650 likes | 879 Views
Hfdst 7: Kiessystemen. - Verkiezingen zijn een essentieel onderdeel van een representatieve democratie (zie hfdst pol. part. en boek p 141-143)
E N D
Hfdst 7: Kiessystemen - Verkiezingen zijn een essentieel onderdeel van een representatieve democratie (zie hfdst pol. part. en boek p 141-143) • Kiessystemen bepalen hoe de vertegenwoordigende vergadering (parlement, gemeenteraad) wordt samengesteld op basis van de stemmen van de kiezers; of hoe een president wordt aangeduid op basis van de stemmen van de kiezer (o.a.: hoe wordt er gestemd? ; wie wordt er gekozen? En, hoe worden de zetels verdeeld?) • Kiessystemen bepalen mede hoe het politieke debat wordt gevoerd, hoe campagne wordt gevoerd en hoe er bestuurd kan worden (= kiessysteem als onafhankelijke variabele = explanans)
Selectie van de kandidaten • ‘primaries’ versus selectie door partij (hiërachie versus militanten, tussenvorm: partij beslist na raadpleging militanten) • Selectie kandidaten is personeelsbeleid partijen • Selectieproces is conservatief: eerder verkozenen maken meer kans (quota-wetten)
Verschillende kiessystemen • Meerderheidssystemen • Proportionele (of evenredige) systemen • Gemengde systemen
Meerderheidssystemen - Oudste kiessysteem, en dat met relatieve meerderheid, het éénvoudigste - Doel om tot een duidelijke meerderheid te komen om te regeren Onderscheid tussen Uninominaal systeem 1 ronde – Uninominaal 2 ronden Plurinominaal systeem 1 ronde – Plurinominaal 2 ronden (1 ronde: relatieve meerderheid volstaat: 2 ronden: absolute meerderheid is vereist)
Uninominaal meerderheidssysteem met één kiesronde Andere benaming: uninominaal meerderheidssysteem met relatieve meerderheid (first past the post) Meest éénvoudige kiessysteem, niet in véél landen toegepast maar wel in enkele grote: GB, USA (voor kamer en senaat), Canada, India, … Uninominaal systeem: elke zetel wordt afzonderlijk toegewezen : één verkozene per kiesdistrict Een kiesronde: De kiezer stemt maar één maal Belangrijkse logica: eerste zijn, niet hoeveel stemmen je haalt is belangrijk, maar winnen
Belangrijk gevolg: disproportionaliteit • Disproportionaliteit tussen het % van de stemmen en het % van de zetels (oververtegenwoordiging van zetels tov het aantal stemmen voor de eerste partij) • Onder-vertegenwoordiging in zetels t.o.v. het aantal stemmen van de tweede partij en de volgende partijen
Het belang van de geografische concentratie • Voor de twee eerste partijen is een homogene verdeling van hun resultaten belangrijker dan op bepaalde plaatsen héél sterk te zijn en op andere zwak • Als er sterke geografische verschillen zijn in de verkiezingsuitslagen, kan het voorkomen dat een partij een meerderheid van stemmen haalt en géén meerderheid in zetels • Voor derde partijen is het beter om in enkele kieskringen héél sterk te staan en zo daar een zetel te behalen • Dit kiessysteem leidt tot een twee-partijen systeem (neiging tot nuttige stem) • Wordt gebruikt voor verkiezing van parlementen; ook rechters en sheriffs in VSA; soms ook presidentsverkiezingen (1 kieskring): Ierland
Plurinominaal meerderheidssysteem met één kiesronde: winner takes it all Andere benaming: plurinominaal meerderheidssysteem met relatieve meerderheid • Meerdere zetels te verdelen per kieskring, diegene die een relatieve meerderheid heeft haalt alle zetels • De kiezer stemt maar één maal • In dit kiessysteem is de disproportionaliteit tussen het percentage stemmen en het percentage zetels van de winnaar nog groter • Het vb bij uitstek: de presidentsverkiezingen in de VSA (indirecte stemming: kiezers kiezen president niet rechtsreeks, maar electoral college of grand electors) • -elke staat beschikt over een bepaald aantal ‘grand electors’ die een presidentskandidaat ondersteunen, varieert i.f.v. demografische sterkte •
