170 likes | 444 Views
bloedgroepen. En transplantaties. transplantatie. Aangetast weefsel/orgaan wordt vervangen door ander weefsel/orgaan Van patiënt zelf afkomstig - geen afstotingsreactie (bv . Kraakbeen, botweefsel, huid) Van donor probleem = afstotingsreactie Hoe?
E N D
bloedgroepen En transplantaties
transplantatie • Aangetast weefsel/orgaan wordt vervangen door ander weefsel/orgaan • Van patiënt zelf afkomstig - geen afstotingsreactie • (bv . Kraakbeen, botweefsel, huid) • Van donor probleem = afstotingsreactie • Hoe? • Eiwitten op de celmembranen van het getransplanteerde weefsel/ orgaan • = lichaamsvreemde antigenen vor het afweersysteem van de acceptor
HLA-systeem • Antigenen van het HLA-systeem ( Human Leukocyt Antigen) • Ontdekt op witte bloedcellen of leukocyten. • Voor elk mens uniek ( behalve eeneiige tweelingen) • HLA-systeem • leukocyten onderscheiden eigen cellen van lichaamsvreemde cellen
Voor transpantatie • Onderzoek of HLA-systeem donor past bij HLA-systeem acceptor • kans klein (want uniek) • voor specifieke acceptor geschikt donormateriaal te matchen • internationaal registratiesysteem Eurotransplant Leiden • Bloedgroep • HLA-kenmerken • Medische urgentie • Donororgaan beschikbaar HLA matching Nierdonor-ontvanger
Donor • sinds 1998, van tevoren als orgaan willen afstaan • Donorverklaring • Geregistreerd in donorregister • Bij overlijden arts kan nagaan welke beslissing iemand genomen heeft • melden bij Eurotransplant • naar juiste patiënt in ± 4 uur • (kwaliteit orgaan daalt met tijd buiten lichaam)
Afstotingsreacties • HLA-systemendonor-acceptor nooit 100% = • bijna altijd lichaamsvreemde eiwitten (uitz. :eeneiige tweeling) • cellulaire afweer • CytotoxischeT-cellen van acceptor herkennen antigenen op donor-orgaan of –weefsel • donorcellen worden vernietigd • Antistoffen ( B-lymfocyten) vooral wanneer zeer snelle afstoting
bloedgroepen • Antigenen op celmembranen van rode bloedcellen • belangrijkste is ABO systeem A, B, AB en O. • Antistoffen tegen lichaamsvreemde antigenen Antistoffen tegen A en B, vanaf geboorte door bacteriën die in het darmkanaal voorkomen • A heeft antistoffen tegen B • B heeft antistoffen tegen A • AB heeft geen antistoffen …………….. (heeft zelf antigenen A en B) • O heeft antistoffen tegen A en B……... (heeft 0 antigenen)
bloedtransfusie • Rode bloedcelen klonteren samen in aanraking met antistof tegen eigen antigenen • blijven steken in haarvaten RB gaan ten gronde hemoglobine komt vrij in bloedplasma = hemolyse hersenen en nier beschadigingen zelfs dood • bloedtransfusie voorkeur: van zelfde donorgroep • Transfusie alleen als geen antistoffen acceptor tegen antigenen donor • Antistoffen donor worden verdund minder schadelijk (worden opgeruimd)
Resusfactor • 85% op celmembranen eiwit dat op celmembranen van resusaapje voorkomt = resusfactor of resusantigeen • Met resusantigeen= Rh+ • Zonder resusantigeen= RH-, kunnen antistof maken tegen resusantigeen !!!!! • Maken Antiresus als contact met Rh+ bloed (primaire reactie) • 1ste transfusie geen probleem ( antigeen word t afgebroken) • 2de contact met Rh+ snel antiresus ( secundaire reactie)
Resusfactor-zwangerschap • Rh- met antiresus probleem bij zwangerschap • Rh- vrouw zwanger van Rh+ kind • scheurtjes in placenta bloed van kind moeder ( o.a. bevalling) • moeder maakt antiresus • 1ste kind geen gevolgen maar moeder heeft antiresus • 2de kind antiresus bloed moeder baby= resuskindje ( RB klonteren en hemolyse) • vlak na bevalling wordt moeder ingespoten met antiresus • maakt zelf geen antistoffen meer ( Antiresus wordt in loop van tijd afgebroken)