omhoog, heeft het hoogste punt boven het midden van de sprong -brengt de onderarm boven de horizontaal en vouwt het pijpbeen onder de onderarm
Basculeert: brengt de hals omlaag tijdens de sprong, waardoor de romp de richting van de hals volgt - opent de achterhand
atletisch vermogen: - heeft souplesse - kan boven de sprong naar voren ontwikkelen - landt lichtvoetig en galoppeert gemakkelijk door -is voorzichtig -is efficiënt -heeft veel vermogen
Karakter: • -heeft moed • -heeft een meewerkend, ijverig en eerlijk karakter • -is intelligent, kijkt naar en taxeert de sprong • -heeft de wil om te presteren • -is makkelijk in de omgang • -reageert snel op hulpen
WAT ZIEN WE GRAAG BIJ EEN SPRINGPAARD Afdruk: Richting (naar boven–naar voren) De mate waarin het paard in staat is om in de schoft omhoog te springen. Afdruk: Snelheid (vlug–traag) De tijdsduur in de laatste galopsprong voor de sprong tussen het neerzetten van de voorbenen, het neerzetten van de achterbenen en het moment waarop het paard loskomt van de grond. Techniek: Voorbeen (gevouwen–gestrekt) De mate waarin de schouder in combinatie met opperarm, onderarm en pijpbeen gevouwen worden.
Techniek: Rug (rond–hol) De mate waarin hals en rug de parabool over de hindernis volgen. Techniek: Achterhand (open–vast) De mate waarin de hoeken van de achterhand in staat zijn om tijdens het tweede gedeelte van de sprong te openen. Vermogen (veel–weinig) De mogelijkheid van het paard om zowel met macht naar boven te springen als zich op de sprong in voorwaartse richting te kunnen ontwikkelen. Souplesse (veel–weinig) De mate waarin de totale sprong (inclusief de landing) een vloeiend geheel kent, moet elastisch door het lichaam zijn. Voorzichtigheid (voorzichtig–onvoorzichtig) De natuurlijke aanleg van het paard om geen fouten te maken op de hindernis.
Veiligheid Denk ook bij het vrij Springen aan de veiligheid Zowel voor mens als dier • Gesloten baan • Goed hindernis materiaal • Veiligheidslepels voor een oxer • Goede passende afstanden
HOE GA JE TE WERK • neem de tijd en blijf altijd rustig • je leidt het paard eerst aan de hand over balkjes op de grond. Zorg daarbij voor aanleuning. • minstens 2 personen zijn vereist • één persoon leidt het paard voor het lijntje en laat het los op het juiste moment ongeveer 7 meter voor de hindernis • de andere persoon zorgt voor een drijvend effect met de longeerzweep. • doe een stapje terug in je training als er problemen ontstaan, zoals stoppen tussen de hindernissen.ToelichtingHet is niet de bedoeling dat het paard met de zweep over de hindernis "gejaagd" wordt. Het paard neemt dan de hindernis niet in zich op maar rent zo snel mogelijk door het lijntje. Daarmee kweek je angst voor de hindernis.De man met de zweep heeft de belangrijke taak om de zweep te kunnen inzetten gelijk de kuithulpen van een ruiter: alleen indien noodzakelijk gebruikt hij met veel gevoel een aansporende zweephulp. Soms is een aansporing met de stem al voldoende.
BENODIGHEDEN Een goed afgezette trainingsruimte • hindernismateriaal waaronder planken• twee personen• longeerzweep• zeer kort leidtouw (30 cm.) met een knoop aan het eind is aan te bevelenAankleding paard• peesbeschermers voor• evt. strijklappen achterbenen• evt. springschoenen voor paarden die zichzelf op de ballen van de voorbenen dreigen te trappen (vangen).• halster of hoofdstel met trensbitis afhankelijk van het paard. ToelichtngGebruik liever op de grond planken, want balken kunnen wegrollen en blessures veroorzaken.Een zeer kort leidtouw kun je loslaten op het moment dat je je paard loslaat voor het lijntje. Je kunt daarna je paard ook weer makkelijker in de handen krijgen.