- De logica: winnen in elke staat om de grote kiezers te verdienen, relatieve meerderheid volstaat • - Belang van geografische verdeling van de stemmen : zoveel mogelijk grote staten winnen
Gevolg: disproportionaliteit tussen aantal stemmen en aantal zetels voor winnaar • Clinton-Dole 1996 • Bill Clinton behaalde 70, 48% van de kiesmannen met 49,2 % van de stemmen • Bob Dole behaalde 26, 5 % van de kiesmannen met 40 % van de stemmen • Ross Perot (onafhankelijke) 0 % van kiesmannen met 8, 8% van de stemmen • Reagan-Mondale 1984 • Ronald Reagan behaalde 97,5% van de kiesmannen met 58,8 % van de stemmen • Walter Mondale behaalde 2,5 % van de kiesmannen met 40 % van de stemmen • Verschil in stemmen was 18 %, verschil in kiesmannen 95%
-hoe meer afstand tussen de kandidaten, hoe groter de disproportionaliteit tussen % stemmen en % kiesmannen voor de winnaar -ook hier is diegene die het meest aantal stemmen haalt (popular vote) niet noodzakelijk deze die het meest aantal kiesmannen behaalt (electoral vote) en dus de verkiezingen wint; vb bij uitstek: presidentsverkiezingen 2000 Bush-Gore -
Swing states: twijfelachtige staten die zowel door de democratische kandidaat als door de republikeinse kandidaat kunnen gewonnen worden (versus safe states) • Derde kandidaat kan zo goed als niet verkozen worden : vb: Ross Perot , 1992 (Bush senior versus Clinton) : 19 % van stemmen maar geen enkele staat; maar kan wel verkiezingsuitslag beïnvloeden (2000: Ralph Nader, groene kandidaat haalde 2,7 % van de stemmen, heel nipt verschil tussen Bush en Gore, wat als hij er niet was geweest, zou Gore het gehaald hebben?)
Resultaten van de presidentsverkiezingen in de VSA van 4 november 2008
Uninominaal meerderheidssysteem met twee kiesronden • Andere benaming: uninominaal meerderheidssysteem met absolute meerderheid • Eén verkozene per kiesdistrict, absolute meerderheid is nodig in eerste ronde, als niet behaald (ballotage), 2e ronde, géén absolute meerderheid meer vereist • Vb bij uitstek: Franse parlementsverkiezingen/presidentsverkiezingen • Logica : eerste zijn in de tweede ronde : hier is het percentage relatief
Wie mag deelnemen aan de tweede ronde: regels verschillen per land: in Frankrijk , zij die min. 12,5 van de stemmen van de ingeschreven kiezers haalt • Belang van afspraken in de 2e ronde • Dit systeem wordt ook gebruikt voor de Franse (en andere) presidentsverkiezingen
Dynamiek van het meerderheidssysteem met 2 kiesronden • Disproportionaliteit tussen het aantal zetels en het aantal stemmen (sterke vermenigvuldiging voor eerste kandidaat) • Belang van akkoorden: moeilijkheden voor partijen die niet in staat zijn of niet wensen allianties aan te gaan • Neiging tot bi-polarisatie: onstaan van 2 grote blokken
Gevolgen van het meerderheidssysteem • Amplificatie van de zetels tov het aantal stemmen voor de eerste partij (kandidaat) • Vaak onder-vertegenwoordiging in zetels voor de tweede partij • Zeer slechte vertegenwoordiging van derde partijen (behalve partijen die lokaal sterk zijn sterk) • Belang van de geografische spreiding van de resultaten • 2-partijen of 2-blokken dynamiek • Belang van allianties in meerderheidssysteem met 2 kiesronden
Toegekende voordelen • Duidelijke meerderheid om te regeren • Men stemt voor zijn vertegenwoordiger en regering • Verkozenen hebben nauwe band met (kleine) kiesomschrijving
Toegekende nadelen • « Onrechtvaardig » wat betreft vertegenwoordiging • Rem op nieuwe ideeën en nieuwe partijen • Door hun nauw contact met de kiezers verliezen verkozenen vaak hun algemene rol (eerder verdediger van belangen van de regio) • De regering beschikt vaak maar over een minderheid van de stemmen (niet van de zetels) • Rem op de vertegenwoording van minderheden
