1 / 18

Biotoopstudie

Biotoopstudie. Abiotische en biotische factoren. Wat z ijn abiotische factoren?. Abiotisch factoren : alle omgevingsfactoren (temperatuur, vochtigheid, licht, betreding) uit de niet-levende natuur die invloed hebben op de leefomstandigheden in een bepaald gebied. Abiotische factoren.

emele
Download Presentation

Biotoopstudie

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Biotoopstudie Abiotische en biotische factoren

  2. Wat z ijn abiotische factoren? Abiotisch factoren: alle omgevingsfactoren (temperatuur, vochtigheid, licht, betreding) uit de niet-levende natuur die invloed hebben op de leefomstandigheden in een bepaald gebied. Abiotische factoren Invloed van abiotische factoren Biotische factoren • Bodemhardheid; • Waterdoorlatendheid van de bodem; • Bodemvochtigheid; • Bodemtemperatuur; • Lichtsterkte. Biotoop

  3. Invloed van abiotische factoren Abiotische factoren zijn niet op alle plaatsen hetzelfde  variatie aan planten en dieren! Abiotische factoren Invloed van abiotische factoren • Aanpassingen in de duinen • Overzomeren als zaad; • Droogteslaap; • Verdamping beperken; • Waterreserve aanleggen. Biotische factoren Biotoop • Aanpassingen in het bos • Hoeveelheid licht verschilt  etagegroei; • Smalle kruinen; • Schaduwplanten; • Voorjaarsbloeiers. Etagegroei

  4. Wat zijn biotische factoren? Biotisch factoren: organismen (levende factoren) hebben invloed op het leven van andere organismen. Abiotische factoren Invloed van abiotische factoren • Biotische factoren in de duinen • Besdragende struiken; • Konijnen; • Fazanten; • Vos; • … Biotische factoren Biotoop Vos • Biotische factoren in het bos • Bomen; • Eekhoorns; • Boommarters; • … Boommarter • Biotische factoren in de weide • Bloemen; • Planteneters (konijn, haas); • … Weidebloemen

  5. Wat is een biotoop? Biotoop: plaats met eigen biotische en abiotische omgevingsfactoren waar een specifieke levensgemeenschap van planten en dieren voorkomt. Abiotische factoren Invloed van abiotische factoren Biotische factoren Biotoop Duinen Loofbos

  6. Bodemhardheid meten (valpen en pvc-buis) • Valpen laten vallen doorheen pvc-buis. • Hoe dieper de pen in de grond zakt, hoe lager de bodemhardheid. • Eenheid: centimeter (cm).

  7. Waterdoorlaatbaarheid meten (pvc-ring en flesje water) • Water gieten in de pvc-ring en ga na hoe lang het duurt voor het water in de grond gaat. • Hoe sneller het water in de grond gaat, hoe groter de doorlaatbaarheid. • Eenheid: seconde (s).

  8. Vochtigheidsmeter • Plaats sensor van vochtigheidsmeter in de bodem en lees na 1 minuut af. • Hoe hoger de waarde, hoe groter de bodemvochtigheid. • Eenheid: procent (%).

  9. Temperatuursensor Bodemthermometer • Plaats sensor van de bodemthermometer in de bodem en lees na 1 minuut af. • Hoe hoger de waarde, hoe groter de bodemtemperatuur. • Eenheid: graden Celsius (°C).

  10. Lichtsensor Lichtmeter (luxmeter) • Richt de lichtsensor naar de zon en lees de waarde af. • Hoe hoger de waarde, hoe groter de lichtsterkte. • Eenheid: lux.

  11. Duinen met specifieke abiotische en biotische factoren

  12. Loofbos met specifieke abiotische en biotische factoren

  13. Kandelaartje (voorjaarsbloeier) Muurpeper (vetplanten) Duindoorn met kleine blaadjes • Voorjaarsbloeiers vormen hun zaden al in de zomer  na zomer kieming. • Vetplanten slaan water op in de bladeren (dikke bladeren). • Planten met kleine blaadjes beperken de verdamping. • Sommige mossen doen een droogteslaap bij te weinig water en komen terug tot leven bij voldoende water. Duinsterretjesmos

  14. Etagegroei De hoeveelheid licht verschilt in een bos  planten die minder licht nodig hebben, bevinden zich op een lagere etage.

  15. Bomen (smalle kruinen) groeien naar het licht toe. Varens en schaduwplanten voelen zich goed thuis in het bos. Bosanemoon (voorjaarsbloeier) De hoeveelheid licht verschilt in een bos: • Bomen groeien snel naar het licht: smalle kruinen; • Schaduwplanten voelen zich thuis in de schaduw onder de bomen; • Voorjaarsbloeiers bloeien in het voorjaar als er in het bos nog veel licht invalt en zaden zijn al verspreid in de zomer.

  16. Vos (roofdier) Vrouwtjesfazant verscholen in de struiken • Vos beïnvloedt het leven van de fazanten. • Besdragende struiken zorgen voor het voedsel van de fazant, maar is ook een schuilplaats voor de fazant. Mannetjesfazant verscholen in de struiken

  17. Eekhoorn eet vruchten. • De vruchten van beuken en eiken vormen voedsel voor de eekhoorns. • Eekhoorns vormen dan weer voedsel voor de boommarters. Boommarter jaagt op eekhoorns.

  18. Boterbloem (lange stengels) Haas (bespeurt de omgeving) Paardenbloem (wortelrozet) • Boterbloem heeft lange stengel om boven het gras meer zonlicht op te vangen. • De haas voedt zich met kruiden en gras, maar graaft ook in een weide een leger, een ondiep kuiltje om uit te rusten. • Paardenbloem vormt een wortelrozet zodat grassen rondom de plant geen kans krijgen om te groeien. De plant kan meer licht opnemen.

More Related