No. 457

1. No. 457

2. Tussen de grootgrondbezitters wonen ook nog “vrije’ boeren.

3. Als de Noormannen naderen, zoeken de boeren bescherming.

4. De boeren vinden bijna niets terug als geblakerde resten.

5. Veel boeren vragen om hofhorige te mogen worden.

6. Hofhorige hoeven niet deel te nemen aan krijgstochten.

7. Wel moeten hofhorigen herendiensten verrichten.

8. Meer en meer komt het drieslagstel in gebruik.

9. De heer eist zijn deel van de opbrengst der landerijen.

10. Wie het eerst komt, het eerst maalt.

11. Mensen en vee verblijven vredig in dezelfde ruimte.

12. De kloosters worden steeds mooier en groter.

13. Tijdens de maaltijd leest een monnik voor uit de Bijbel.

14. Boeken overschrijven is het werk van sommige monniken.

15. Hulpbehoevenden kloppen nooit vergeefs aan de kloosterpoort.

16. Zieken vinden onderdak en verzorging in het gasthuis.

17. Er moet altijd strijd gevoerd worden tegen het water.

18. De monniken leren de boeren stevige dijken te bouwen.

19. In deze tijd komt de baksteen meer en meer in gebruik.

20. Het bezoek van de abt is een feestmaal waard.