Proportionele of evenredigekiessystemen - Proportionaliteit tussen % stemmen voor een partij en % zetels (partij-proportionaliteit) • Het is niet de bedoeling een duidelijke winnaar aan te duiden (zoals bij het meerderheidssysteem) maar om de zetels op evenredige wijze te verdelen naar rato van het aantal stemmen • Bedoeling is dat het parlement een ‘foto’ is van de van de opinie(s) van de bevolking • Om zetels te verdelen over deelnemende partijen: 2 groepen rekenmethoden: quota en delerreeksen • Vb: België sinds 1899, daarna in vele andere Europese landen
Resultaat van de Belgische federale verkiezingen van 10 juni 2007
Een lijsstem • Zo goed als elke lijst krijgt een deel van de zetels, belang van de grootte, ook al ben je niet eerst. • Stem die je uitbrengt is een lijststem, je stemt niet voor één kandidaat die je partij vertegenwoordigt maar voor een lijst van kandidaten
Zetelverdeling • Verschillende rekenmethoden 2 types: -QUOTA -DELERREEKSEN
QUOTA methode • Een quotum is een aantal stemmen dat een partij moet halen om een zetel te halen • Hare quotum (simple quotum): Q: S /Z (S= aantal geldige stemmen; Z= totaal aantal zetels) - eens quotum berekend: aantal stemmen per lijst/quotum = zetels per lijst • Hagenbach-Bischoff quotum : Q = S/Z + 1 • Imperiali quotum : Q = S/Z + 2 • Droop quotum: Q = (S/(Z + 1)) + 1
De tweede devolutie • Hoe verdelen we de overschot (som van alle cijfers na het decimaalteken eens de quota berekend zijn): 2 methoden: • Partij met de grootste rest (bevoordeelt de kleine partijen) • Partij met het grootste gemiddelde (bevoordeelt de grote partijen)
Vb: Hare quotum en partij met de grootste rest • 4 partijen et 10 zetels Partij A heeft 91 000 stemmen behaald Partij B heeft 54 000 stemmen behaald Partij C heeft 32 000 stemmen behaald Partij D heeft 25 000 stemmen behaald Q = 202 000/10 namelijk 20 200
Zetelverdeling A = 91 000/20 200 = 4,5 (4 = 80 800 stemmen). Rest : 91 000 – 80 800 = 10 200 stemmen. B = 54 000/20 200 = 2,6 (2 = 40 400 stemmen). Rest: 54 000 – 40 400 = 13 600 stemmen. C = 32 000/20 200 = 1,5 (1 = 20 200 stemmen). Rest: 32 000 – 20 200 = 11 800 stemmen. D = 25 000/20 200 = 1,2 (1 = 20 200 stemmen). Rest: 25 000 – 20 200 = 4 800 stemmen.
A : (4) 10 200 stemmen. => 4 (40%) • B : (2) 13 600 stemmen (1e). => 3 (30%) • C : (1) 11 800 stemmen (2e). => 2 (20%) • D : (1) 4 800 stemmen. => 1 (10%)
Hare quotum en grootste gemidelde • Berekening quotient: 220.000/10= 20200 • Partij A: 91.000/20.200= 4,5= 4 zetels • Partij B: 54.000/20.200= 2,6= 2 zetels • Partij C: 32.000/20.200= 1,5= 1 zetel • Partij D: 25.000/20.200= 1,2= 1 zetel • = 8 zetels verdeeld, nog 2 te verdelen
Verdeling restzetels volgens grootste gemiddelde Eén voor één worden de restzetels toegevoegd aan elke lijst, bovenop de al toegekende zetel Toekenning van de 9e zetel: S/Z+1 • Lijst A = 91 000/4+1 = 18 200 • Lijst B = 54 000/2+1 = 18 000 • Lijst C = 32 000/1+1 = 16 000 • Lijst D = 25 000/1+1 = 12 500
Toewijzing van de 10 de zetel S/Z+1 • Lijst A = 91 000/5+1 = 15 166 • Lijst B = 54 000/2+1 = 18 000 • Lijst C = 32 000/1+1 = 16 000 • Lijst D = 25 000/1+1 = 12 500
Uiteindelijke zetelverdeling volgens Hare quotum en grootste gemiddelde • : • Lijst A : 5 zetels 50% v.d. zetels • Lijst B : 3 zetels 30% v.d. zetels • Lijst C : 1 zetel 10% v.d. zetels • Lijst D : 1 zetel 10% v.d. zetels • Grootste gemiddelde regel: voordeliger voor grote partijen • Hoe kleiner de kieskringen, hoe voordeliger voor grote partijen
De delerreeks methode (méthode par diviseur) • Behaalde stemmen verdelen door …. • D'Hondt : 1, 2, 3, n • Sainte-Lägue : 1, 3, 5, 7, n • Imperiali : 2, 3, 4, 5, 6, n