1 / 51

Zondag 28 april 2013

Zondag 28 april 2013. Psalm 72 : 1, 5, 6 Psalm 72 : 7 Psalm 101 : 1, 2, 3 Gezang 148 : 1, 2 Gezang 476 : 1, 2 Gezang 444 Psalm 145 : 1 Psalm 145 : 2 Jesaja 6 : 1 – 7 : 14  (NBV). Spreuk van de week. “Kommer maakt een mens neerslachtig, een hartelijk woord beurt hem op.”

Download Presentation

Zondag 28 april 2013

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Zondag 28 april 2013 Psalm 72 : 1, 5, 6 Psalm 72 : 7 Psalm 101 : 1, 2, 3 Gezang 148 : 1, 2 Gezang 476 : 1, 2 Gezang 444 Psalm 145 : 1 Psalm 145 : 2 Jesaja 6 : 1 – 7 : 14 (NBV)

  2. Spreuk van de week “Kommer maakt een mens neerslachtig, een hartelijk woord beurt hem op.” Spreuken 12 : 25

  3. Collecten • Vandaag zijn de collecten voor: • Stichting “De Hoop” (Avondmaalscollecte) • Emeritikas

  4. Lintje • Zr Gerrie Brusse-Schoemaker heeft afgelopen vrijdag een koninklijke onderscheiding gekregen en is nu Lid in de Orde van Oranje Nassau.

  5. Welkom in deze morgendienst • Voorganger: Ds. H. de Bruijne

  6. Welkom en mededelingen

  7. Psalm 72 : 1, 5, 6 • Geef, Heer, de koning uwe rechten • en uw gerechtigheid • aan 's konings zoon, om uwe knechten • te richten met beleid. • Dan ruist op alle bergen vrede, • heil op der heuvlen top. • Hij zal geweldenaars vertreden, • maar armen richt Hij op.

  8. Psalm 72 : 1, 5, 6 • Leve de koning in ons midden, • geef hem Arabisch goud. • Laten wij daaglijks voor hem bidden, • nu hij de scepter houdt. • Het veld zal blinken van het koren. • Men zal het als een woud • zelfs op de bergen ruisen horen, • het ganse land is goud.

  9. Psalm 72 : 1, 5, 6 • Bloeie zijn naam in alle streken, • zolang de zon verrijst. • Zijn koningschap zij ons een teken • dat naar Gods toekomst wijst. • Dat opgetogen allerwegen • de volken komen saam, • elkander groetend met de zegen • van zijn doorluchte naam.

  10. Stil gebed, votum, groet

  11. Psalm 72 : 7 • Laat ons de grote naam bezingen • van Hem die Isrel leidt, • want Hij alleen doet grote dingen, • zijn roem vervull' de tijd. • Looft God de HEER, Hij openbaarde • zijn wonderen, zijn eer. • Zijn heerlijkheid vervult de aarde. • Ja, amen, looft de HEER.

  12. 10 geboden

  13. Psalm 101 : 1, 2, 3 • Ik wil, HEER, in mijn lied de zegeningen • van goedheid en gerechtigheid bezingen. • Aan U, HEER, wijd ik nu en levenslang • mijn psalmgezang.

  14. Psalm 101 : 1, 2, 3 • Ik let op reine harten, rechte daden, • HEER, wanneer komt Gij tot mij in genade? • Dan leef ik met de mijnen voor altijd • in zuiverheid.

  15. Psalm 101 : 1, 2, 3 • Onrecht en schande, afval van den HERE, • ik haat het, ja ik zal het van mij weren. • Ik wil niet kennen wie zijn boze hart • in 't kwaad verwart.

  16. Gebed

  17. We lezen uit de Nieuwe Bijbelvertaling Jesaja 6 : 1 – 7 : 14

  18. Jesaja 6 : 1 – 7 : 14 • 1 In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoogverheven troon. De zoom van zijn mantel vulde de hele tempel. 2 Boven hem stonden serafs. Elk van hen had zes vleugels, twee om het gezicht en twee om het onderlichaam te bedekken, en twee om mee te vliegen. 3 Zij riepen elkaar toe: ‘Heilig, heilig, heilig is de HEER van de hemelse machten. Heel de aarde is vervuld van zijn majesteit.’

  19. 4 Door het luide roepen schudden de deurpinnen in de dorpels, en de tempel vulde zich met rook. 5 Ik schreeuwde het uit: ‘Wee mij! Ik moet zwijgen, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de koning, de HEER van de hemelse machten, gezien.’

