190 likes | 440 Views
Les 10. Soorten onderzoeksvragen. MODULE OV 2009-2010 LES 10. Les 10. Overzicht onderzoeksvragen. beschrijvend of beeldvormend vergelijkend verklarend waardebepalend en evaluatief. Les 10. Beschrijvend / beeldvormend. GEEN hypothese , laat staan toetsing daarvan
E N D
Les 10 Soortenonderzoeksvragen MODULE OV 2009-2010 LES 10
Les 10 Overzichtonderzoeksvragen • beschrijvend of beeldvormend • vergelijkend • verklarend • waardebepalend en evaluatief
Les 10 Beschrijvend/beeldvormend • GEEN hypothese, laatstaantoetsingdaarvan • Geenduidelijkaantewijzenvariabelen (je varieertniets) • Beschrijving (van situatie, begrip, thema, persoon, etc.) op basis van eigenwaarnemingen (nu, ‘live’) of verzameldewaarnemingen (verleden, literatuur) • Kenmerkend: veel ‘hoe’- en ‘wat’-vragen • In PWS: typischvoorliteratuurgedeelte, maarzieook ‘waarnemingsverslag’
Les 10 Voorbeelden • “Hoe zieteendoorgesnedenuieruit?” • “Hoe gedraagteentijgerzich in gevangenchap?” • “Watschrijft de literatuur over tijgers in gevangenschap?” • “Wat is viscositeit?” • “Wat is in de natuurkundeeenweerstand?” (LET OP: “Hoe WERKT eenweerstand?” is eenander type vraag!)
Les 10 Vergelijkend • Beschrijvend, maar met intentieomverschilen/of overeenkomstaantetonen • Hypothese (nietnoodzakelijk) omschrijftverschil/overeenkomst, of doetuitspraak over bestaanhiervan • Meerderezaken op zelfde aspect vergeleken? ‘Als…dan…’-hypothese KAN van toepassingzijn hierookvariabelenaantewijzen • Kenmerkendetermen: verschil, overeenkomst, meer, minder, …-erdan, even als, etc. • In PWS: zowel in literatuurgedeelteals in experimenten
Les 10 Voorbeelden • “Op welkepuntenkomen de doorsnedes van eenui en eenappelovereen?” • “De overeenkomstenzijn…” • “Watzijn de verschillentussen het gedrag van tijgers in het wild en tijgers in gevangenschap?” • “Er is geenverschiltussen…” • “Wat is meervisceus: water of slaolie?” • “Water is meervisceus” • “Wat is meervisceus: water met of zondersuiker?” • “ALS de suikerconcentratietoeneemt, DAN…”
Les 10 Verklarend • Op zoeknaarantwoord op ‘waarom’-vraag • Hypothese(in gedachten) vaakvoorafgegaand door ‘omdat’, ‘want’, ‘vanwege’, etc. • Kenmerkendetermen: ‘waarom (beter: waardoor/waarvoor)?’, ‘hoe komt het dat?’ ‘wat is de oorzaak van?’, ‘wat is de redenvoor?’ • ‘Als…dan…’-hypothese van toepassingbijvragen die gaan over VERBAND tussenverschijnselen kanwordengebruiktomverklaringtetoetsen aanwijzen van variabelen • In PWS: altijdvergezeld van EXPERIMENT
Les 10 Voorbeelden Let op het subtieleverschilbij de onderstaandevragen: • Vraag: “Hoe komtdat de snelheid van eenchemischereactietoeneemtals de temperatuurtoeneemt?” (vraagtverklaringvoorwaargenomen VERBAND) • Hypothese: “De reactiesnelheidneemt toe door het snellerbewegen van deeltjesbijhogeretemperatuur” (hoe tetoetsen?) • Vraag: “Neemt de snelheid van eenchemischereactietoe bijhogeretemperatuur?” • Hypothese: “ALS de temperatuurtoeneemt, DAN neemt de reactiesnelheid toe” (toetsen van het waargenomenverband ZELF)
Les 10 Waardebepalend en evaluatief • Op zoeknaargetallenen aantallen(‘hardemeetwaarden’) of naarmeningen(‘zachtemeetwaarden’) • Bij ‘harde’ data: GEEN hypothese ( zou GOK zijn!); wel: onafhankelijke en afhankelijkevariabele • Kenmerkendetermen: ‘hoeveel?’ ‘hoe lang?’ ‘hoe snel?’, etc. maarook ‘watvindt ….?’, ‘hoe denkt?’ • In PWS: • evaluatief: vaak in enquêtes • waardebepalend: in experimenten
Les 10 Voorbeelden • “Hoe langbrandteenwaxinelichtje van de HEMA?” • “Hoeveelallochtonenwonener in Haaksbergen?” (kanookwordenopgevatalsbeschrijvend) • “Hoeveelprocent van de leerlingenrooktmeerdaneenpakje per week?” • “Watvindt de gemiddeldeleerling van docent X?”
