1 / 65

DEEL 1 De cel: basiseenheid van leven

Thema 2. CHEMISCHE STOFFEN IN ORGANISMEN. DEEL 1 De cel: basiseenheid van leven. Chemische samenstelling van organismen. 1. Organismen bestaan uit anorganische en organische stoffen. Vergelijking mens en plant.

lars-sutton
Download Presentation

DEEL 1 De cel: basiseenheid van leven

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Thema 2 CHEMISCHE STOFFEN IN ORGANISMEN DEEL1 De cel: basiseenheid van leven

  2. Chemische samenstelling van organismen 1 • Organismen bestaan uit anorganische en organische stoffen

  3. Vergelijking mens en plant • Planten bevatten meer sachariden (reservestof) dan dieren. • Dieren bevatten meer proteïnen (o.a. spierweefsel) dan planten.

  4. 96% van de massa is O, C, H en N. • Water (H2O), lipiden (C, H, O) • en eiwitten (C, H, O en N) • De andere elementen komen voornamelijk voor in minerale verbindingen of als ionen (Ca, P, K, S, Na, Cl, Mg, I en Fe) • Er komen ook sporenelementen voor (bv. koper, zink)

  5. Anorganische verbindingen in organismen 2 2.1 Water in organismen 2.2 Minerale verbindingen in organismen 2.3 Gassen in organismen

  6. 2.1 Water in organismen • 2.1.1 Watergehalte van organismen • Watergehalte bepalen • massaverschil tussen • verse massa en droge massa • (hoogoven 105 °C) • Intracellulair water • Intercellulair water

  7. 2.1.2 Functies van water in organismen • Water is een belangrijk oplosmiddel. • polair oplosmiddel • waarin polaire moleculen • goed oplossen • zuren lossen op en • vormenH+-ionen • zuurtegraad (pH)

  8. Water komt tussen in chemische reacties. • hydrolyse • C12H22O11 + H2O C6H12O6 + C6H12O6 • maltose water glucose glucose • condensatiereactie • C6H12O6 + C6H12O6 C12H22O11 + H2O • glucose glucose maltose water • Water is een belangrijk transportmiddel.

  9. Dwarsdoorsnede vaatbundel met hout- en zeefvaten

  10. Water heeft een warmteregelende functie. • hoge specifieke warmte capaciteit • (4184 J/kg K) • koelt traag af en warmt traag op • hoge latente warmte • (2340 kJ/kg) • heeft veel warmte nodig om • te verdampen Zweetproductie heeft een warmteregelende functie

  11. Water heeft een functie als smeer- of glijmiddel. Gewrichtssmeer in een gewricht

  12. Organismen maken gebruik van de hoge • oppervlaktespanning van water. Schaatsenrijder lopend op wateroppervlak Sequoia sempervirens

  13. 2.2 Minerale verbindingen in organismen

  14. Macroscopische structuur beenweefsel

  15. 2.3 Gassen in organismen • 2.3.1 Zuurstofgas (O2) • Geproduceerd tijdens fotosyntheseproces: • 6 CO2 + 6 H2O C6H12O6 + 6 O2 • Zuurstofgasmoleculen zijn apolair. • slecht oplosbaar in water • kunnen doorheen membranen

  16. Transport van zuurstof in het bloed: • 2%opgelost in het bloedplasma • 98% wordt gebonden aan hemoglobulinein rode bloedcellen (oxigenatie) • oxigenatie • in de longcapillairen • Hb + 4 O2 Hb(O2)4 • deoxigenatie • in alle weefselcapillairen • Hb(O2 )4 Hb + 4 O2 • Myoglobinein spiercellen neemt zuurstof over van hemoglobine.

  17. Overzicht O2-transport in het bloed

  18. 2.3.2 Koolstofdioxide (CO2) • Geproduceerd tijdens celademhaling: • C6H12O6 + 6 O2 6 CO2 + 6 H2O • CO2 verlaat de cel • 7% lost op in bloedplasma • 70% reageert met water • CO2 + H2O H2CO3 H+ + HCO3- • 23% getransporteerd met hemoglobine • Hb + CO2HbCO2 • carbaminohemoglodine

  19. Planten gebruiken opnieuw CO2 bij de fotosynthese: • 6 CO2 + 6 H2O C6H12O6 + 6 O2 • Koolstofmonoxide (CO) • CO wordt gevormd bij: • vulkaanuitbarstingen, bosbranden • verbranding fossiele brandstoffen: industriële activiteiten, autoverkeer, … • binnenhuis: tabaksrook en slecht afgestelde verwarmingstoestellen • CO bindt onomkeerbaar met hemoglobine, zodat hemoglobine geen • zuurstof meer kan transporteren: stikkingsgevaar

  20. Koolstofverbindingen in organismen 3 3.1 De droge massa van een organisme analyseren 3.2 De belangrijkste groepen van C-verbindingen

  21. 3.1 De droge massa van een organisme analyseren • koolstofverbindingen bepalen • massaverschil tussen • droge massa en as • (moffeloven 450 °C) • As bevat anorganische stoffen • zoals Ca2+ -ionen moffeloven

  22. 3.2 De belangrijkste groepen van C-verbindingen

  23. 3.2.1 Sachariden (koolhydraten, suikers)

  24. sacharose

  25. lactose

  26. maltose

  27. amylose amylopectine zetmeelkorrels

  28. glycogeenkorrels in levercel

  29. glycogeen Cellulose

  30. Exoskeletbevat chitine Celwand paddenstoel bevat chitine

  31. 3.2.2 Lipiden

  32. rachitis osteomalacie

  33. Waterafstotende veren Onderhuids vet

  34. 3.2.3 Proteïnen (eiwitten) • Proteïnen zijn macromoleculen ontstaan door de aaneenschakeling van aminozuren

  35. 20 verschillende aminozuren

  36. 20 verschillende aminozuren

  37. condensatiereactie

  38. Secundaire structuur: α-helix Secundaire structuur: β-plaat

More Related