1 / 13

Twee soorten groei

Twee soorten groei. 11.1. opgave 6. a N = 9,8 · 1,045 t b invullen t = 6 N = 9,8 · 1,045 6 ≈ 12,8 miljoen. c Los op : 9,8 · 1,045 t = 16 voer in y 1 = 9,8 · 1,045 x en y 2 = 16 intersect  x ≈ 11,1.

ohio
Download Presentation

Twee soorten groei

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Twee soorten groei 11.1

  2. opgave 6 a N = 9,8 · 1,045t b invullen t = 6 N = 9,8 · 1,0456 ≈ 12,8 miljoen. c Los op : 9,8 · 1,045t = 16 voer in y1 = 9,8 · 1,045x en y2 = 16 intersect  x ≈ 11,1. Dus in 2004 + 11 = 2015 is het aantal inwoners voor het eerst meer dan 16 miljoen. d Los op : 9,8 · 1,045t = 2 · 9,8 voer in y3 = 2 · 9,8 intersect met y1 en y3 geeft x ≈ 15,7. Dus in 2004 + 15 = 2019 zal het aantal verdubbeld zijn.

  3. Groeifactor en groeipercentage • neemt een hoeveelheid per tijdseenheid met een vast percentage toe of af, dan heb je met exponentiële groei te maken • v.b. Een bedrag van 250 euro neemt per jaar met 4,5% toe • 100% + 4,5% = 104,5%  : 100  × 1,045 • dan is de groeifactor 1,045 • formule : B = 250 × 1,045t • dus bij een groeifactor van 0,956 • is de procentuele afname 100% - 95,6% = 4,4% • we zeggen dat het groeipercentage - 4,4% is • bij een verandering van p% per tijdseenheid hoort • exponentiële groei met groeifactor g = 1 + p/100 • bij een groeifactor g per tijdseenheid hoort een • verandering van p = ( g – 1 ) × 100% 11.1

  4. opgave 12 a De groeifactor per jaar is 1 + = 0,979. P = 94,2 · 0,979t b Los op : 94,2 · 0,979t = 55 voer in y1 = 94,2 · 0,979x en y2 = 55 intersect x ≈ 25,4 Dus in 1986 + 26 = 2012 is de productie voor het eerst minder dan 55 miljard kg. c 2005 : t = 19  N ≈ 62,939 miljard kg. 2000 : t = 14  N ≈ 69,986 miljard kg. De procentuele verandering = Dus een afname van 10,1%.

  5. d Bij de plannen van de milieuorganisatie hoort de formule P = 94,2 – 1,4t met t in jaren na 1986 en P in miljarden kg. Voer in y3 = 94,2 – 1,4x intersect x ≈ 35,8 Vanaf het jaar 1986 + 36 = 2022 leiden de plannen van de milieuorganisatie tot een lagere mestproductie. P 94,2 44,0 y1 y3 t O 35,8

  6. Groeipercentages omzetten naar een andere tijdseenheid. Bij exponentiële groei met groeifactor g per tijdseenheid, is de groeifactor per n tijdseenheden gelijk aan gn. Bij een groeifactor van 1,5 per uur hoort een groeifactor van 1,524 ≈ 16834,11 per dag en een groeifactor van 1,5¼ ≈ 1,11 per kwartier. 1,11  111%  toename per kwartier is 11%. Het omzetten van groeipercentages naar een andere tijdseenheid gaat via groeifactoren. 11.2

  7. opgave 36 + 6 x 2,5 g4 dagen = gdag = N = b · gt g ≈ 1,165 voor t = 4  N = 1000 Dus N = 543 · 1,165t. N = b· 1,165t 1000 = b· 1,1654 b ≈ 543 11.2

  8. Logaritme en exponent 2x = 8 x = 3 want 23 = 8 2x = 8 ⇔ 2log(8) 23 = 8 ⇔ 2log(8) = 3 2log(32) = 5 want 25 = 32 algemeen: glog(x) = y betekent gy = x x > 0 , g > 0 en g ≠ 1 11.3

  9. Rekenregels voor logaritmen Uit gy = x en glog(x) = y volgt gglog(x) = x. glog(a) + glog(b) = glog(ab) glog(a) – glog(b) = glog( ) n·glog(a) = glog(an) glog(a) = 11.3

  10. De standaardgrafiek y = glog(x) 0 < g < 1 g > 1 y y x x O O 1 1 stijgend dalend domein < 0,  > bereik ℝ de y-as (x = 0) is asymptoot 11.3

  11. Functies f en g met de eigenschap dat hun grafieken elkaars spiegelbeeld zijn in de lijn y = x heten inverse functies De standaardgrafiek y = glog(x) g > 1 0 < g < 1 y y y = x y = x y = 2x 1 y = (½)x 1 x x O O 1 1 y = 2log(x) y = ½log(x) 10.5

  12. opgave 49 y b x = -3 a f (x) = g (x) 2log(6x) = 1 + 2log(x + 3) 2log(6x) = 2log(2) + 2log(x + 3) 2log(6x) = 2log(2(x + 3) 2log(6x) = 2log(2x + 6) 6x = 2x + 6 4x = 6 x = 1½ voldoet snijpunt (1½, 2log(9)) f g x O 1½ f (x) ≤ g (x) 0 < x < 1½

  13. Opgave 56a

More Related