Les 10 Onderzoeksvraagvaakcombi • Veelonderzoeksvragenvaak in tedelen in meerdanééncategorie • Hoofdvraagvaakaanleidingvoormeerderedeelvragen, die nietperseuitzelfdecategoriekomen • In PWS: altijdmeerderedeelvragenbijéénhoofdvraag (ook op tevattenals: hoofdthema)
Les 10 Onderzoeksvraagvaakcombi • Voorbeeld: “Watheefteenlangerebrandtijd: eenwaxinelichtje van de HEMA of één van de ACTION?” (vergelijkend) nodig: tweemaalantwoord op eenwaardebepalendevraag (“Hoe langbrandt…”) • Voorbeeld: “Watzijn de verschillentussen het gedrag van tijgers in gevangenschap en tijgers in het wild?” (vergelijkend) nodig: tweemaalantwoord op eenbeschrijvendevraag (“Hoe gedragen…?”)
Les 10 PWS bij N-profiel • Moet experimentele component bevatten hoofd- danweldeelvraag is sowiesovergelijkende en/of verklarendevraag • Bijaantonen van eenverband: ‘Als…dan…’-formuleringgoedtegebruikenalshypothese
Les 10 Extra voorbeelden • Hangt het kookpunt van eenoplossingaf van de hoeveelheidopgelostestof? • Watwordtbedoeld met homeopathie? • Wordt het eetgedrag van egelsbeïnvloed door de temperatuur? • Veranderenkleurstoffenbijverandering van pH? • Verandertiemandshartslagtijdensparachutespringen? • Hoe werkt de stuurinrichting van een auto? • Wat zijn de verschillen tussen telescopen gebaseerd op gekromde spiegels en die gebaseerd op lenzen? • Welke ideeën bestonden er in de oudheid over voortplanting? • Hoe veroorzaaktplaattektoniekgebergtes?
Les 10 Oefenmateriaal • Optie 1 Rodekoolsap is onderzureomstandigheden (bijlage pH waarden) rood van kleur. Het toevoegen van bijvoorbeeldafwasmiddelzorgtvooreen pH-verandering(dezewordthoger), en hiermeeverandertook de kleur: van rood naarblauw/groen. Is ditnormaalbijkleurstoffen? Ontwerpeen experiment waarbij je vooreenafgebakendgebiedbovenstaandenaderonderzoekt.
Les 10 Oefenmateriaal • Optie 2 Intuitiefzeggenveelmensendatals je twee voorwerpen van verschillendgewichtvanafeenbepaaldehoogteloslaat, het zwaarderevoorwerpsnellervaltdan het lichtere. Is ditookwerkelijkzo, of spelen heel anderefactoreneenrolbij de valtijd? Ontwerpeen (serie) experiment(en) waarmee je bovenstaandenaderonderzoekt.
Les 10 Oefenmateriaal • Optie 3 Wanneereendierwordtbegraven, zullen – navelejaren – ook de botten ‘verdwenen’ zijn, datwilzeggen: volledigafgebrokentot anderematerialen. Ditproces is met behulp van chemicaliënteversnellen. Ditkunnenvrijeenvoudigestoffenzoalsazijnzijn. Watgebeurterals je eenkippenbotje in azijnlegt? En is het proceswatdanoptreedtweeromtedraaien? Ontwerpeen experiment waarin je bovenstaandenaderonderzoekt.
Les 10 Oefenmateriaal • Optie 4 Wanneer je eenmuntopgooit en op tafellaatlanden, kan ‘kop’ of ‘munt’ bovenliggen. Men is geneigdtezeggendat de kans op beidezijden 50% is – je hebtimmersmaar twee mogelijkheden. Even zogoed is de kans op ‘zeven’ met twee dobbelsteenzo’nkleine 17%. Maarbetekentditookals je 10 keer ‘kop’ gegooidhebt, de kans op ‘munt’ groterwordt (anderskom je immersnietaan 50%)? En krijg je, als je 100 keer met de dobbelsteengooit, tenminste 17 keer 7? Of gaandezeredeneringenhelemaalniet op? Ontwerpeen experiment waarin je bovenstaandenaderonderzoekt.