1 / 24

Agenda do. 26/5 oef. voc. (7.2) + oef. genitief (7.3) les : voc. 1-400

Agenda do. 26/5 oef. voc. (7.2) + oef. genitief (7.3) les : voc. 1-400. 7.2 Vocabularium p. 153 Leer: St. 2A oef. a-b mondeling. 7.3 Genitief p. 154 Leer: St. 7E lees 7.17 en 7.18 oef. : zie kopie. 7.3 Genitief. a 1. ajsqenou:V, telouV, merouV, ajlhqouV 2. sofhV, loiphV, ojrghV, boulhV

herne
Download Presentation

Agenda do. 26/5 oef. voc. (7.2) + oef. genitief (7.3) les : voc. 1-400

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Agenda do. 26/5oef. voc. (7.2) + oef. genitief (7.3)les: voc. 1-400

  2. 7.2 Vocabulariump. 153Leer: St. 2Aoef. a-b mondeling

  3. 7.3 Genitiefp. 154Leer: St. 7Elees 7.17 en 7.18oef. : zie kopie

  4. 7.3 Genitief a 1. ajsqenou:V, telouV, merouV, ajlhqouV 2. sofhV, loiphV, ojrghV, boulhV 3. ejrwtoV, patridoV, fulakoV, puroV, mhnoV

  5. 1. de broer van de koning 2. de hoop van de burgers 3. hij vertrok met de anderen 4. ze zijn sterker/beter dan wij 5. Een god straft/wreekt zich op je

  6. 6. de hoop op geluk 7. ze zijn tien stadia van de stad verwijderd 8. ze zorgen voor hun kinderen 9. In het bijzijn van velen, maakt hij een prachtig beeld 10. dat werk is niets waard.

  7. 7 E 1. Gen. van bezit 2. Onderwerpsgen. 3. Voorwerpsgen. 4. Gen. van geheel 5. Gen. van scheiding 6. Tweede lid van de vgl 7. Losse gen. 8. Vaste bij adj./wwd/VZ

  8. Aanvulling : gen. van geheel bij werkwoorden eten VAN, drinken VAN, ... vb. Het varken eet van de smurrie.

  9. de muis eet (van het) brood...

  10. Leer de adj. en wwden vanbuiten die + gen. staan: ejleuvqeroV, ajvxioV, plhvrhV, aijvtioV mimnhv/skein, ejpilanqavnesqai, ajkouvein, ejpimelei:sqai, ajvrcein, aJvptesqai

  11. Verba liquida = de meeste: sigmatische aorist maar de s verdwijnt als vergoeding wordt de stamklinker verbreed: s ej a k a q a r h

  12. de s verdwijnt als vergoeding wordt de stamklinker verbreed: s ej a m e n ei

  13. als vergoeding wordt de stamklinker verbreed: a  h e ei

  14. g schriftelijk: splits, vertaal 1. hjggel-s-e hij heeft gemeld 2. ej-shman-s-a-n ze hebben een teken gegeven 3. ej-men-s-a-V je bent gebleven 4. ej-krin-s-a-te jullie hebben geoordeeld

  15. 5. ajpo-e-krin-s-a-to hij heeft geantwoord 6. ej-kaqar-s-a ik heb gezuiverd 7. ajpo-e-kten-s-a-n ze hebben gedood 8. para-e-men-s-a-men wij zijn (er) bij gebleven

  16. 9. dia-e-fqer-s-a ik heb verwoest 10. ejn-e-tel-s-a-to hij heeft opgedragen/bevolen 11. ajpo-e-krin-s-a-so jij hebt geantwoord 12. hjggel-s-a-n ze hebben gemeld

  17. d schriftelijk: wijs+tijd, vertaal 1. ind. aor. hij is gebleven 2. ind. imperf. + aor. hij oordeelde/heeft geoordeeld 3. ind. imperf. + aor. hij verwoestte / heeft verwoest 4. ind. aor. hij heeft geworpen/getroffen

  18. 5. ind. imperf. ik bleef/ze bleven erbij 6. ind. imperf. hij meldde 7. ind. imperf. hij toonde 8. ind. aor. hij heeft teken gegeven

  19. 9. ind. imperf. ik schaamde me 10. ind. imperf. hij antwoordde 11. ind. imperf.+aor. hij doodde / heeft gedood 12. ind. imperf. hij was boos enk. = aor.

  20. Verba liquida: als verb.stam= pres.stam: A. ind. imperf. 3 enk. = aor.

  21. e • pres. – aor. • terwijl ze oordelen - nadat ze geoordeeld hadden • 2. imperf. – aor. • hij antwoordde – hij heeft geantwoord • 3. pres. – imperf./aor. • hij verwoest – hij verwoestte/heeft verw.

  22. 4. conj. – opt. als hij meldt – ze zouden melden 5. opt. pres. – opt. aor. opdat hij een teken zou geven – “ “ 6. ind. (augment !) – part. aor. je hebt gemeld – nadat hij/… gemeld had 7. aor. – pres. nadat ze getoond hadden – terwijl ze toonden

  23. 8. imperf. favnai - aor. faivnein hij zei – hij heeft getoond 9. part. aor. – ind. aor. nadat hij geoordeeld heeft/had – je hebt geoordeeld 10. imperf. – aor. hij bleef er bij – hij is erbij gebleven

  24. reserve-oef.: p. 153 z en h thuis: lezen St. 7E, lees 7.17, 7.18 agenda: "oef. verba liquida"

More Related