  20. 6 Toen nam een van de serafs met een tang een gloeiende kool van het altaar en vloog daarmee op mij af. 7 Hij raakte mijn mond ermee aan en zei: ‘Nu zijn je lippen gereinigd. Je schuld is geweken, je zonden zijn tenietgedaan.’ 8 Daarop hoorde ik de stem van de Heer zeggen: ‘Wie zal ik sturen? Wie kan namens ons gaan?’ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, stuur mij.’

  21. 9 Toen zei hij: ‘Ga en profeteer het volgende tegen dit volk: “Luister goed, maar begrijpen zul je het niet; kijk goed, maar inzien zul je het niet.” 10 Maak het hart van het volk ongevoelig, stop hun oren toe, smeer hun ogen dicht. Dan kunnen ze met hun ogen niet zien, met hun oren niet luisteren, en tot hun hart zal het niet doordringen. Ze zullen niet naar mij terugkeren en geen herstel vinden.’

  22. 11 Ik vroeg: ‘Hoe lang, Heer?’ Hij antwoordde: ‘Totdat de steden en huizen geheel verlaten zijn en er geen mens meer woont, tot heel het land verwoest is, één grote woestenij. 12 Totdat de HEER de mensen heeft weggevoerd en er totale verlatenheid heerst in het land.

  23. 13 En als er nog een tiende deel achterblijft, dan gaat ook dat in vlammen op, zoals een eik of een terebint wordt geveld voor een vuur. Er blijft slechts een stronk over, en het zaad in die stronk is heilig.’

  24. 1 In de tijd dat Achaz, de zoon van Jotam, de zoon van Uzzia, regeerde over Juda, trok koning Resin van Aram samen met koning Pekach van Israël, de zoon van Remaljahu, op naar Jeruzalem. Hij belegerde de stad, maar slaagde er niet in haar in te nemen.

  25. 2 Toen het koningshuis van David het bericht kreeg dat Aram en Efraïm de krachten gebundeld hadden, sloeg de koning en zijn volk de schrik om het hart, en zij beefden als bomen in de storm. 3 Toen zei de HEER tegen Jesaja: ‘Ga samen met je zoon Sear-Jasub op weg om Achaz te ontmoeten, op de straat van het bleekveld, waar de watertoevoer in het bovenste waterbekken uitkomt.

  26. 4 Zeg tegen hem: “Houd het hoofd koel, laat u geen schrik aanjagen door die twee smeulende stukken hout, Resin van Aram en de zoon van Remaljahu, hoe hoog hun woede ook oplaait. 5 Aram mag dan kwaad tegen u in de zin hebben, net als Efraïm met die zoon van Remaljahu, en zeggen:

  27. 6 ‘Laten we tegen Juda ten strijde trekken, het verscheuren en overmeesteren, en dan stellen we de zoon van Tabeal aan als koning’ – 7 maar dit zegt God, de HEER: Het zal niet gebeuren, het zal niet zo gaan. 8 Immers, het hoofd van Aram is Damascus, en het hoofd van Damascus is die Resin. – Nog vijfenzestig jaar en het volk van Efraïm bestaat niet meer. –

  28. 9 Het hoofd van Efraïm is Samaria, en het hoofd van Samaria is die zoon van Remaljahu. Alleen als jullie vertrouwen hebben, houden jullie stand.”’ • 10 De HEER liet verder tegen Achaz zeggen: 11 ‘Vraag om een teken van de HEER, uw God, hetzij uit de diepte van het dodenrijk hetzij uit de hoge hemel.’

  29. 12 Maar Achaz antwoordde: ‘Nee, ik zal geen teken vragen, ik zal de HEER niet op de proef stellen.’ 13 Toen antwoordde Jesaja: ‘Luister, huis van David. Is het niet genoeg de mensen te tergen? Moet u nu ook mijn God tergen? 14 Daarom zal de Heer zelf u een teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Immanuel noemen.

  30. Gezang 148 : 1, 2 • Wees wellekom, Immanuël, • in vlees en bloed ons metgezel, • ons Heiland en behoeder! • Wees wellekom, o Godes Zoon, • die komt van uit uws Vaders troon, • ons aller Heer en broeder! • …

  31. Gezang 148 : 1, 2 • … • Welkom, • welkom, • die ons harten, • onze smarten • komt genezen, • welkom moet ons Jezus wezen!

