170 likes | 523 Views
De Tweede Wereldoorlog. Paragraaf 1. 1918. Eerste Wereldoorlog is voorbij Duitse keizer vlucht naar Nederland Er komt een nieuwe regering. Duitsland werd nu een republiek: Republiek van Weimar Weinig mensen hadden vertrouwen in deze regering. De regering kreeg overal de schuld van:
E N D
De Tweede Wereldoorlog Paragraaf 1
1918 • Eerste Wereldoorlog is voorbij • Duitse keizer vlucht naar Nederland • Er komt een nieuwe regering. • Duitsland werd nu een republiek: • Republiek van Weimar • Weinig mensen hadden vertrouwen in deze regering. • De regering kreeg overal de schuld van: • Verliezen WO I, de economische problemen, en het vredesverdrag.
De gevolgen van WO I • Vredesverdrag: Vrede van Versailles. • Duitsland kreeg alle schuld van WO I. • Door deze vrede moesten ze: • Oorlogsschade betalen: herstelbetalingen. • Land afstaan • Kolonies afstaan • Leger mocht maar max. 100.000 soldaten zijn • Geen leger in gebied dat grensde aan Frankrijk. De Duitsers hadden geen keus. Ze moesten wel tekenen. Ze noemen het zelf een Diktat.
1919-1923 • Groepen van Communisten , Nationalisten en democraten ruzieden voor de macht. • Republiek van Weimar was een chaos. • 1923: Duitsland kon de herstelbetalingen niet meer voldoen. • Frankrijk was boos: bezette het Ruhrgebied. • Duitsland zei tegen eigen arbeiders: ga maar staken. We betalen jullie lonen wel.
Economische crisis: • Duitsland gaat geld bijdrukken. • Teveel geld bijdrukken: inflatie. • Met hetzelfde geld, kan je minder kopen.
1923: meer problemen • Hitler probeert in deze chaos een staatsgreep te plegen. • Dat mislukt, en hij gaat naar de gevangenis. • Daar schrijft hij een boek: Mein kampf.
Hulp! • Amerika komt helpen, en gaat Duitsland geld lenen om de problemen op te lossen. • Herstelbetalingen worden verlaagd. • Maar in 1929: 2e crisis: • De banken in de VS crashen: Beurskrach. • Nu is de hele wereld in crisis.
Hoe gebeurt een beurskrach? • Mensen zijn optimistisch, en lenen geld bij banken. Daarmee kopen ze aandelen ( een stukje van een bedrijf) • De waarde kan op en neer gaan. • Okt 1929: waarde gaat omlaag. Mensen schrikken, en gaan hun aandelen te koop aanbieden. • Waarde daalt nog meer. • Niemand kan zijn geleende geld nog terugbetalen aan de bank. • Banken failliet, mensen zijn spaargeld kwijt. Europa kan geen geld meer lenen. Duitsland moet geleende geld terugbetalen.
1929: • 6 miljoen werkelozen. De crisis was het ergst in Duitsland. • Mensen waren wanhopig, en gingen geloven in de ideeën van de nationaal-socialisten, met hun leider, Adolf Hitler. • Zij wilden 1 sterk volk achter 1 sterke leider. • Door propaganda (reclame) werden ze populairder. • Mensen gingen op Hitler stemmen, maar hij had nog niet alle macht
Rijksdagbrand • 27 feb 1933: de Rijksdag vliegt in brand. • Hitler zegt: de communisten gaan aanvallen. De Duitsers zijn zo bang dat ze een wet tekenen, waardoor Hitler “tijdelijk”alle macht krijgt. • = machtigingswet • Als hij alle macht heeft neemt hij 1 wet aan: alle andere politieke partijen zijn verboden, behalve de NSDAP. • Hitler is nu een dictator
In 1935 vond Hitler het tijd om het Duitse leger te versterken • Volgens het Verdrag van Versailles mocht dit niet. • Het leger kreeg tanks , vliegtuigen en schepen , gemaakt door de nieuwe fabrieken. • Het Ruhrgebied (onder bestuur van Frankrijk) werd ook weer teruggepakt.