  32. Gezang 148 : 1, 2 • Uw heerlijkheid en godlijk licht • wordt nu vertoond voor ons gezicht • met al zijn gulden klaarheid; • de vaadren zagen dit van ver • als in de nacht de morgenster, • nu schijnt de zon in waarheid. • …

  33. Gezang 148 : 1, 2 • … • Welkom, • welkom, • die ons harten, • onze smarten • komt genezen, • welkom moet ons Jezus wezen!

  34. De kinderen van 4-12 jaar kunnen nu naar • de bijbelklas.

  35. Verkondiging

  36. Gezang 476 : 1, 2 • Eeuwig Woord, U willen wij bezingen, • God uit God en Licht uit Licht; • Wijsheid, vóór de aanvang aller dingen • spelend voor Gods aangezicht; • engel Gods uit Isrels oude dagen, • Zoon van 's Vaders eeuwig welbehagen, • dienaar van Gods hoog bevel, • kind der maagd, Immanuël!

  37. Gezang 476 : 1, 2 • Lam van God, in eeuwigheid te prijzen, • die voor 's werelds zonden boet, • uw gekruisigd vlees is waarlijk spijze, • waarlijk drank uw heilig bloed. • Uit een duister, vreeslijk boven mate • riept Gij tot Hem die U had verlaten, • maar uw stem breekt door de nacht: • Vader, wereld, 't is volbracht.

  38. Gebeden

  39. Viering Heilig Avondmaal

  40. Gezang 444 : 1, 2, 3 • Grote God, wij loven U, • Heer, o sterkste aller sterken! • Heel de wereld buigt voor U • en bewondert Uwe werken. • Die Gij waart te allen tijd, • blijft Gij ook in eeuwigheid.

  41. Gezang 444 : 1, 2, 3 • Alles wat U prijzen kan, • U, de Eeuwge, Ongeziene, • looft uw liefd' en zingt ervan. • Alle englen, die U dienen, • roepen U nooit lovensmoe: • ‘Heilig, heilig, heilig’ toe!

  42. Gezang 444 : 1, 2, 3 • Heer, ontferm U over ons, • open uwe Vaderarmen, • stort uw zegen over ons, • neem ons op in uw erbarmen. • Eeuwig blijft uw trouw bestaan • laat ons niet verloren gaan.

  43. Viering Heilig Avondmaal

  44. Psalm 145 : 1 • O Heer, mijn God, Gij koning van 't heelal, • ik wil uw naam verheffen boven al. • Van dag tot dag roem ik uw majesteit, • ik zegen U voor eeuwig en altijd. • Groot is de HEER, zijn grootheid zij geprezen, • groot is zijn naam, zijn ondoorgrondlijk wezen. • Van mond tot mond gaan uw geduchte daden, • van eeuw tot eeuw slaat men uw werken gade.

  45. Collecten • De kinderen komen terug van de bijbelklas. • Vandaag is de collecte voor: • Emeritikas

  46. Psalm 145 : 2, 6 • Ik zal getuigen van uw heerlijk licht, • van al de wondren die Gij hebt verricht, • opdat men alom spreke van uw kracht, • en roeme in uw overwinningsmacht. • Uw grootheid, HEER, gaat boven mijn begrippen, • uw goedheid, HEER, is altijd op mijn lippen • en juichend zal men overal bezingen • uw recht, o HEER, uw trouw aan stervelingen.

  47. Psalm 145 : 2, 6 • Al wie God vreest, verhoort en zegent Hij, • zijn redding is elk die Hem roept nabij. • Wie Hem bemint, is bij Hem welbehoed, • maar wie Hem haat, betaalt het met zijn bloed. • Ik zal vol vreugde zingen Hem ter ere, • mijn mond zal vol zijn van de lof des HEREN. • Laat al wat leeft Gods heilge naam belijden, • Hem zegenen tot aan het eind der tijden.

  48. Zegen • Te beantwoorden met:

  49. Gezang 411 : 1, 6 • Wilhelmus van Nassouwe • ben ik van duitsen bloed, • den vaderland getrouwe • blijf ik tot in den dood. • Een prinse van Oranje • ben ik vrij onverveerd, • den koning van Hispanje • heb ik altijd geëerd.

  50. Gezang 411 : 1, 6 • Mijn schild ende betrouwen • zijt Gij, o God, mijn Heer! • Op U zo wil ik bouwen, • verlaat mij nimmermeer! • Dat ik toch vroom mag blijven, • uw dienaar te aller stond, • de tirannie verdrijven • die mij mijn hart doorwondt.

More Related